ECLI:NL:RBROT:2022:4257

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
71/148283-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan terroristische organisaties en voorbereiden van terroristische misdrijven

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan de terroristische organisaties Jabhat al Nusra (JaN) en Islamitische Staat (IS). De verdachte heeft zich gedurende een lange periode in door deze organisaties gecontroleerde gebieden in Syrië opgehouden en heeft zich het radicale en extremistische gedachtegoed van de gewapende jihadstrijd eigen gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte haar echtgenoot, die lid was van zowel JaN als IS, heeft gefaciliteerd door onder andere vuurwapens voorhanden te hebben en propaganda te voeren. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht jaar, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook een maatregel tot gedragsbeïnvloeding opgelegd, zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastelegging met betrekking tot de periode na haar gevangenneming door de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF).

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/148283-21
Uitspraakdatum: 1 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle,
bijgestaan door mr. F.T.C. Dölle, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 11 mei 2022 en 1 juni 2022.
Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 1 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 11 mei 2022 overeenkomstig de vordering nadere omschrijving tenlastelegging van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Sannes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van voorarrest en met oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, overeenkomstig de door haar ter terechtzitting voorgedragen pleitaantekeningen, betoogd dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het aan haar tenlastegelegde. Zij heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat er geen bewijs is dat de verdachte deel uitmaakte van een terroristische organisatie in de zin van artikel 140a Sr (feit 1). De verdachte was tijdens haar uitreis nog maar 19 jaar oud, naïef en kende het ware gezicht van Islamitische Staat (hierna: IS) niet. IS had nog geen aanslagen gepleegd en het kalifaat was nog niet uitgeroepen. Voordat zij uitreisde, was in de media en op internet het onderscheid tussen terroristische en niet-terroristische organisaties die tegen het regime van Assad streden niet zo duidelijk als dat nu het geval is. Pas toen zij in het Koerdische vluchtelingenkamp terecht kwam, ontdekte de verdachte de verschrikkingen van IS. Evenmin heeft de verdachte voorbereidings- dan wel bevorderingshandelingen verricht teneinde een terroristisch misdrijf te plegen (feit 2).
De verdachte kan hooguit worden verweten dat zij samen met [naam 1] (hierna: [naam 1] ), met wie zij later in het huwelijk is getreden, naar Syrië is vertrokken, maar dat is onvoldoende om van voorbereidings- dan wel bevorderingshandelingen te spreken. De verdachte heeft bovendien geen enkele bijdrage geleverd aan het handelen van [naam 1] en kan daar niet als medepleger verantwoordelijk voor worden gehouden.
4.2.
Bespreking van het bewijsuitsluitingsverweer
Een deel van de belastende stukken uit het dossier bestaat uit verklaringen die [naam 1] , na zijn overgave, ten overstaan van de Amerikaanse autoriteiten op 26 oktober 2017 en 15 februari 2018 heeft afgelegd. Die verklaringen houden onder meer in dat de verdachte zich in Syrië heeft aangesloten bij de Khatiba Nusaybah, een gevechtsbataljon dat uit vrouwen bestaat, en fysieke training heeft gegeven aan andere deelnemers van dat bataljon. [naam 1] is ter dood is veroordeeld in Irak.
De raadsvrouw heeft de bruikbaarheid van die verklaringen betwist. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het – gelet op de foto van [naam 1] waarop hij er erg slecht uitziet in het dossier in combinatie met door Human Rights Watch (in de pleitnota genoemde) geschreven rapporten - aannemelijk is dat de verhoren van [naam 1] hebben plaatsgevonden onder omstandigheden die in strijd zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna EVRM).
Bovendien is de verdediging niet in de gelegenheid geweest om [naam 1] op een behoorlijke en effectieve wijze te ondervragen teneinde zijn verklaring op betrouwbaarheid te toetsen. Voor deze beperking van het ondervragingsrecht bestaan geen compenserende factoren in het dossier. Nog daargelaten dat de verklaringen van [naam 1] (ook) op (andere) punten aantoonbaar onjuist zijn en reeds om die reden niet mogen worden gebruikt voor het bewijs.
