Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 31 december 2021, met producties 1 tot en met 6,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 10 januari 2022,
- de eiswijziging van [naam eiser].
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [naam eiser] en [naam gedaagde]. [naam eiser] is eigenaar van een appartementsrecht verbonden aan een woning, waarop [naam gedaagde] conservatoir beslag had gelegd. Het gerechtshof Den Haag heeft eerder het beslag opgeheven, maar [naam gedaagde] weigerde om het beslag in het kadaster door te laten halen, ondanks de opheffingsbeslissing. [naam eiser] vorderde in kort geding dat de voorzieningenrechter [naam gedaagde] zou gebieden om het beslag binnen 24 uur op te heffen, met een dwangsom van € 500,00 per dag bij niet-naleving.
De voorzieningenrechter oordeelde dat [naam gedaagde] onrechtmatig handelde door het beslag niet op te heffen, aangezien hij geen cassatie had ingesteld tegen de opheffingsbeslissing en het in zijn macht lag om uitvoering te geven aan deze beslissing. De rechter wees de vordering van [naam eiser] toe, maar bepaalde dat [naam gedaagde] het beslag binnen 48 uur na betekening van het vonnis moest doorhalen. Tevens werd een dwangsom van € 1.000,00 per dag opgelegd, tot een maximum van € 50.000,00.
De proceskosten werden gecompenseerd, omdat beide partijen in deze procedure niet volledig in het gelijk werden gesteld. Dit vonnis benadrukt het belang van de naleving van rechterlijke uitspraken en de onrechtmatigheid van het niet uitvoeren van een opheffingsbeslissing.