ECLI:NL:RBROT:2022:4249

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
C/10/630665 / JE RK 21-3337
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met als doel thuisplaatsing op korte termijn

Op 31 mei 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van [naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2015, die momenteel verblijft bij zijn oom en tante. De ouders van [naam kind] zijn bijgestaan door hun advocaat mr. V.K.S. Deetman. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 4 oktober 2022. Dit besluit is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind], waarbij de kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt in het toewerken naar een thuisplaatsing. De ouders hebben hun vertrouwen uitgesproken in GZ-psycholoog [naam 4], maar de kinderrechter heeft geconstateerd dat de GI niet voortvarend heeft gehandeld en dat de ouders de aangeboden hulp niet aanvaarden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belang van [naam kind] voorop staat en dat er snel duidelijkheid moet komen over de thuisplaatsing. De kinderrechter heeft de ouders en de GI verzocht om zich in te spannen voor een succesvolle thuisplaatsing, waarbij de omgang tussen [naam kind] en zijn ouders moet worden uitgebreid. De kinderrechter heeft de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en een vervolgdatum voor de behandeling van de zaak vastgesteld op 19 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/630665 / JE RK 21-3337
Datum uitspraak: 31 mei 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2015 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].
De ouders worden bijgestaan door advocaat mr. V.K.S. Deetman, kantoorhoudende te Dordrecht.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 18 februari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het e-mailbericht van de GI van 10 mei 2022 met als bijlagen de briefrapportage van 10 mei 2022 en de brief van de GZ psycholoog [naam 1] van 31 januari 2022;
  • het e-mailbericht met bijlagen van mr. V.K.S. Deetman van 16 mei 2022.
Op 17 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
  • de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
  • de oom en tante vaderszijde, als informanten (via skype);
  • een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam 2] en [naam 3].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft bij de oom en tante vaderszijde.
Bij beschikking van 4 maart 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 4 maart 2023.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 18 februari 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de oom en tante vaderszijde, verlengd tot 4 juni 2022. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar. Hiervan zijn al drie maanden toegewezen, waardoor nu moet worden beslist op de periode tot 4 maart 2023.
De GI heeft ter zitting en in voormelde briefrapportage van 10 mei het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
De GI is in de afgelopen periode verder op zoek gegaan naar mogelijkheden om duidelijkheid te krijgen op de vraag of ouders voldoende kunnen aansluiten bij [naam kind]. Verschillende organisaties die de GI heeft benaderd, hebben aangegeven niet op korte termijn te kunnen starten vanwege enorme wachtlijsten. De ouders hebben hun vertrouwen uitgesproken in GZ-psycholoog [naam 4] (hierna: [naam 4]) die is aangedragen door de gemeente. De GI heeft daarom de onderzoeksvragen ook naar [naam 4] verstuurd. Er heeft vervolgens ook een gesprek plaatsgevonden tussen de GI en [naam 4]. Pas tijdens dit gesprek heeft [naam 4] aan de GI laten weten dat hij de onderzoeksvragen te groot en complex vindt en geen beslissingsdiagnostiek kan bieden. Wel heeft [naam 4] aangegeven in juni 2022 te kunnen starten met een IQ-test en een persoonlijkheidsonderzoek bij de moeder. Omdat het belangrijk is dat er daarnaast ook zicht komt op de zorgen en de krachten binnen het gezin, is de GI voornemens om aansluitend aan het PO van de moeder Gezin Totaal van Horizon in te zetten. Het traject bij Gezin Totaal zal deels thuis en deels op locatie bij Bergse Bos plaatsvinden. Daarnaast is er gekeken naar traumabehandeling voor [naam kind]. MST-CAN heeft laten weten een intakegesprek te willen plannen, maar dit is nog niet gebeurd. Gezien de hulpverleningstrajecten die nog moeten starten, is een langere uithuisplaatsing noodzakelijk. In de tussentijd zal de GI kijken naar de mogelijkheden voor uitbreiding van de contacten en omgang tussen [naam kind] en de ouders. Binnenkort vindt er een evaluatie plaats met pleegzorg en zal daar meer duidelijkheid over komen.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de ouders is verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen. De ouders hebben de sterke wens dat de contacten en omgang tussen [naam kind] en de ouders zo snel mogelijk worden uitgebreid en dat er zo snel mogelijk wordt gewerkt naar een geleidelijke thuisplaatsing die gelijkloopt met de nodige onderzoeken. Voor de onderzoeken is geen uithuisplaatsing van [naam kind] nodig. De ouders hebben een ander beeld van hoe de afgelopen periode is verlopen. Zij vinden dat er te weinig is gebeurd. De ouders hebben het idee dat de GI niet de samenwerking wil aangaan met [naam 4]. De GI verkeert volgens de ouders in een tunnelvisie en houdt zich te veel vast aan protocollen. De advocaat heeft contact opgenomen met [naam 4] over wat hij zou kunnen betekenen. Na voldoende te hebben doorgevraagd en de juiste vragen te hebben gesteld, heeft [naam 4] laten weten dat hij in samenwerking met meerdere collega’s wel in staat is een volledig psychodiagnostisch onderzoek te doen en de vragen van de GI te beantwoorden. Het onderzoek zal dan alleen wat langer duren. Het is belangrijk dat het onderzoek door [naam 4] worden uitgevoerd, omdat de ouders vertrouwen in hem hebben. De ouders hebben geen vertrouwen in Horizon.
