Wat de rechtbank vindt
9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht de ingangsdatum van de WIA-uitkering per 29 mei 2020 heeft vastgesteld en terecht stelt dat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
De ingangsdatum van de WIA-uitkering
11. De wachttijd van 104 weken van eiseres eindigde op 10 augustus 2018, dus zij had uiterlijk 11 weken daarvoor (26 mei 2018) een WIA-aanvraag moeten indienen. Eiseres heeft echter pas op 11 november 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. Vervolgens heeft het UWV verschillende keren aan eiseres gevraagd of zij nadere informatie wilde indienen zodat het UWV de aanvraag in behandeling kon nemen. Uiteindelijk is deze informatie 12 maart 2020 binnengekomen bij het UWV. Dit betekent dat eiseres 656 dagen te laat een volledige aanvraag voor de WIA-uitkering heeft ingediend. De ingangsdatum van de WIA-uitkering wordt zo veel later vastgesteld als de WIA-aanvraag later is gedaan. De WIA-uitkering zou, indien zij een complete en tijdige aanvraag had ingediend, 11 augustus 2018 ingaan. Eiseres heeft 656 dagen te laat een complete aanvraag ingediend. 656 dagen na 11 augustus 2018 maakt dat de WIA-uitkering per 29 mei 2020 kan ingaan.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat er geen medische reden is waardoor het te laat indienen van de WIA-aanvraag niet verwijtbaar is. Uit de in het dossier aanwezige informatie en de in bezwaar ingebrachte informatie blijkt niet dat de psychische toestand van eiseres dusdanig ernstig was dat zij als gevolg daarvan heeft nagelaten op tijd een WIA-aanvraag in te dienen. Uit het laatste spreekuurverslag van de bedrijfsarts van 2 mei 2018 blijkt dat eiseres in verband met psychische klachten eerder behandeling heeft gevolgd bij de POH-GGZ. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt dat de POH-GGZ doorgaans geen ernstige psychische problematiek behandelt. Daarnaast is er sinds medio 2017 helemaal geen behandeling. Ook was eiseres op dat moment bezig met een spoor 2-traject waaruit opgemaakt kan worden dat de psychische toestand niet dusdanig ernstig was dat zij geen WIA-aanvraag kon indienen. Tevens blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts en de medische informatie niet dat er daarna sprake is geweest van ernstige psychopathologie.
13. Eiseres voert aan dat de WIA-uitkering eerder had moeten ingaan, omdat zij door de houding van haar (ex-)werkgever te laat een WIA-aanvraag ingediend heeft. Zij heeft slechts verwezen naar haar bezwaarschrift voor een toelichting van dit standpunt. Zoals gezegd is dat geen voldoende onderbouwing. De rechtbank kan de toelichting van het UWV waarom de uitkering niet eerder dan 29 mei 2020 kan ingaan volgen. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende duidelijk heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van een medische verklaring voor het te laat indienen van de WIA-aanvraag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV de ingangsdatum juist heeft vastgesteld.
14. Eiseres meent dat er sprake is van reformatio in peius en dat zij geen verweermogelijkheden heeft gehad. Eiseres had namelijk slechts bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de uitkering, maar wordt in het besluit op bezwaar volledig arbeidsgeschikt geacht. Het UWV heeft haar niet duidelijk gemaakt dat de mate van arbeids(on)geschiktheid in bezwaar ook werd beoordeeld.
15. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroepvolgt dat het verbod van reformatio in peius zich niet verzet tegen een intrekking of herziening van een WIA-uitkering per toekomende datum, indien het UWV ook los van het ingediende bezwaar bevoegd is om de uitkering per toekomende datum in te trekken of te verlagen. Het bestreden besluit strookt met deze rechtspraak. Het UWV heeft eiseres met de brief van 10 augustus 2021 het voornemen medegedeeld, waarbij eiseres twee weken de gelegenheid heeft gehad om eventuele nadere bezwaargronden aan te voeren. Eiseres heeft hier niet op gereageerd. Tijdens de zitting heeft eiseres aangegeven dat zij de brief met het voornemen niet heeft ontvangen. Hoewel eiseres meent de brief niet te hebben ontvangen en daarom is geschaad in haar verweermogelijkheden is de rechtbank van oordeel dat dit niet maakt dat het UWV in strijd met het verbod op reformatio in peius heeft gehandeld. Het UWV is namelijk ook los van het bezwaar bevoegd om de uitkering ten nadele van eiseres te herzien en te beëindigen per toekomende datum.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
16. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
17. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft geen informatie opgevraagd, omdat voldoende informatie aanwezig was. De verzekeringsarts heeft eiseres tijdens een telefonisch spreekuur gesproken vanwege Covid-19. De verzekeringsarts beschrijft het dagverhaal, de klachten van eiseres, de diagnose en de prognose. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
18. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 20 juli 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Tijdens de bezwaarprocedure is geen aanvullende informatie verkregen. In het dossier was de volgende informatie aanwezig: brieven van de neuroloog van het Franciscus Gasthuis van 16 april 2016, 30 mei 2016, 14 december 2016 en 21 januari 2017 en een huisartsenjournaal van 27 januari 2020 tot en met 10 februari 2020. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres gezien en gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep achtte een lichamelijk onderzoek noodzakelijk, maar eiseres heeft geweigerd hieraan mee te werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts. De belastbaarheid wordt aangepast op herinneren in het dagelijks functioneren, werken met toetsenbord en/of muis, schroefbewegingen met hand en arm, frequent reiken tijdens het werk, buigen, lopen tijdens het werk, knielen en/of hurken, zitten tijdens het werk, staan tijdens het werk, geknield en/of gehurkt actief zijn, boven schouderhoogte actief zijn en afwisseling van houding. Daarnaast wordt de urenbeperking opgeheven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een gewijzigde FML van 20 juli 2021 opgesteld met beperkingen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
19. Eiseres stelt dat van tevoren niet is medegedeeld dat zij tijdens de hoorzitting medisch onderzocht zou worden. Zij benoemt dat zij werd overrompeld door het verzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en dat de stelling dat zij heeft geweigerd onjuist is. Daarnaast is volgens eiseres door de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen recente medische informatie meegenomen in de heroverweging.
20. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat de mogelijkheid van een medisch onderzoek werd aangekondigd in de uitnodigingsbrief van de hoorzitting van 2 juli 2021. Ook benoemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er wel een onderzoek heeft plaatsgevonden in de vorm van een anamnese door de verzekeringsarts en aanvullende vragen tijdens de bezwaarprocedure. Zij geeft aan dat bij het aangeven van beperkingen in de FML primair wordt uitgegaan van de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid medisch onderbouwd kunnen worden. Met betrekking tot de medische informatie stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep het volgende. Voor de lichamelijke klachten was informatie van de behandelaars aanwezig uit 2015, 2016 en 2017. Eiseres heeft zowel in primo als tijdens de bezwaarprocedure aangegeven dat deze klachten de afgelopen twee/drie jaren niet wezenlijk zijn veranderd en dat zij per datum in geding niet onder behandeling was. Zowel in primo als tijdens de bezwaarprocedure is een psychisch onderzoek verricht. Tevens heeft belanghebbende tijdens het gesprek met de verzekeringsarts aangegeven geen behandeling te hebben voor de psychische klachten. Eiseres heeft op 14 juli 2021 aangegeven op dat moment wel een aantal gesprekken te hebben gehad met de POH-GGZ. Er is echter niet gebleken dat zij daar ook al onder behandeling was per datum in geding. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep was er zowel voor de fysieke als psychische klachten daarom geen aanleiding om medische informatie op te vragen.
21. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek voldoende zorgvuldig geweest. In de uitnodigingsbrief van de hoorzitting van 2 juli 2021 is eiseres gewezen op de mogelijkheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar na de hoorzitting medisch kan onderzoeken. Het komt dus voor haar risico als de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie heeft gemist doordat zij daaraan niet wilde meewerken. Ondanks dat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle klachten van eiseres en de meest recente informatie van de behandelaars die zien op de datum in geding voldoende heeft betrokken in de beoordeling. Zij heeft eiseres namelijk wel gezien en gesproken op de hoorzitting en heeft haar verzekeringsgeneeskundig onderzoek daarnaast gebaseerd op dossierstudie, anamnese, eigen onderzoek en informatie van de behandelaars. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medisch rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de drie voorwaarden voldoet.
22. De verzekeringsarts gaat uit van de diagnoses overige aandoeningen wervelkolom en overige aanpassingsstoornissen. Eiseres ervaart psychische klachten en klachten aan haar rug, linker arm en bij tillen, duwen, trekken en dragen. Gelet op de medische bevindingen is het volgens de verzekeringsarts plausibel dat sprake is van mentale en fysieke beperkingen. Daarnaast is er door de moeheid en extra rustmomenten sprake van een tijdelijke urenbeperking van vier uur per dag wegens energetische redenen. De klachten worden niet behandeld. De verzekeringsarts verwacht op lange termijn in belangrijke mate verbetering voor zowel de fysieke- als de mentale mogelijkheden, dit is wel afhankelijk van de te volgen behandeling.
23. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 20 juli 2021 uiteengezet op welke punten zij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt. Dat betreft de volgende punten. Ten aanzien van de lichamelijke klachten heeft er, zoals volgt uit de brief van de neuroloog van 23 januari 2017, uitgebreid onderzoek plaatsgevonden. Er werd geen neurologische verklaring gevonden voor de klachten. Tijdens het spreekuur met de verzekeringsarts heeft eiseres aangegeven dat de klachten de afgelopen drie jaar niet wezenlijk zijn veranderd. Gezien het ontbreken van ernstig onderliggende pathologie zijn de beperkingen in de FML van 16 oktober 2020 niet te volgen. Het totaal van lopen, zitten en staan tijdens het werk komt in deze FML uit op zes uur per dag. Dit terwijl er geen medische indicatie is om te liggen. Het is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen dat eiseres beperkt is ten aanzien van buigen, omdat objectiveerbare rugpathologie ontbreekt. De beperkingen ten aanzien van het armgebruik zijn, gezien het ontbreken van objectiveerbare armpathologie, ook niet te volgen. Dit geldt voor de beperkingen op het vlak van werken met toetsenbord en muis, schroefbewegingen met hand en arm, frequent reiken en boven schouderhoogte actief zijn. De beperkingen op het vlak van knielen en/of hurken en geknield en/of gehurkt actief zijn, zijn niet te volgen, omdat er geen sprake is van knieklachten. Ook heeft eiseres bij de verzekeringsarts aangegeven juist te hurken als ze iets van de grond pakt. Voor de psychische klachten is het aannemelijk dat eiseres hier enige beperkingen van ondervindt in het persoonlijk en sociaal functioneren. Een beperking ten aanzien van herinneren is echter niet te volgen. Een dergelijke beperking komt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het algemeen alleen voor bij mensen met een ernstige psychische stoornis. Bij het primaire psychisch onderzoek heeft de verzekeringsarts geen afwijkingen ten aanzien van het geheugen en/of herinneren geobjectiveerd. Ook is er geen aanwijzing dat per datum in geding sprake is van een ernstige psychische stoornis. Daarom kan gesteld worden dat een beperking ten aanzien van herinneren niet aan de orde is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML op deze punten aangepast. In de gewijzigde FML worden beperkingen gesteld op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
24. Eiseres stelt dat sprake is van een gebrekkige motivering, dat onvoldoende rekening is gehouden met haar situatie en dat zij niet in staat is om te werken. Daarnaast dat uit de FML innerlijke tegenstrijdigheden volgen op het item zitten, zitten tijdens het werk en staan. Ook staan in de FML handelingen beschreven waarvan niet is gecontroleerd met een (medisch) onderzoek of eiseres deze daadwerkelijk kan uitvoeren of niet. Dit gaat onder andere om tillen en knielen en/of hurken.
25. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 28 oktober 2021 het volgende toegelicht. Eiseres kan niet gevolgd worden in haar standpunt dat er tegenstrijdigheden in de FML staan. Bij het FML item 5.1. ‘zitten’ dient beoordeeld te worden hoe lang eiseres aaneengesloten kan zitten. Bij het item 5.2. ‘zitten tijdens het werk’ gaat het om de som van die afzonderlijke periodes op een werkdag waarin aaneengesloten gezeten wordt. Het kan dus niet dat er functies worden geduid waarin eiseres 8 uur aaneengesloten zou moeten zitten, zonder dat daarbij tenminste elk uur afwisseling met lopen of staan mogelijk is. Met betrekking tot het item knielen en/of hurken stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat dit niet medisch onderbouwd wordt en eiseres heeft tijdens het gesprek met de verzekeringsarts aangegeven hurkend iets van de grond te pakken. Ten aanzien van tillen heeft eiseres tijdens het gesprek met de verzekeringsarts aangegeven haar dochtertje van zes maanden te kunnen tillen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt dat dit gemiddeld gaat om een gewicht van 7,3 kilogram. Eiseres is dus in staat om tot 5 kilogram te kunnen tillen.
26. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 20 juli 2021 voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 29 mei 2020.
27. Eiseres vindt dat de urenbeperking onterecht is komen te vervallen en dat dit onvoldoende is gemotiveerd. Eiseres heeft dit niet met medische stukken onderbouwd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit als volgt onderbouwd. Het alleen ervaren van vermoeidheid en inbouwen van rustmomenten zonder medische basis is onvoldoende grond voor het stellen van een urenbeperking. Een urenbeperking is pas aan de orde als er een stoornis in de energiehuishouding is die hier aanleiding toe geeft, als er sprake is van een structureel verminderde beschikbaarheid voor het moeten ondergaan van voorgeschreven behandeling, of vanuit preventief oogpunt. Bij eiseres is dit niet het geval, waardoor er geen noodzaak is tot het aannemen van een urenbeperking. Daarnaast blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet dat er op de datum in geding sprake is van moeheid of extra rustmomenten. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen en ziet geen reden om aan de beoordeling te twijfelen. Eiseres heeft ook geen medische stukken ingebracht die tegen het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingaan.
De arbeidskundige beoordeling
28. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- (267051) Monteur printplaten;
- (267053) Wikkelaar (nieuw en revisie);
- (111180) Productiemedewerker industrie (samentellen van producten).
29. Eiseres is van mening dat zij de geduide functies niet kan verrichten, omdat het werk veelal zittend plaatsvindt en het gebruik van beide handen en de linker arm onderdeel is van de geduide functies.
30. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 juli 2020 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. In het rapport van 2 november 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nader toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Hij geeft aan dat er geen beperkingen zijn voor het gebruik van beide handen/armen en er dus ook geen overschrijding van de belastbaarheid is op dat aspect. Er is dan ook geen reden om de functies op basis van dit aspect niet geschikt te bevinden. Met betrekking tot het zitten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij punt 5.9.1. van de FML toegelicht dat moet worden afgewisseld van houding. Lopen/staan moet af en toe worden afgewisseld met zitten. Voor het zitten is geen beperkende toelichting gegeven hetgeen betekent dat eiseres belastbaar is met zitten, zoals in de FML aangegeven bij de punten 5.1.1. en 5.2.1. Deze belastbaarheid wordt bij geen enkele functie overschreden. De functies zijn dan ook geschikt, aldus de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
31. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 29 mei 2020 met deze functies 100% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als tandartsassistent, zodat eiseres voor 0% arbeidsongeschikt is.