Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 26 oktober 2021, met bijlagen;
- het antwoord, met een bijlage;
- de repliek (met daarin een vermindering van eis);
- de dupliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2022, gaat het om een huurachterstand in een bedrijfsruimte. De eiseres, vertegenwoordigd door [naam bedrijf] en gemachtigd door M.J. van Twuijver, heeft de gedaagde, die tot 1 maart 2022 een bedrijfsruimte huurde, aangeklaagd wegens een huurachterstand van € 10.847,92. De gedaagde heeft erkend dat er een huurachterstand is ontstaan, maar beroept zich op betalingsonmacht door de coronapandemie en vraagt om huurprijsvermindering. De partijen hebben eerder overeenstemming bereikt over de beëindiging van de huurovereenkomst en een regeling voor de huurachterstand, maar de gedaagde heeft deze regeling niet nagekomen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de huurachterstand van € 10.847,92 verschuldigd is, omdat zij de hoogte en de berekeningswijze van de huurachterstand onvoldoende heeft betwist. De rechter heeft de vordering van de eiseres tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke kosten van € 937,75, en proceskosten van € 1.111,09 toegewezen. De rechter heeft ook de wettelijke rente over deze bedragen toegewezen, met uitzondering van de rente over de buitengerechtelijke kosten, die is afgewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van het nakomen van huurverplichtingen en de gevolgen van betalingsonmacht, waarbij de rechter de financiële omstandigheden van de gedaagde niet als voldoende argument heeft gezien om de vordering van de eiseres af te wijzen. Dit vonnis onderstreept de noodzaak voor huurders om tijdig aan hun betalingsverplichtingen te voldoen, ook in tijden van financiële moeilijkheden.