De rechtbank zal de verklaringen van [naam 1] , niet gebruiken als bewijsmiddel nu er geen mogelijkheden zijn om die verklaringen – bijvoorbeeld door het horen van [naam 1] – te toetsen op hun betrouwbaarheid. De verdachte heeft ontkend deel te hebben uitgemaakt van de Khatiba Nusaybah en daarmee de juistheid van die verklaringen, op dit punt weersproken. Dit onderdeel van de verklaring van [naam 1] vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. Er zijn geen andere verklaringen die wijzen op betrokkenheid van de verdachte bij Khatiba Nusaybah. De verklaring van de getuige die het bestaan van het bataljon heeft bevestigd en een vrouw met een bivakmuts heeft gezien die instructie gaf, is geen ondersteuning voor de verdenking dat het de verdachte was die de gevechtstrainingen heeft gegeven. Evenmin zijn er aanwijzingen gevonden in haar berichtgeving aan familie en vriendinnen. De rechtbank kan de bewezenverklaring dat de verdachte lid was van het gevechtsbataljon niet louter baseren op de verklaringen van [naam 1] , die hij in gevangenschap in Bagdad heeft afgelegd. De officier van justitie heeft aangevoerd dat uitgegaan dient te worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat ziet echter op de verkrijging van het bewijsmateriaal en niet op de toetsing van de inhoud daarvan. De vraag of de verklaringen, zoals afgelegd in Bagdad, rechtmatig zijn verkregen wordt niet beantwoord nu de verklaringen niet gebruikt worden als bewijsmiddel omdat deze niet getoetst kunnen worden, en er geen andere compenserende factoren en mogelijkheden zijn die dat gebrek om te toetsen kunnen compenseren.
4.3.
Beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde feit
Uit het dossier heeft de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden afgeleid. De verdachte is op 29 september 2013, samen met [naam 1] , via Turkije is uitgereisd naar Syrië. Aldaar zijn zij in november 2013 naar islamitisch recht getrouwd.
Zij woonden aanvankelijk in Kafr Hamra, een dorp in de provincie Aleppo, en verhuisden in december 2013 naar Taftanaz, een stad in de provincie Idlib. [naam 1] had zich vóór het huwelijk aangesloten bij de terroristische organisatie Jabhat al Nusra (hierna: JaN).
Vanwege een conflict vertrok [naam 1] bij JaN. In april 2014 vestigde het gezin zich in Al Bab, een gebied waar de terroristische organisatie IS de feitelijke macht had. Op 25 mei 2014 is [naam 1] lid geworden van IS. Uit een registratieformulier van IS volgt dat hij zich als strijder heeft aangemeld en eerder heeft meegedaan aan de Jihad bij JaN. De verdachte en haar echtgenoot kregen in Al Bab een woning toegewezen van de organisatie. [naam 1] was in dienst bij de
Shorta(de politie) van IS en ontving een salaris van 100 dollar per maand. Hij nam zijn vuurwapen mee naar de echtelijke woning. Volgens opgave van de verdachte verhuisde het gezin in 2016 naar Aktarin vanwege de onrust en vele bombardementen in Al Bab. In juni 2016 werd [naam 1] door IS overgeplaatst naar Tabqa, gelegen in de provincie Raqqa. Op [geboortedatum kind 1] werd [naam kind 1] , de oudste zoon van de verdachte en [naam 1] , geboren. Ook in Tabqa zat [naam 1] bij de Shorta. In de winter van 2016 ging hij in dienst bij de
Hisba, de religieuze politie van IS. In maart 2017 vestigde het gezin zich in Raqqa. In Raqqa zette [naam 1] zijn werkzaamheden bij de Hisba voort.
Medio 2017 verslechterde de situatie in Raqqa voor IS. De stad werd omsingeld door de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF). Bij het ontvluchten van Raqqa is het gezin eind september 2017 gevangengenomen door de SDF. De verdachte werd na haar gevangenneming geplaatst in een vrouwengevangenis. Tot en met februari 2018 heeft zij verbleven in het detentiekamp Ain Issa te Syrië. In februari 2018 werd de verdachte overgeplaatst naar het detentiekamp Al Roj in Syrië, alwaar zij op [geboortedatum kind 2] is bevallen van haar jongste zoon [naam kind 2] . Op 5 juni 2021 is de verdachte samen met haar twee kinderen opgehaald op de luchthaven in Erbil (Irak). Op 6 juni 2021 is zij aangekomen op Schiphol, waarna zij is aangehouden.
