ECLI:NL:RBROT:2022:4224

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
21/5013
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid van eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die als tandartsassistent werkte, had zich op 21 december 2015 ziekgemeld en had op 11 november 2019 een WIA-aanvraag ingediend. Het UWV had haar WIA-uitkering aanvankelijk toegekend, maar later herzien, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 0% werd vastgesteld. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische situatie onvoldoende was onderkend en dat de ingangsdatum van de WIA-uitkering onterecht was vastgesteld op 29 mei 2020.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de ingangsdatum van de WIA-uitkering had vastgesteld en dat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende had onderbouwd waarom de ingangsdatum eerder had moeten zijn en dat de medische rapporten van het UWV zorgvuldig waren opgesteld. Eiseres had geen medische onderbouwing voor haar klachten en de rechtbank vond dat het UWV voldoende had aangetoond dat de functies die eiseres kon vervullen, niet in strijd waren met haar belastbaarheid.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 1 november 2021 terecht was. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/5013

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. P. Celikkal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Met het besluit van 11 november 2020 (het primaire besluit I) heeft het UWV aan eiseres een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 100%. Eiseres heeft vanaf 29 mei 2020 tot en met 28 september 2020 recht op een loongerelateerde uitkering.
Met het besluit van 11 november 2020 (het primaire besluit II) heeft het UWV aan eiseres medegedeeld dat haar WIA-uitkering wijzigt. Vanaf 29 september 2020 krijgt eiseres een loonaanvullingsuitkering.
Met het besluit van 31 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV de primaire besluiten I en II herroepen. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 0%. De WIA-uitkering van eiseres wordt beëindigd per 1 november 2021.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teams-zitting van 9 mei 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

1. Eiseres werkte als tandartsassistent voor gemiddeld 35,40 uur per week. Zij heeft zich op 21 december 2015 wegens belemmerende gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk. De laatste dag van eiseres’ wachttijd voor de Wet WIA was 10 augustus 2018.
2. Vervolgens heeft eiseres op 11 november 2019 een WIA-aanvraag ingediend.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres telefonisch gesproken en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 29 mei 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er geen functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. Eiseres heeft dus geen verdiencapaciteit en is voor 100% arbeidsongeschikt. Daarom krijgt eiseres per 29 mei 2020 een WIA-uitkering naar dit percentage.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen niet juist vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een gewijzigde FML opgesteld van 20 juli 2021. Daarnaast ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische verklaring voor het te laat indienen van de WIA-aanvraag en het later verzenden van de benodigde gegevens. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan zich niet vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Naar aanleiding van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wel functies kunnen duiden. Dit maakte dat eiseres 0% arbeidsongeschikt is en daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. Op 10 augustus 2021 heeft het UWV eiseres laten weten dat het voornemens is de beslissing op deze manier te wijzigen. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om daartegen bezwaren kenbaar te maken. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Primair beroept eiseres zich op het volgende. Eiseres ervaart tot op heden zowel fysieke als emotionele klachten. De fysieke klachten zien op rugklachten, krachtverlies en pijn in de linkerarm. Hierdoor kan eiseres niet langer dan vijftien minuten achter elkaar staan, één uur aaneen zitten en vijf minuten achter elkaar gebogen actief zijn. Emotioneel gezien heeft eiseres afgelopen jaren een zware tijd gehad die gepaard ging met concentratieproblemen en depressiviteit. Volgens eiseres zag het geschil in bezwaar enkel op de ingangsdatum van de WIA-uitkering. Dat vervolgens ook een inhoudelijke beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid is gedaan vindt eiseres een niet juiste gang van zaken. Eiseres handhaaft haar standpunt dat de te late WIA-aanvraag niet aan haar te wijten is, maar een gevolg is van de houding van de (ex-)werkgever. Zij verzoekt het standpunt hierover zoals verwoord in de bezwaarprocedure als ingelast te beschouwen. Eiseres beroept zich op het verbod van reformatio in peius en daarbij specifiek op het niet toekomen van verweermogelijkheden. Ook is aan eiseres niet medegedeeld dat zij medisch onderzocht zou worden tijdens de hoorzitting, waardoor zij werd overrompeld door dit verzoek. De stelling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiseres heeft geweigerd mee te werken aan het lichamelijk onderzoek is dan ook onjuist. Eiseres vindt dat het beginsel van hoor- en wederhoor, het zorgvuldigheids-, rechtszekerheids- en evenredigheidsbeginsel zijn geschonden.
