ECLI:NL:RBROT:2022:4279

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
9525382 CV EXPL 21-36312
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betalingsverplichtingen in bedrijfsruimte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2022, gaat het om een huurachterstand in een bedrijfsruimte. De eiseres, vertegenwoordigd door [naam bedrijf] en gemachtigd door M.J. van Twuijver, heeft de gedaagde, die tot 1 maart 2022 een bedrijfsruimte huurde, aangeklaagd wegens een huurachterstand van € 10.847,92. De gedaagde heeft erkend dat er een huurachterstand is ontstaan, maar beroept zich op betalingsonmacht door de coronapandemie en vraagt om huurprijsvermindering. De partijen hebben eerder overeenstemming bereikt over de beëindiging van de huurovereenkomst en een regeling voor de huurachterstand, maar de gedaagde heeft deze regeling niet nagekomen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de huurachterstand van € 10.847,92 verschuldigd is, omdat zij de hoogte en de berekeningswijze van de huurachterstand onvoldoende heeft betwist. De rechter heeft de vordering van de eiseres tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke kosten van € 937,75, en proceskosten van € 1.111,09 toegewezen. De rechter heeft ook de wettelijke rente over deze bedragen toegewezen, met uitzondering van de rente over de buitengerechtelijke kosten, die is afgewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van het nakomen van huurverplichtingen en de gevolgen van betalingsonmacht, waarbij de rechter de financiële omstandigheden van de gedaagde niet als voldoende argument heeft gezien om de vordering van de eiseres af te wijzen. Dit vonnis onderstreept de noodzaak voor huurders om tijdig aan hun betalingsverplichtingen te voldoen, ook in tijden van financiële moeilijkheden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9525382 CV EXPL 21-36312
datum uitspraak: 20 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
eiseres,
voor wie [naam bedrijf] te [plaats] als beheerster optreedt,
gemachtigde: M.J. van Twuijver, gerechtsdeurwaarder, te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L. de Jong.
De partijen worden hierna ‘ [vestigingsplaats] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 26 oktober 2021, met bijlagen;
  • het antwoord, met een bijlage;
  • de repliek (met daarin een vermindering van eis);
  • de dupliek.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde] huurde tot 1 maart 2022 van [vestigingsplaats] een bedrijfsruimte aan de [adres] in Rotterdam (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2.
In de betaling van de huurpenningen is een achterstand ontstaan.
2.3.
Gedurende deze procedure hebben partijen overeenstemming bereikt over beëindiging van de huurovereenkomst per 1 maart 2022. [gedaagde] heeft het gehuurde per deze datum aan [vestigingsplaats] opgeleverd.
2.4.
In het kader van de beëindiging van de huurrelatie zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] ter aflossing van de huurachterstand een bedrag tegen finale kwijting aan [vestigingsplaats] zou betalen. [gedaagde] heeft het afgesproken bedrag echter niet tijdig aan [vestigingsplaats] betaald.