Uit de berichten en afbeeldingen die de verdachte via haar Twitteraccount in de periode van 3 maart 2013 tot en met 25 september 2013 heeft gepost, leidt de rechtbank af dat zij voorafgaand aan haar vertrek naar Syrië wetenschap droeg van het geweld dat daar gepleegd werd. Daarnaar gevraagd heeft de verdachte verklaard dat zij wist dat er werd gestreden in Syrië. Niettemin heeft zij, samen met [naam 1] , die zij één maand voor haar vertrek, in augustus 2013 op Facebook had ontmoet, besloten uit te reizen naar Syrië en zich aldaar te vestigen.
Op 30 juni 2014, één dag nadat IS haar kalifaat heeft uitgeroepen, heeft de verdachte een reactie op het Facebookbericht van [naam 2] gepost waarin zij de intentie uitspreekt de eed van trouw af te leggen aan (voormalig) IS-leider Al-Bagdadi.
Daarnaast heeft de verdachte tijdens haar verblijf in Syrië, via Facebook en WhatsApp, verschillende gesprekken (chats) gevoerd. Uit de inhoud van die berichten volgt dat de verdachte het leven in het strijdgebied verheerlijkte en de gewapende jihadstrijd steunde. Ook was zij op de hoogte van specifieke details over de strijd, wat blijkt uit berichten op 6 juni 2014 waarin zij aan anderen uitlegt dat Farqat 17 een front is tegen Assad en op 25 januari 2017 waarop zij haar gesprekspartner weet te vertellen dat de broeders in één nacht 70 kilometer hebben teruggepakt. De verdachte spreekt zich in de chats uit tegen de democratie en moedigt
hijrahaan. In een chat op 14 februari 2017 met haar familie schrijft de verdachte onderdeel te zijn van de Islamitische Staat en zich nog nooit zo gelukkig te hebben gevoeld als in Syrië. Zij leeft in Syrië omdat er met de sharia wordt geregeerd.
De verdachte benoemt dat de Islamitische Staat zijn beproevingen kent: “Het zijn op dit moment zware tijden, maar gemakkelijke tijden zullen komen”. Ook legitimeert de verdachte het geweld dat wordt gepleegd door de jihadistische strijdgroepen.
Daarnaast heeft de verdachte vuurwapens voorhanden gehad. Niet alleen nam [naam 1] zijn vuurwapen mee naar de echtelijke woning, maar ook de verdachte had een vuurwapen tot haar beschikking. Uit een chatgesprek met [naam 3] op 16 juli 2016 volgt dat de verdachte een geweer bij [naam 3] heeft laten liggen. Door de verdachte is aangevoerd dat de chat verkeerd is vertaald. [naam 3] spreekt in de chat over ‘
baroudah’ dat vrij vertaald ‘kou’ betekent. De juiste vertaling van het woord ‘geweer’ is ‘
baaroudah’. Bij de beoordeling van dit verweer acht de rechtbank allereerst van belang dat uit het door de verdediging ingebrachte stuk volgt dat de tolk zelf de vertaling ‘
Zuster je hebt het geweer bij ons laten liggen’, aannemelijker acht dan de vertaling ‘
Zuster, je hebt de kou bij ons laten liggen’. Ten tweede blijkt uit de deskundigenrapportage van [naam 4] , getiteld ‘
Vrouwen en Jihad’ van 29 maart 2018, dat de meeste vrouwen in het strijdgebied een wapen droegen wat deze lezing ondersteunt. De rechtbank acht de door de verdediging geschetste alternatieve vertaling van de zinsnede niet aannemelijk en bedoeld om de waarheid te verhullen.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte lid was van en (daarmee) deelnemer aan – achtereenvolgens - de terroristische organisaties JaN en IS. Zij heeft zich als lid van JaN en IS gedragen en zich dus schuldig gemaakt aan deelneming aan terroristische organisaties. Het verweer van de verdachte en haar verklaring ter zitting dat zij in Syrië in een bubbel leefde en niet wist wat er speelde buitenshuis wordt gelet op de overvloed aan informatie welke zij kon raadplegen, de lengte van haar verblijf in Syrië, de functie van haar echtgenoot en de inhoud van haar chatberichten, niet geloofd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 29 september 2013 tot 1 oktober 2017 opeenvolgend deelgenomen heeft aan terroristische organisaties, te weten JaN en IS.
