ECLI:NL:RBROT:2022:4294

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
10-022880-22 / TUL VV: 10-139940-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak betreffende meerdere inbraken met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over een verdachte die betrokken was bij meerdere inbraken in een kort tijdsbestek. De verdachte, die op het moment van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Jansen. De officier van justitie, mr. W.B.J. ten Have, had gevorderd tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waarbij hij zich toegang tot de plaatsen van misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten zonder nadere motivering gedaan, aangezien de verdachte de feiten heeft bekend en geen verweer heeft gevoerd dat tot vrijspraak zou kunnen leiden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn uitgebreide strafblad en problematisch drugsgebruik. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-022880-22
Parketnummer vordering TUL VV: 10-139940-21
Datum uitspraak: 24 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. M. Jansen, advocaat te Spijkenisse.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. W.B.J. ten Have, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-139940-21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend en door zijn raadsman is geen vrijspraak bepleit. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Auto-inbraak feit 2
De verdediging heeft vrijspraak van feit 2 bepleit. Daartoe is aangevoerd dat voor het herkennen van verdachten expertise is vereist waar de verbalisanten niet over beschikten en dat daarom de processen-verbaal van de verbalisanten niet tot het bewijs kunnen meewerken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Daarbij stelt zij voorop dat de herkenning van een persoon – anders dan identificatie aan de hand van biometrische kenmerken – geen bijzondere expertise vergt. Wel moet bij het gebruik van zodanige herkenningen voorzichtigheid worden betracht, naar gelang de kwaliteit van het beeldmateriaal en de wijze waarop de verbalisant tot zijn herkenning gekomen is. Maar dat betekent niet dat zo’n herkenning slechts tot bewijs gebruikt kan worden in het geval de verbalisant min of meer unieke kenmerken relateert. Immers, aangezien gezichten als geheel – dus niet als verzameling kenmerken – herinnerd worden, is de herkenning van een persoon een holistisch proces.
Drie verbalisanten hebben de camerabeelden van de auto-inbraak bekeken. Eén van hen heeft meermaals met de verdachte gesproken. De andere twee hebben een politiefoto van de verdachte bekeken. Alle drie herkennen zij de verdachte op die camerabeelden.
De rechtbank heeft ter terechtzitting de stills van de camerabeelden bekeken. De rechtbank constateert dat de stills voldoende duidelijk en helder zijn om een herkenning op te kunnen baseren en neemt daarbij in aanmerking dat de verbalisanten niet alleen de stills, maar ook de bewegende camerabeelden hebben gezien.
Hoewel er geen sprake is van herkenning van specifieke kenmerken van de verdachte, acht de rechtbank – gelet op het vorenstaande – de herkenningen van de verbalisanten voldoende betrouwbaar en bezigt deze dan ook voor het bewijs.
4.2.2.
Winkelinbraak feit 5
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 5. Daartoe is aangevoerd dat de tatoeage van de dader op de camerabeelden van de winkelinbraak onvoldoende onderscheidend is om vast te kunnen stellen dat de verdachte degene is geweest die de inbraak heeft gepleegd.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt als volgt. Verbalisant [naam verbalisant] heeft de camerabeelden van de winkelinbraak bekeken, waarbij hij een tatoeage op de rechterhand van de dader heeft waargenomen. Vervolgens heeft [naam verbalisant] de verdachte in zijn cel bezocht en heeft hij gezien dat de verdachte een gelijksoortige tatoeage op zijn rechterhand heeft. Ook de rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat de tatoeage van de verdachte sterke overeenkomsten vertoont met de tatoeage zichtbaar op een still van de camerabeelden. Niet alleen de vorm van de tatoeage komt overeen maar ook de precieze locatie van de tatoeage op de hand. Verder past de verdachte in het signalement van de dader. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat het de verdachte is die zichtbaar is op de camerabeelden en dus de inbraak heeft gepleegd.
Bij dit oordeel speelt ook mee dat de verdachte er, gelet op de bewezenverklaring in de overige zaken, kennelijk een gewoonte van heeft gemaakt om winkelinbraken te plegen in deze regio. Sterker nog, hij heeft op 5 september 2021 op hetzelfde adres een inbraak gepleegd.
4.2.3.
Conclusie
Gelet op voornoemde omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – oordeelt de rechtbank dat de verdachte de onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 6 oktober 2021 te Rotterdam een geldbedrag ( dat aan supermarkt [naam supermarkt 1] (gelegen aan de [adres delict 1] te Rotterdam) en/of [naam slachtoffer 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2
hij op 6 januari 2022 te Rotterdam een pakje sigaretten dat aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
3
hij op 5 september 2021 te Schiedam, een geldbedrag en een hoeveelheid sigaretten die aan supermarkt [naam supermarkt 2] (gelegen aan de [adres delict 2] ) en/of [naam slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
4
hij op 25 september 2021 te Rotterdam een geldbedragdat aan kapsalon [naam kapsalon] (gelegen aan de [adres delict 3] te Rotterdam) en/of [naam slachtoffer 3] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak eninklimming;
5
hij op 6 december 2021 te Schiedam
- meerdere rokersbenodigdheden en- een laptoptas met daarin een laptop en een contant geldbedrag en
- een mobiele telefoon en- een boormachine
die geheel aan supermarkt [naam supermarkt 3] (gelegen aan de [adres delict 4] te Schiedam) en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
2.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
3.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
4.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
5.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in een kort tijdsbestek vier winkelinbraken en een auto-inbraak gepleegd. De verdachte heeft door zijn handelen aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen en heeft geen oog gehad voor de schade die hij heeft veroorzaakt. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij kennelijk niet heeft stilgestaan bij de gevolgen van zijn daden maar zich slechts heeft laten leiden door zijn zucht naar financieel en materieel gewin. Dat verdachte, zoals hij stelt, geldnood had maakt het voor de gedupeerden niet minder erg.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het omvangrijke strafblad van de verdachte, gedateerd 28 maart 2022, waaruit onder meer blijkt dat hij op 13 september 2021 tot een deels voorwaardelijke straf is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Van het voorwaardelijke strafdeel is thans de tenuitvoerlegging aan de orde.