3..Het geschil

3.1.
[vestigingsplaats] eist samengevat - na vermindering van eis – om [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen:
€ 10.847,92 aan huurachterstand, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de respectievelijke vervaldata tot de voldoening;
€ 937,75 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis;
de nakosten en eventuele explootkosten van betekening van de uitspraak, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
3.2.
[vestigingsplaats] baseert de eis op het volgende. [gedaagde] is in gebreke gebleven met volledige nakoming van de op haar rustende uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen door een huurachterstand te laten ontstaan van € 10.847,92, berekend tot en met beëindigingsdatum van de huurovereenkomst (1 maart 2022). Dit bedrag was eigenlijk hoger, maar in verband met de coronapandemie heeft [vestigingsplaats] een huurkorting van 25% verleend. Bij de berekening van de openstaande huurachterstand is tevens rekening gehouden met de deelbetalingen van € 7.558,33 in totaal die [gedaagde] na aanmaning heeft gedaan. Verder is [gedaagde] wettelijke handelsrente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden. De afspraak dat [gedaagde] ter aflossing van de huurachterstand een bedrag tegen finale kwijting aan [vestigingsplaats] mocht betalen is komen te vervallen, omdat [gedaagde] het bedrag niet op tijd heeft betaald.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde] erkent dat er een huurachterstand is ontstaan. Vanwege de coronapandemie kon zij haar betalingsverplichtingen niet (volledig) nakomen en heeft zij recht op huurprijsvermindering, te berekenen aan de hand van de door de Hoge Raad ontwikkelde “vaste lastenmethode”. Partijen hebben overeenstemming bereikt over kwijting van de schuld indien [gedaagde] uiterlijk op 28 februari 2022 een bedrag van € 2.500,- aan [vestigingsplaats] zou betalen. Helaas is gebleken dat [gedaagde] over onvoldoende financiële middelen beschikte om deze afspraak na te komen. Omdat er sprake is van betalingsonmacht en niet van onwil van de zijde van [gedaagde] , is het onredelijk dat [vestigingsplaats] de vordering tot betaling van de gehele huurachterstand handhaaft. Dit bedrag staat niet in verhouding met de eerder gemaakte afspraak. Bovendien is het niet redelijk dat [vestigingsplaats] wettelijke handelsrente in rekening brengt.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] de door [vestigingsplaats] gevorderde bedragen verschuldigd is.
huurachterstand
4.2.
[gedaagde] heeft het bestaan, de hoogte en de berekeningswijze van de door [vestigingsplaats] bij repliek gestelde huurachterstand van € 10.847,92 niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Als [gedaagde] het hiermee niet eens zou zijn, had het op haar weg gelegen om aan te voeren wat dan wel de hoogte van de huurachterstand en de eventueel te verlenen huurprijsvermindering zou moeten zijn, maar dat heeft zij niet gedaan. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stellingen van [vestigingsplaats] op dit punt. Verder staat vast dat [gedaagde] de door partijen overeengekomen regeling met betrekking tot de huurachterstand niet is nagekomen. Nu [gedaagde] erkent dat zij de overeengekomen regeling niet tijdig heeft voldaan, is deze regeling komen te vervallen waardoor [gedaagde] daarop nu geen beroep meer kan doen. De financiële omstandigheden van [gedaagde] , hoe vervelend ook, maken het voorgaande niet anders en doen niet af aan haar betalingsverplichtingen jegens [vestigingsplaats] uit hoofde van de huurovereenkomst. Ook de enkele omstandigheid dat het gevorderde bedrag veel hoger zou zijn dan het in een eerder stadium door partijen overeengekomen bedrag, maakt nog niet dat toewijzing van het nu gevorderde bedrag aan huurachterstand niet redelijk is. De gevorderde huurachterstand wordt daarom toegewezen.
buitengerechtelijke kosten en rente
4.3.
De buitengerechtelijke kosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. De kantonrechter stelt in dat verband vast dat [vestigingsplaats] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en dat het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 937,75 overeenkomt met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief.
4.4.
De rente over de huurachterstand wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van [vestigingsplaats] volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] deze stellingen niet althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
4.5.
De rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat de kosten vóór dagvaarding door [vestigingsplaats] zijn betaald aan haar gemachtigde.
proceskosten
4.6.
[gedaagde] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [vestigingsplaats] tot vandaag vast op € 125,09 aan dagvaardingskosten, € 240,- aan griffierecht en € 746,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 373,- tarief). Dit is in totaal € 1.111,09. De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen, met dien verstande dat de rente verschuldigd is vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling. De gevorderde nakosten worden toegewezen op de wijze zoals onder de beslissing staat vermeld.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.7.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [vestigingsplaats] te betalen € 10.847,92 aan huurachterstand met de wettelijke (handels)rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf de respectievelijke vervaldata tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [vestigingsplaats] te betalen € 937,75 aan buitengerechtelijke kosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [vestigingsplaats] tot vandaag vastgesteld op € 1.111,09 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 124,- aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze kosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
43416