Partiële vrijspraak
Uit het dossier volgt niet dat de verdachte nadat ze zich heeft overgegeven aan de SDF actief lid is geweest van IS. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde voor zover dit ziet op de periode vanaf 1 oktober 2017.
4.4.
Beoordeling van het onder 2 ten laste gelegde feit
BeoordelingAan de verdachte is, in het kader van de strafbaarstelling van artikel 96 lid 2 Sr, een aantal gedragingen ten laste gelegd die strekken tot het opzettelijk met het (terroristisch) oogmerk voorbereiden en/of bevorderen van het plegen van brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing, doodslag en/of moord. Deze gedragingen zijn feitelijk omschreven onder A tot en met H (zie de bijgevoegde tenlastelegging).
Onderdelen E en H
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan ideologische en/of (gevechts)trainingen en zich heeft aangesloten bij de Khatiba Nusaybah (zie rechtsoverweging 4.2.) en spreekt de verdachte vrij van deze onderdelen.
De verdachte, die evenals haar partner het radicaal extremistisch gedachtegoed aanhangt (onderdeel A), heeft door zich voorafgaand aan haar reis te laten informeren over het afreizen naar en verblijven in het strijdgebied (onderdeel B), vervolgens samen met haar partner uit te reizen naar het strijdgebied en te verblijven in door JaN en IS gecontroleerde gebieden in Syrië (onderdeel C), aldaar in het huwelijk te treden met hem en een gezamenlijk huishouden te voeren (onderdeel D), hem gelegenheid gegeven om als strijder deel te nemen aan de terroristische organisaties JaN en IS ter verwezenlijking van het oogmerk van deze organisaties; het plegen van terroristische misdrijven. Aldus heeft de verdachte haar partner gefaciliteerd. Ook heeft de verdachte in het kalifaat een ondersteunende rol voor JaN en IS gehad door zowel voor hun kinderen als voor het huishouden te zorgen. Daarnaast heeft de verdachte vanuit het kalifaat berichten op Facebook geplaatst en verstuurd in chats die betrekking hebben op de gewapende strijd, propaganda gemaakt en vuurwapens voorhanden gehad (onderdelen F en G).
De handelingen onder A, B, C, D, F en G kunnen derhalve bewezen worden.
Conclusie
Met de bewezenverklaarde feitelijkheden – in onderling verband en samenhang bezien – heeft de verdachte aan anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen verschaft tot het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syrië en derhalve tot het plegen van de omschreven terroristische misdrijven.
Partiële vrijspraak
Uit het dossier volgt niet dat de verdachte nadat ze zich heeft overgegeven aan de SDF enige voorbereidings- dan wel bevorderingshandeling heeft verricht. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde voor zover dit ziet op de periode vanaf 1 oktober 2017.
4.5.
Bewezenverklaring
In
bijlage IIheeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij
in de periode van 29 september 2013 tot
1 oktober 2017in Syrië,
heeft deelgenomen aan terroristische organisatie
s, te weten
Islamitische Staat (IS en Jabhat al Nusra (JaN),
welke organisaties tot oogmerk hadden en hebben het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit
feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek
van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289/289a jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of
bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a
en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van
de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet
wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met
het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te
maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en
munitie).
2.
zij
in de periode van 1 januari 2013 tot
1 oktober 2017in Nederland en/of België en/of Syrië,
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de
te plegen misdrijven:
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals
bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289(a) jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf
aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan zij wist dat zij bestemd
waren tot het plegen van het misdrijf
immers heeft zij, verdachte,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende
Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk, gevoerd door de terroristische
organisatie zoals de Islamitische Staat (verder IS), en Jabhat al
Nusra (verder JaN) , eigen gemaakt en
B. zich laten informeren over het afreizen naar en/of verblijven in het
strijdgebied in Syrië en Irak en
C. met [naam 1] de reis naar Syrië gemaakt teneinde
zich te begeven naar het strijdgebied, en
D. in het strijdgebied in Syrië verbleven en
is zij, verdachte, (op Islamitische wijze) een huwelijk aangegaan met
[naam 1] en heeft zij een gezamenlijk huishouden gevoerd met
[naam 1] die als JaN en IS strijder deelnam aan
terroristische organisatie
sdie de gewapende Jihadstrijd voorstaa
n
en
F. zich (middels internet/social mediakana(al(en)/mediaplatform(s))
geuit en/of met (een) ander(en) perso(o)n(en) gechat/gecommuniceerd
en/of berichten en/of afbeeldingen geplaatst en/of gedeeld, met betrekking
tot en/of inhoudende (onder meer) (gewelddadig) jihadistisch getinte en/of
(pro)IS-gerelateerde contenten
G. in Syrië (vuur)wapens voorhanden gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, meermalen gepleegd.
2.