6. Subsidiair is eiseres van mening dat zij fysieke beperkingen heeft die haar belemmeren om te kunnen werken. Zij stelt dat zij helemaal niet kan werken. Eiseres vindt het onderzoek niet zorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd. Daarnaast meent eiseres dat de urenbeperking onterecht is komen te vervallen en dat dit ook niet is gemotiveerd. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen recente medische informatie betrokken bij de heroverweging. Dit terwijl eiseres heeft aangegeven psychische behandeling te krijgen voor haar mentale klachten.
7. Ten slotte vindt eiseres dat zij de geduide functies niet kan verrichten, omdat het werk veelal zittend plaatsvindt en het gebruik van beide handen onderdeel is van de geduide functies.

Waarover het gaat in deze zaak

8. De vraag is of het UWV de ingangsdatum van de WIA-uitkering terecht op 29 mei 2020 heeft vastgesteld en of het UWV terecht stelt dat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vragen beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.

Wat de rechtbank vindt

9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht de ingangsdatum van de WIA-uitkering per 29 mei 2020 heeft vastgesteld en terecht stelt dat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
De ingangsdatum van de WIA-uitkering
11. De wachttijd van 104 weken van eiseres eindigde op 10 augustus 2018, dus zij had uiterlijk 11 weken daarvoor (26 mei 2018) een WIA-aanvraag moeten indienen. Eiseres heeft echter pas op 11 november 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. Vervolgens heeft het UWV verschillende keren aan eiseres gevraagd of zij nadere informatie wilde indienen zodat het UWV de aanvraag in behandeling kon nemen. Uiteindelijk is deze informatie 12 maart 2020 binnengekomen bij het UWV. Dit betekent dat eiseres 656 dagen te laat een volledige aanvraag voor de WIA-uitkering heeft ingediend. De ingangsdatum van de WIA-uitkering wordt zo veel later vastgesteld als de WIA-aanvraag later is gedaan. De WIA-uitkering zou, indien zij een complete en tijdige aanvraag had ingediend, 11 augustus 2018 ingaan. Eiseres heeft 656 dagen te laat een complete aanvraag ingediend. 656 dagen na 11 augustus 2018 maakt dat de WIA-uitkering per 29 mei 2020 kan ingaan.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat er geen medische reden is waardoor het te laat indienen van de WIA-aanvraag niet verwijtbaar is. Uit de in het dossier aanwezige informatie en de in bezwaar ingebrachte informatie blijkt niet dat de psychische toestand van eiseres dusdanig ernstig was dat zij als gevolg daarvan heeft nagelaten op tijd een WIA-aanvraag in te dienen. Uit het laatste spreekuurverslag van de bedrijfsarts van 2 mei 2018 blijkt dat eiseres in verband met psychische klachten eerder behandeling heeft gevolgd bij de POH-GGZ. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt dat de POH-GGZ doorgaans geen ernstige psychische problematiek behandelt. Daarnaast is er sinds medio 2017 helemaal geen behandeling. Ook was eiseres op dat moment bezig met een spoor 2-traject waaruit opgemaakt kan worden dat de psychische toestand niet dusdanig ernstig was dat zij geen WIA-aanvraag kon indienen. Tevens blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts en de medische informatie niet dat er daarna sprake is geweest van ernstige psychopathologie.
13. Eiseres voert aan dat de WIA-uitkering eerder had moeten ingaan, omdat zij door de houding van haar (ex-)werkgever te laat een WIA-aanvraag ingediend heeft. Zij heeft slechts verwezen naar haar bezwaarschrift voor een toelichting van dit standpunt. Zoals gezegd is dat geen voldoende onderbouwing. De rechtbank kan de toelichting van het UWV waarom de uitkering niet eerder dan 29 mei 2020 kan ingaan volgen. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende duidelijk heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van een medische verklaring voor het te laat indienen van de WIA-aanvraag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV de ingangsdatum juist heeft vastgesteld.
Reformatio in peius
14. Eiseres meent dat er sprake is van reformatio in peius en dat zij geen verweermogelijkheden heeft gehad. Eiseres had namelijk slechts bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de uitkering, maar wordt in het besluit op bezwaar volledig arbeidsgeschikt geacht. Het UWV heeft haar niet duidelijk gemaakt dat de mate van arbeids(on)geschiktheid in bezwaar ook werd beoordeeld.
15. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] volgt dat het verbod van reformatio in peius zich niet verzet tegen een intrekking of herziening van een WIA-uitkering per toekomende datum, indien het UWV ook los van het ingediende bezwaar bevoegd is om de uitkering per toekomende datum in te trekken of te verlagen. Het bestreden besluit strookt met deze rechtspraak. Het UWV heeft eiseres met de brief van 10 augustus 2021 het voornemen medegedeeld, waarbij eiseres twee weken de gelegenheid heeft gehad om eventuele nadere bezwaargronden aan te voeren. Eiseres heeft hier niet op gereageerd. Tijdens de zitting heeft eiseres aangegeven dat zij de brief met het voornemen niet heeft ontvangen. Hoewel eiseres meent de brief niet te hebben ontvangen en daarom is geschaad in haar verweermogelijkheden is de rechtbank van oordeel dat dit niet maakt dat het UWV in strijd met het verbod op reformatio in peius heeft gehandeld. Het UWV is namelijk ook los van het bezwaar bevoegd om de uitkering ten nadele van eiseres te herzien en te beëindigen per toekomende datum.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
16. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
17. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft geen informatie opgevraagd, omdat voldoende informatie aanwezig was. De verzekeringsarts heeft eiseres tijdens een telefonisch spreekuur gesproken vanwege Covid-19. De verzekeringsarts beschrijft het dagverhaal, de klachten van eiseres, de diagnose en de prognose. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
18. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 20 juli 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Tijdens de bezwaarprocedure is geen aanvullende informatie verkregen. In het dossier was de volgende informatie aanwezig: brieven van de neuroloog van het Franciscus Gasthuis van 16 april 2016, 30 mei 2016, 14 december 2016 en 21 januari 2017 en een huisartsenjournaal van 27 januari 2020 tot en met 10 februari 2020. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres gezien en gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep achtte een lichamelijk onderzoek noodzakelijk, maar eiseres heeft geweigerd hieraan mee te werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts. De belastbaarheid wordt aangepast op herinneren in het dagelijks functioneren, werken met toetsenbord en/of muis, schroefbewegingen met hand en arm, frequent reiken tijdens het werk, buigen, lopen tijdens het werk, knielen en/of hurken, zitten tijdens het werk, staan tijdens het werk, geknield en/of gehurkt actief zijn, boven schouderhoogte actief zijn en afwisseling van houding. Daarnaast wordt de urenbeperking opgeheven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een gewijzigde FML van 20 juli 2021 opgesteld met beperkingen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
19. Eiseres stelt dat van tevoren niet is medegedeeld dat zij tijdens de hoorzitting medisch onderzocht zou worden. Zij benoemt dat zij werd overrompeld door het verzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en dat de stelling dat zij heeft geweigerd onjuist is. Daarnaast is volgens eiseres door de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen recente medische informatie meegenomen in de heroverweging.
20. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat de mogelijkheid van een medisch onderzoek werd aangekondigd in de uitnodigingsbrief van de hoorzitting van 2 juli 2021. Ook benoemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er wel een onderzoek heeft plaatsgevonden in de vorm van een anamnese door de verzekeringsarts en aanvullende vragen tijdens de bezwaarprocedure. Zij geeft aan dat bij het aangeven van beperkingen in de FML primair wordt uitgegaan van de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid medisch onderbouwd kunnen worden. Met betrekking tot de medische informatie stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep het volgende. Voor de lichamelijke klachten was informatie van de behandelaars aanwezig uit 2015, 2016 en 2017. Eiseres heeft zowel in primo als tijdens de bezwaarprocedure aangegeven dat deze klachten de afgelopen twee/drie jaren niet wezenlijk zijn veranderd en dat zij per datum in geding niet onder behandeling was. Zowel in primo als tijdens de bezwaarprocedure is een psychisch onderzoek verricht. Tevens heeft belanghebbende tijdens het gesprek met de verzekeringsarts aangegeven geen behandeling te hebben voor de psychische klachten. Eiseres heeft op 14 juli 2021 aangegeven op dat moment wel een aantal gesprekken te hebben gehad met de POH-GGZ. Er is echter niet gebleken dat zij daar ook al onder behandeling was per datum in geding. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep was er zowel voor de fysieke als psychische klachten daarom geen aanleiding om medische informatie op te vragen.
21. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek voldoende zorgvuldig geweest. In de uitnodigingsbrief van de hoorzitting van 2 juli 2021 is eiseres gewezen op de mogelijkheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar na de hoorzitting medisch kan onderzoeken. Het komt dus voor haar risico als de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie heeft gemist doordat zij daaraan niet wilde meewerken. Ondanks dat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle klachten van eiseres en de meest recente informatie van de behandelaars die zien op de datum in geding voldoende heeft betrokken in de beoordeling. Zij heeft eiseres namelijk wel gezien en gesproken op de hoorzitting en heeft haar verzekeringsgeneeskundig onderzoek daarnaast gebaseerd op dossierstudie, anamnese, eigen onderzoek en informatie van de behandelaars. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medisch rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
22. De verzekeringsarts gaat uit van de diagnoses overige aandoeningen wervelkolom en overige aanpassingsstoornissen. Eiseres ervaart psychische klachten en klachten aan haar rug, linker arm en bij tillen, duwen, trekken en dragen. Gelet op de medische bevindingen is het volgens de verzekeringsarts plausibel dat sprake is van mentale en fysieke beperkingen. Daarnaast is er door de moeheid en extra rustmomenten sprake van een tijdelijke urenbeperking van vier uur per dag wegens energetische redenen. De klachten worden niet behandeld. De verzekeringsarts verwacht op lange termijn in belangrijke mate verbetering voor zowel de fysieke- als de mentale mogelijkheden, dit is wel afhankelijk van de te volgen behandeling.
23. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 20 juli 2021 uiteengezet op welke punten zij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt. Dat betreft de volgende punten. Ten aanzien van de lichamelijke klachten heeft er, zoals volgt uit de brief van de neuroloog van 23 januari 2017, uitgebreid onderzoek plaatsgevonden. Er werd geen neurologische verklaring gevonden voor de klachten. Tijdens het spreekuur met de verzekeringsarts heeft eiseres aangegeven dat de klachten de afgelopen drie jaar niet wezenlijk zijn veranderd. Gezien het ontbreken van ernstig onderliggende pathologie zijn de beperkingen in de FML van 16 oktober 2020 niet te volgen. Het totaal van lopen, zitten en staan tijdens het werk komt in deze FML uit op zes uur per dag. Dit terwijl er geen medische indicatie is om te liggen. Het is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen dat eiseres beperkt is ten aanzien van buigen, omdat objectiveerbare rugpathologie ontbreekt. De beperkingen ten aanzien van het armgebruik zijn, gezien het ontbreken van objectiveerbare armpathologie, ook niet te volgen. Dit geldt voor de beperkingen op het vlak van werken met toetsenbord en muis, schroefbewegingen met hand en arm, frequent reiken en boven schouderhoogte actief zijn. De beperkingen op het vlak van knielen en/of hurken en geknield en/of gehurkt actief zijn, zijn niet te volgen, omdat er geen sprake is van knieklachten. Ook heeft eiseres bij de verzekeringsarts aangegeven juist te hurken als ze iets van de grond pakt. Voor de psychische klachten is het aannemelijk dat eiseres hier enige beperkingen van ondervindt in het persoonlijk en sociaal functioneren. Een beperking ten aanzien van herinneren is echter niet te volgen. Een dergelijke beperking komt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het algemeen alleen voor bij mensen met een ernstige psychische stoornis. Bij het primaire psychisch onderzoek heeft de verzekeringsarts geen afwijkingen ten aanzien van het geheugen en/of herinneren geobjectiveerd. Ook is er geen aanwijzing dat per datum in geding sprake is van een ernstige psychische stoornis. Daarom kan gesteld worden dat een beperking ten aanzien van herinneren niet aan de orde is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML op deze punten aangepast. In de gewijzigde FML worden beperkingen gesteld op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
24. Eiseres stelt dat sprake is van een gebrekkige motivering, dat onvoldoende rekening is gehouden met haar situatie en dat zij niet in staat is om te werken. Daarnaast dat uit de FML innerlijke tegenstrijdigheden volgen op het item zitten, zitten tijdens het werk en staan. Ook staan in de FML handelingen beschreven waarvan niet is gecontroleerd met een (medisch) onderzoek of eiseres deze daadwerkelijk kan uitvoeren of niet. Dit gaat onder andere om tillen en knielen en/of hurken.
25. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 28 oktober 2021 het volgende toegelicht. Eiseres kan niet gevolgd worden in haar standpunt dat er tegenstrijdigheden in de FML staan. Bij het FML item 5.1. ‘zitten’ dient beoordeeld te worden hoe lang eiseres aaneengesloten kan zitten. Bij het item 5.2. ‘zitten tijdens het werk’ gaat het om de som van die afzonderlijke periodes op een werkdag waarin aaneengesloten gezeten wordt. Het kan dus niet dat er functies worden geduid waarin eiseres 8 uur aaneengesloten zou moeten zitten, zonder dat daarbij tenminste elk uur afwisseling met lopen of staan mogelijk is. Met betrekking tot het item knielen en/of hurken stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat dit niet medisch onderbouwd wordt en eiseres heeft tijdens het gesprek met de verzekeringsarts aangegeven hurkend iets van de grond te pakken. Ten aanzien van tillen heeft eiseres tijdens het gesprek met de verzekeringsarts aangegeven haar dochtertje van zes maanden te kunnen tillen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt dat dit gemiddeld gaat om een gewicht van 7,3 kilogram. Eiseres is dus in staat om tot 5 kilogram te kunnen tillen.
26. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 20 juli 2021 voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 29 mei 2020.
27. Eiseres vindt dat de urenbeperking onterecht is komen te vervallen en dat dit onvoldoende is gemotiveerd. Eiseres heeft dit niet met medische stukken onderbouwd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit als volgt onderbouwd. Het alleen ervaren van vermoeidheid en inbouwen van rustmomenten zonder medische basis is onvoldoende grond voor het stellen van een urenbeperking. Een urenbeperking is pas aan de orde als er een stoornis in de energiehuishouding is die hier aanleiding toe geeft, als er sprake is van een structureel verminderde beschikbaarheid voor het moeten ondergaan van voorgeschreven behandeling, of vanuit preventief oogpunt. Bij eiseres is dit niet het geval, waardoor er geen noodzaak is tot het aannemen van een urenbeperking. Daarnaast blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet dat er op de datum in geding sprake is van moeheid of extra rustmomenten. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen en ziet geen reden om aan de beoordeling te twijfelen. Eiseres heeft ook geen medische stukken ingebracht die tegen het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingaan.
De arbeidskundige beoordeling
28. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- (267051) Monteur printplaten;
- (267053) Wikkelaar (nieuw en revisie);
- (111180) Productiemedewerker industrie (samentellen van producten).
29. Eiseres is van mening dat zij de geduide functies niet kan verrichten, omdat het werk veelal zittend plaatsvindt en het gebruik van beide handen en de linker arm onderdeel is van de geduide functies.
30. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 juli 2020 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. In het rapport van 2 november 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nader toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Hij geeft aan dat er geen beperkingen zijn voor het gebruik van beide handen/armen en er dus ook geen overschrijding van de belastbaarheid is op dat aspect. Er is dan ook geen reden om de functies op basis van dit aspect niet geschikt te bevinden. Met betrekking tot het zitten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij punt 5.9.1. van de FML toegelicht dat moet worden afgewisseld van houding. Lopen/staan moet af en toe worden afgewisseld met zitten. Voor het zitten is geen beperkende toelichting gegeven hetgeen betekent dat eiseres belastbaar is met zitten, zoals in de FML aangegeven bij de punten 5.1.1. en 5.2.1. Deze belastbaarheid wordt bij geen enkele functie overschreden. De functies zijn dan ook geschikt, aldus de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
31. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 29 mei 2020 met deze functies 100% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als tandartsassistent, zodat eiseres voor 0% arbeidsongeschikt is.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

32. Het UWV heeft terecht de ingangsdatum van de WIA-uitkering van eiseres vastgesteld op 29 mei 2020 en bepaald dat de mate van arbeidsongeschiktheid 0% is. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft het UWV terecht de WIA-uitkering van eiseres per 1 november 2021 beëindigd.
33. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier op 30 mei 2022.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld Centrale Raad van Beroep 14 juli 2017, ECLI:NL:2017:3923.