Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 4 april 2022, met producties 1 en 2;
- de mondelinge behandeling gehouden op 29 april 2022;
- de brief van 28 april 2022 van de zijde van [naam gedaagde].
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen gedaagde met de vordering om hem te verplichten de woning te verlaten en zich uit te schrijven uit het Basisregistratie Personen (BRP). Eiseres stelt dat gedaagde, ondanks een eerdere beschikking van de rechtbank waarin hem werd bevolen de woning te verlaten, deze weigert te verlaten. Eiseres heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, omdat zij een bijstandsuitkering wil aanvragen die afhankelijk is van de uitschrijving van gedaagde uit het BRP. Gedaagde voert verweer en stelt dat hij sinds februari 2022 weer samenwoont met eiseres en dat er geen spoedeisend belang is voor de vordering van eiseres.
De voorzieningenrechter overweegt dat de eerdere beschikking van de rechtbank, waarin eiseres het gebruik van de woning is toegewezen, het uitgangspunt vormt voor deze procedure. De rechter oordeelt dat gedaagde niet in de woning mag verblijven en dat de vordering van eiseres in beginsel toewijsbaar is. Echter, de rechter twijfelt aan de mogelijkheid om gedaagde te veroordelen tot uitschrijving uit het BRP, omdat dit een beslissing is die door de gemeente moet worden genomen. De rechter besluit om de dwangsom te matigen en te bepalen op € 50,00 per dag met een maximum van € 5.000,00.
De voorzieningenrechter beveelt gedaagde om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de woning te verlaten en legt een dwangsom op voor het geval hij hieraan niet voldoet. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 13 mei 2022.