met het oogmerk om opzettelijk brand stichten en/of ontploffingen teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord en/of doodslag, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich/een ander gelegenheid en middelen verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben waarvan zij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte is in september 2013 op negentienjarige leeftijd, samen met [naam 1] , uitgereisd naar Syrië. Daar zijn zij korte tijd later getrouwd. De verdachte heeft zich een lange tijd opeenvolgend schuldig gemaakt aan deelname aan de terroristische organisaties JaN en IS en heeft zich tot haar gevangenneming door SDF opgehouden in door JaN en IS gecontroleerde gebieden. Vast staat dat deze terroristische organisaties tot doel hebben het omverwerpen van het regime van Assad en het vestigen van een Islamitische Staat. Vast staat ook dat het geweld dat deze terroristische organisaties gebruiken om hun doel te bereiken buitengewoon wreed is en dat er jegens andersdenkenden ernstige mensenrechtenschendingen worden gepleegd zoals standrechtelijke executies, moord, martelingen en verminking van krijgsgevangenen en van burgers. De verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat wat onder andere de Jezidi’s is aangedaan, verschrikkelijk is. Veel van die misdrijven worden bovendien gepleegd met het uitdrukkelijke doel de bevolking in deze gebieden vrees aan te jagen en zijn daarmee ontegenzeggelijk terroristische misdrijven. Ten slotte wordt terrorisme internationaal gezien als een van de ernstigste misdrijven.
Daarnaast heeft de verdachte zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk eigen gemaakt, in het strijdgebied in Syrië verbleven, zich aangesloten bij JaN en IS en haar echtgenoot, die lid was van beide organisaties, gefaciliteerd, propaganda gevoerd en vuurwapens voorhanden gehad.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van 11 augustus 2021 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitiarapport van psychiater [naam 5] , klinisch psycholoog [naam 6] en forensisch milieuonderzoeker [naam 7] , gedateerd 14 december 2021. De rapporteurs komen tot de conclusie dat er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van ernstige sociale en emotionele achterstanden bij de verdachte in de periode voorafgaand aan haar vertrek naar Syrië. De verdachte worstelde weliswaar met identiteitsproblemen en maatschappelijke problemen, maar dat is passend bij die levensfase. Er waren geen ernstige beperkingen op het gebied van het organiseren van het eigen gedrag en inschatten van situaties. Evenmin is er psychiatrische problematiek, ontwikkelings- of persoonlijkheidsproblematiek vastgesteld bij de verdachte.
De rapporteurs komen tot de conclusie dat het ten laste gelegde de verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank neemt de conclusies over en maakt die tot de hare.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 25 april 2022 van Reclassering Nederland. Het reclasseringsrapport houdt onder meer in dat de reclassering, op basis van het duidingsrapport dat door het NTA is opgesteld, zorgen heeft over de leefgebieden ‘overtuiging, opvatting en ideologie’ en ‘sociale context en intentie’. De kans op herhaling wordt door de reclassering als laag-gemiddeld ingeschat. De reclassering adviseert bij oplegging van een eventueel (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf, daaraan bijzondere voorwaarden en andere voorwaarden het gedrag betreffende te koppelen.
De verdachte heeft verklaard dat zij bereid is om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.
De rechtbank ziet gelet op de bevindingen van de deskundigen geen aanleiding om – zoals verzocht door de verdediging – het adolescentenstrafrecht toe te passen. Zij is in haar persoonsontwikkeling verder uitgerijpt, is moeder van twee kinderen, is lange tijd gescheiden van haar ouders en zal daarom niet meer kunnen profiteren van pedagogische beïnvloeding. Ook zijn er volgens de deskundigen geen beperkingen van de handelsvaardigheden die aanleiding kunnen geven voor de toepassing van het minderjarigenstrafrecht.