7.3.2.
Rapportage
Antes reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 april 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is sprake van een uitgebreid delictpatroon ten aanzien van vermogenscriminaliteit. De heer [naam verdachte] kampt al jaren met problematisch (hard)drugsgebruik. Bij stress neigt hij naar gebruik en gecombineerd met geldnood leidde dit eerder vaak tot delicten. Er sprake van gebrekkige copingvaardigheden en gebrekkige emotieregulatie. Binnen het reeds bestaande toezicht (parketnummer 10.139940-21), en binnen eerdere toezichten, is met ambulante hulpverlening geprobeerd gedragsverandering te bereiken, echter is dit niet toereikend gebleken. De heer [naam verdachte] geeft aan nu wel gemotiveerd te zijn voor een langdurige klinische opname, hetgeen wij noodzakelijk achten om het risico op recidive te verlagen.
Er zijn (vermoedelijk) risicofactoren op vrijwel alle leefgebieden en er is sprake van een uitgebreide justitiële voorgeschiedenis. Derhalve wordt het risico op recidive ingeschat als hoog.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden.
  • Meldplicht bij reclassering
  • Opname in een zorginstelling
  • Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
  • Meewerken aan middelencontrole
  • Inspanningsverplichting met betrekking tot het vinden van passende huisvesting, zinvolle dagbesteding en het op orde krijgen van zijn financiën.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Hoewel het strafblad duidt op hardnekkige recidive en eerdere begeleiding door de reclassering niet toereikend is gebleken, ziet de reclassering nog mogelijkheden voor begeleiding en toezicht om de recidivekans te verminderen. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde langdurige opname in een zorginstelling, en het aansluitende ambulante hulpverleningstraject. De rechtbank is van oordeel dat door middel van begeleiding en toezicht de kans het grootst is dat het recidivegevaar effectief wordt teruggedrongen, hetgeen ook in het belang is van de maatschappij. Zij zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen en daaraan de geadviseerde voorwaarden verbinden. Daarbij spreekt de rechtbank de hoop uit, dat de opname in de zorginstelling direct aansluitend op de detentie plaats zal vinden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 13 september 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 100 dagen, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 28 september 2021.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen.
8.3.
Beoordeling
De feiten 1, 2, 4 en 5 zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Gelet hierop wijst de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging toe en gelast de tenuitvoerlegging van de bij dat vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich na uitnodiging bij Antes Reclassering, op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam meldt en dat veroordeelde zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat veroordeelde zich laat opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. veroordeelde laat zich behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. De reclassering kan een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
4. veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. veroordeelde spant zich in voor het verkrijgen en behouden van passende huisvesting. Begeleid wonen of begeleiding bij het wonen kan hier onderdeel van zijn, indien de reclassering dit nodig acht. Ook zal veroordeelde zich inspannen voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk of scholing en werkt hij mee aan het op orde krijgen van zijn financiële situatie, ook indien schuldhulpverlening nodig wordt geacht.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 13 september 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 100 (honderd) dagen met aftrek van voorarrest.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Z. Badrane, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 mei 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 6 oktober 2021 te Rotterdam een geldbedrag (van in totaal ongeveer 1.800,- euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan supermarkt [naam supermarkt 1] (gelegen aan de [adres delict 1] te Rotterdam) en/of [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2
hij op of omstreeks 6 januari 2022 te Rotterdam een of meerdere pakjes sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 6] en/of het bedrijf [naam schoonmaakbedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3
hij in of omstreeks de periode van 5 september 2021 tot en met 6 september 2021 te Schiedam, een of meerdere malen, een of meerdere geldbedragen, een hoeveelheid sigaretten en/of rookwaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan supermarkt [naam supermarkt 2] (gelegen aan de [adres delict 2] te Rotterdam) en/of [naam slachtoffer 2] in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
4
hij op of omstreeks 25 september 2021 te Rotterdam een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan kapsalon [naam kapsalon] (gelegen aan de [adres delict 3] te Rotterdam) en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
5
hij op of omstreeks 6 december 2021 te Schiedam
- een of meerdere rokersbenodigdheden en/of
- een laptoptas met daarin een laptop en/of een contant geldbedrag (van in totaal
ongeveer 10.000,- euro) en/of
- een mobiele telefoon en/of
- een boormachine
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan supermarkt [naam supermarkt 3] (gelegen aan de [adres delict 2] te Schiedam) en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.