Ten aanzien van [naam kind] hebben de ouders naar voren gebracht dat het goed gaat met hem bij de oom en tante vaderszijde, maar dat hij continu vragen stelt over wanneer hij weer naar huis mag. Hij is daar erg verdrietig en boos over. Daarnaast zouden de ouders [naam kind] graag willen meenemen voor een bezoek bij familie in Marokko, zeker nu de grootmoeder moederszijde ernstig ziek is.
De ouders hopen dat er zo snel mogelijk kan worden gestart met het onderzoek door [naam 4], zodat zij verder kunnen met hun leven als gezin samen met [naam kind]. De huidige situatie kost de ouders veel energie en gaat ten koste van hun gezondheid.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Daarvoor is het volgende van belang.
De GI is in de loop van 2021 door de positieve ontwikkeling van [naam kind] en het goede verloop van de omgang teruggekomen op het eerder genomen besluit dat [naam kind] niet bij de ouders kan opgroeien. De kinderrechter heeft daarop in augustus 2021 aangegeven dat, zodra de strafzaak tegen de moeder wordt geseponeerd, snel moet worden overwogen of een thuisplaatsing mogelijk is. De GI heeft hier ook uitvoering aangegeven door te onderzoeken wat hiervoor nodig is en de noodzakelijke hulpverlening in te schakelen. De kinderrechter heeft vervolgens in de beschikking van 18 februari 2022 al opgemerkt dat het toewerken naar een thuisplaatsing van [naam kind] nog niet van de grond is gekomen doordat de benodigde hulpverlening niet is gestart. De kinderrechter stelt vast dat die situatie in de tussenliggende periode weinig is veranderd. Weliswaar zal [naam 4] binnenkort starten met een deel van het gewenste onderzoek, maar nog niet duidelijk is of hij of zijn organisatie ook beslissingsdiagnostiek kunnen uitvoeren nu het er alle schijn van heeft dat hij daarover aan de GI en de advocaat van de ouders tegenstrijdige informatie heeft verstrekt. Daar komt bij dat de ouders het thuisplaatsingstraject zoals de GI dat heeft voorgesteld, onder begeleiding van Horizon, afwijzen omdat zij geen vertrouwen in Horizon hebben. Zij geven er de voorkeur aan om, afhankelijk van de uitkomsten van het door (de organisatie van) [naam 4] uit te voeren onderzoek, het nazorgtraject te bepalen, ook als dit langer duurt.
Alhoewel de kinderrechter constateert dat de GI sinds de vorige beschikking niet zo voortvarend heeft gehandeld als mag worden verwacht, is de vertraging in het traject met name te wijten aan de omstandigheid dat de ouders de aangeboden hulp niet aanvaarden. Alhoewel het gezien de voorgeschiedenis enigszins invoelbaar is dat de ouders klaar zijn met alle instellingen, moet wel worden geconstateerd dat deze opstelling uiteindelijk niet in het belang is van [naam kind] om snel, zorgvuldig en veilig weer bij zijn ouders te kunnen wonen.