Gelet op de ernst van de feiten en de lengte van het verblijf van de verdachte in Syrië is een gevangenisstraf van substantiële duur passend en geboden. Bij de vaststelling daarvan is gekeken naar straffen die zijn opgelegd in zaken van andere vrouw die zijn afgereisd en hier in Nederland zijn veroordeeld.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte toen zij uitreisde en zich aansloot bij JaN en IS. In het nadeel van de verdachte weegt de lengte van haar verblijf in Syrië. Zij heeft jarenlang verbleven in het strijdgebied zonder serieuze pogingen om te vertrekken. Pas toen zij werden omsingeld door de vijanden van IS en er geen andere mogelijkheden meer waren, heeft de verdachte getracht te ontkomen.
De rechtbank zal de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De duur van de gevangenisstraf is lager dan door de officier van justitie geëist nu de verdachte van een belangrijk element van de tenlastelegging – namelijk dat zij zich heeft aangesloten bij een gevechtsbataljon en fysieke trainingen gaf wordt vrijgesproken. Aan het voorwaardelijk deel zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geformuleerd door de reclassering.
De rechtbank zal daarnaast de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Op die manier wordt het mogelijk om de verdachte in aansluiting op de gevangenisstraf onder toezicht te stellen indien dit op dat moment nog noodzakelijk wordt geacht. Oplegging van deze maatregel is nodig ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan nu de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf zal opleggen wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 38z, 57, 83a, 96, 140a, 157, 176a, 176b, 288a, 289 en 289a van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en Munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent de reclassering dat noodzakelijk vindt. De veroordeelde dient op een constructieve wijze mee te werken aan gesprekken en openheid van zaken te geven over de door de reclassering bepaalde gespreksonderwerpen;
2. de veroordeelde zal zich niet begeven op de internationale luchthavens Schiphol, The Hague Airport, Eelde, Eindhoven en Maastricht, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De veroordeelde dient op 2 kilometer afstand van de landsgrenzen te blijven en gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering.
De veroordeelde dient medewerking te verlenen aan elektronische controle op dit locatieverbod. De rechtbank bepaalt daarbij dat op deze voorwaarde een uitzondering gemaakt kan worden zodat de veroordeelde in de gelegenheid gesteld kan worden haar in België woonachtige kinderen te bezoeken. De praktische invulling hiervan (waaronder begrepen, maar niet gelimiteerd tot: de wijze waarop dit plaatsvindt, de duur en de frequentie) dient in overleg met de veroordeelde te worden bepaald, maar staat ter bepaling van de reclassering;
3. de veroordeelde zal gedurende het toezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres [verblijfadres] , zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. De veroordeelde dient medewerking te verlenen aan elektronische controle op dit locatiegebod. Een ander adres voor het locatiegebod is slechts mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact hebben met:
[naam 8] , geboren op [geboortedatum naam 8]
[naam 9] geboren op [geboortedatum naam 9]
[naam 10] geboren op [geboortedatum naam 10]
[naam 11]
[naam 12] , geboren op [geboortedatum naam 12]
[naam 13] , geboren op [geboortedatum naam 13]
[naam 14] , geboren op [geboortedatum naam 14]
[naam 15] , geboren op [geboortedatum naam 15]
[naam 16] , geboren op [geboortedatum naam 16]
[naam 17]
[naam 18]
[naam 19] , geboren op [geboortedatum naam 19]
[naam 20] , geboren op [geboortedatum naam 20]
[naam 21] , geboren op [geboortedatum naam 21]
[naam 22]
[naam 23]
[naam 24]
[naam 25]
[naam 26]
[naam 27]
[naam 28]
De veroordeelde dient medewerking te verlenen aan de elektronische monitoring van deze contactverboden.
5. de veroordeelde zal haar medewerking verlenen aan gesprekken met een door de reclassering aan te wijzen externe theologisch deskundige;
6. de veroordeelde zal haar medewerking verlenen aan een traject gericht op het verkrijgen en behouden van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding. Indien de reclassering dit nodig acht, zal hierbij samenwerking worden gezocht met de gemeente waarin zij woont en/of met andere instanties;
7. de veroordeelde zal ter controle van de onder 2 en 3 genoemde voorwaarden gebruik maken van door Reclassering Nederland aangewezen technische hulpmiddelen ter ondersteuning van het elektronisch toezicht, na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
mr. J.J. Bade en mr. D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juni 2022.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 29 september 2013 tot en
met 05 juni 2021 in één of meer plaats(en) in Syrië,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
heeft deelgenomen aan een (terroristische) organisatie, te weten
Islamitische" Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of
Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en Jabhat al Nusra (JaN) (later Ha'yat
Tahrir al-Sham (HTS) of Jabhat Fateh Al-Sham), althans (telkens) een aan IS
en Al Qaida (verder AQ) gelieerde organisatie(s), althans (een) organisatie(s)
die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, welke organisatie(s) tot oogmerk
had(den) en/of heeft/hebben het plegen van terroristische misdrijven, te
weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit
feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek
van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289/289a jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of
bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a
en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van
de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet
wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met
het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te
maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en
munitie).
2.
zij
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met
05 juni 2021 in één of meer plaats (en) in Nederland en/of België en/of Syrië,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, telkens
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het
(meermalen) te plegen misdrij(f)(ven):
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals
bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289(a) jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf
aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan zij wist dat zij bestemd
waren tot het plegen van het misdrijf
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende
Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk, gevoerd door de (terroristische)
organisatie zoals de Islamitische Staat (verder IS), dan wel Islamic State of
Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en Jabhat al
Nusra (verder JaN) (later Ha'yat Tahrir al-Sham (HTS) of Jabhat Fateh
Al-Sham), althans (telkens) een aan IS en Al Qaida (verder AQ) gelieerde
organisatie(s), althans (een) aan voornoemde organisatie(s) gelieerde
Jihadistische strijdgroep (en), althans (een)organisatie(s) die de gewapende
Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, eigen gemaakt en/of
B. zich laten informeren over het afreizen naar en/of verblijven in het
strijdgebied in Syrië en/of Irak en/of
C. met [naam 1] de reis naar Syrië gemaakt teneinde
zich te begeven naar het strijdgebied, althans naar een, door een
terroristische organisatie (zoals JaN en IS(IS/IL), althans een hieraan
gelieerde strijdgroep) gecontroleerd gebied en/of
D. zich samen met [naam 1] gevoegd bij een of meer
mededader(s) en/of JaN en IS(IS/IL) strijder(s), althans (telkens)
perso(o)n(en) gelieerd aan (een) terroristische organisatie(s) die de
gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en/of
(gedurende enige tijd) in het (strijd)gebied in Syrië verbleven en/of
is zij, verdachte, (op Islamitische wijze) een huwelijk aangegaan met
[naam 1] en/of
een gezamenlijk huishouden gevoerd met [naam 1]
die als JaN en IS(IS/IL) strijder (eveneens) deelnam aan een
terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat
en/of
E. met één of meer mededader(s) in Syrië deelgenomen aan
ideologische en/of (gevechts)trainingen en/of trainingskampen en/of
opleidingen, bij (een) Jihadistische strijdgroep(en) en deelgenomen en/of
bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de (terroristische)
organisatie JaN en IS, althans (een) terroristische organisatie (s) die de
gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en/of
F. zich (middels internet/social mediakana(al(en)/mediaplatform(s))
geuit en/of met (een) ander(en) perso(o)n(en) gechat/gecommuniceerd
en/of berichten en/of afbeeldingen geplaatst en/of gedeeld, met betrekking
tot en/of inhoudende (onder meer) (gewelddadig) jihadistisch getinte en/of
(pro)IS-gerelateerde content;
G. in Syrië (vuur)wapens gebruikt en/of gedragen en/of voorhanden gehad
en/of
H. zich gevoegd /aangesloten bij en/of deelgenomen aan de Khatiba Nusaybah
(een vrouwenstrijdgroep/-bataljon binnen IS) en/of (daarbij) een of meer andere perso(o)n(en) fysieke training en/of onderricht gegeven, althans een of meer
handelingen verricht voor en/of ten behoeve van die Khatiba Nusaybah;
in welke gewapende Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of brandstichting
en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een
terroristisch oogmerk;
welke gedragingen en/of voorwerp(en) en/of informatie al dan niet in combinatie
met elkaar, kennelijk bestemd waren tot het in vereniging en/of alleen begaan van
dat/die misdrijf/misdrijven.