Alles overziend is er sinds augustus 2021 onvoldoende vooruitgang geboekt in het toewerken naar een thuisplaatsing van [naam kind] en lijkt er in zekere zin een impasse te zijn ontstaan die in de weg staat aan een thuisplaatsing op afzienbare termijn. De opstelling van de GI om zeer zorgvuldig toe te werken naar een thuisplaatsing is, zeker gezien de zorgen rondom het gezin in het verleden, begrijpelijk. Dat zorgvuldige traject, waaraan de ouders bovendien niet willen meewerken, voorziet echter niet in een volledige thuisplaatsing voor het einde van het jaar. De kinderrechter stelt voorop dat het in het belang van [naam kind] is dat er snel duidelijkheid komt over de thuisplaatsing. Zijn pleegouders hebben daarover ter zitting ook verteld dat hij veel met zijn ouders bezig is en ook laat merken dat hij daar graag weer wil wonen.
Het belang van [naam kind] dient bij de beslissing over de uithuisplaatsing de eerste overweging te vormen. De kinderrechter ziet zich daarmee voor de vraag gesteld of het belang van [naam kind] vordert dat het zorgvuldige thuisplaatsingstraject, langs welke route dan ook, wordt gevolgd, of dat moet worden ingezet op een snellere thuisplaatsing. Die vraag komt er in feite op neer dat moet worden ingeschat welke risico’s er verbonden zijn aan een snelle thuisplaatsing, en of die risico’s ondervangen kunnen worden met een langer traject. Feit is in ieder geval dat de zorgen die in het verleden speelden zagen op de situatie waarin de ouders drie thuiswonende kinderen hadden, waardoor de draagkracht van de moeder werd overschreden. Hoe verdrietig de aanleiding daartoe ook is, in de huidige situatie hebben de ouders bij thuisplaatsing slechts de zorg te dragen voor [naam kind], zodat het risico dat de draaglast te groot is sterk is verminderd. Daar komt bij dat [naam kind] zich de afgelopen periode bij de pleegouders goed heeft ontwikkeld en minder problematisch gedrag heeft vertoond. De omgang loopt ook al geruime tijd goed, zodat er binnenkort gesproken wordt over een uitbreiding daarvan. De kinderrechter schat op grond van het voorgaande in dat de kans dat een thuisplaatsing succesvol is op dit moment voldoende groot is. Dat maakt dat naar het oordeel van de kinderrechter het belang van [naam kind] om snel weer thuis te wonen zwaarder moet wegen dan de noodzaak om een langer thuisplaatsingstraject in te zetten, waarbij de risico’s nog verder worden verkleind.
Daarbij speelt mee dat er binnen het netwerk een goede achtervang is, te weten de oom en tante van [naam kind], die steeds zeer betrokken zijn geweest en waarop kan worden teruggevallen als een nieuwe uithuisplaatsing onverhoopt noodzakelijk blijkt. De GI blijft bovendien betrokken om te monitoren of die thuisplaatsing goed verloopt, zodat kan worden ingegrepen als daar geen sprake van is. Uitgangspunt bij die thuisplaatsing dient naar het oordeel van de kinderrechter te zijn dat [naam kind] bij aanvang van het nieuwe schooljaar weer bij de ouders woont. In de tussenliggende periode (en nadien) dienen de ouders in ieder geval mee te werken aan de onderzoeken die door [naam 4] worden uitgevoerd. In de komende periode zal de omgang zodanig moeten worden uitgebreid dat een terugplaatsing in de zomervakantie haalbaar is. Voorstelbaar is dat rondom die thuisplaatsing intensieve ondersteuning bij de ouders thuis wordt ingezet. Ook daaraan zullen de ouders onvoorwaardelijk hun medewerking moeten verlenen.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing dan ook voor beperkte duur, te weten voor vier maanden, verlenen. Omdat er sprake is van verschillende onzekere factoren, waaronder de uitkomst van het PO van de moeder, waaruit sterke contra-indicaties naar voren kunnen komen, en de medewerking van de ouders aan de inzet van hulpverlening thuis, zal de kinderrechter de beslissing voor het overige aanhouden. Mocht de thuisplaatsing onverhoopt niet gerealiseerd kunnen worden, kunnen de omstandigheden die daaraan in de weg hebben gestaan op de hierna te noemen datum worden besproken. De kinderrechter benadrukt dat een succesvolle thuisplaatsing in deze periode slechts mogelijk is als zowel de ouders als de GI zich daarvoor de komende maanden inspannen.
De kinderrechter verzoekt de GI om twee weken voor de hierna te noemen zittingsdatum te rapporteren of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd en zo ja, welke omstandigheden aan een succesvolle thuisplaatsing in de weg hebben gestaan.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 4 oktober 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overig verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op:
19 september 2022 om 15:00 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, rechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en mr. V.K.S. Deetman.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.