ECLI:NL:RBROT:2022:4202

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
C/10/632776 / JE RK 22-245
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met als doel thuisplaatsing op korte termijn

Op 17 mei 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van [naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2016, met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder van [naam kind] is hersteld van een psychose en werkt mee aan haar behandeling, maar er zijn zorgen over haar emotionele beschikbaarheid voor [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een bestandpleeggezin van Horizon voor de duur van zes maanden, omdat het belangrijk is dat [naam kind] zich weer kind kan voelen en dat er meer zicht komt op de opvoedvaardigheden van de moeder. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat mr. H.J. Naber, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 25 augustus 2022, om de GI de ruimte te bieden om [naam kind] op een veilige en verantwoorde wijze weer thuis te plaatsen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/632776 / JE RK 22-245
Datum uitspraak: 17 mei 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2016 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. H.J. Naber, kantoorhoudende te Dordrecht,

de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 25 februari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het handhavingsbericht van de Raad van 2 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 3 mei 2022;
  • de aanvullende raadsrapportage met bijlagen van 2 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 3 mei 2022.
Op 17 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Franse taal, [naam 1];
  • een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 2];
  • een vertegenwoordigster van de GI, [naam 3].
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan de woonbegeleidster van de moeder, [naam 4].
De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen als informant, niet ter zitting verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft in een bestandpleeggezin van Horizon.
Bij beschikking van 25 februari 2022 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 25 februari 2023.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 25 februari 2022 ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een bestandpleeggezin van Horizon verleend tot 25 mei 2022. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een bestandpleeggezin van Horizon voor de duur van zes maanden. Hiervan zijn al drie maanden toegewezen, waardoor nu moet worden beslist op de periode tot 25 augustus 2022.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Het gaat steeds beter met de moeder. Zij is hersteld van haar psychose, werkt overal aan mee en neemt haar medicatie trouw in. Tijdens de contactmomenten tussen haar en [naam kind] wordt echter gezien dat de moeder het lastig vindt om bij [naam kind] aan te sluiten op sociaal-emotioneel gebied. [naam kind] voelt zich erg verantwoordelijk voor de moeder. Het is belangrijk dat zij zich weer kind kan voelen en dat er uitgebreider wordt gekeken naar de opvoedvaardigheden van de moeder. Er is hiervoor een aanmelding gedaan bij Centrum ‘45. Daar kunnen ze enerzijds kijken wat de psychose bij de moeder veroorzaakt heeft en of er verdere behandeling nodig is, en anderzijds kunnen ze door middel van een gezinsopname meer zicht krijgen op de interactie tussen [naam kind] en de moeder. Tijdens de gezinsopname zal duidelijk worden welke tips en adviezen de moeder kan gebruiken bij de opvoeding. De bedoeling is dat er na de gezinsopname wordt toegewerkt naar huis. Zolang de gezinsopname nog niet is gestart, is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund. De GI beaamt dat het steeds beter met de moeder gaat en dat zij liefdevol omgaat met [naam kind]. Tijdens de begeleide bezoeken wordt echter ook gezien dat de moeder nog last heeft van somberheid en trauma’s, wat zijn weerslag heeft op [naam kind]. De moeder heeft nog niet de kracht om de tips die zij hierbij krijgt, toe te passen. Er zal binnenkort een intakegesprek plaatsvinden bij Centrum ‘45 om te kijken of een gezinsopname aldaar passend is voor [naam kind] en de moeder. Omdat er geen wachtlijst is, zou er op korte termijn al kunnen worden gestart met de gezinsopname. Bezien moet worden of Centrum ‘45 aansluitend aan de gezinsopname ook nazorg in de vorm van opvoedondersteuning kan bieden. Als een gezinsopname bij Centrum ‘45 niet passend wordt geacht dan moet er andere hulpverlening worden ingezet om toe te kunnen werken naar een thuisplaatsing.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is ter zitting primair verzocht om het verzoek van de Raad af te wijzen en subsidiair om de duur van de uithuisplaatsing te beperken tot een maand. De moeder is hersteld van haar psychose, wordt begeleid door Yulius en neemt haar medicatie. Het gaat al een hele tijd goed. Er is daarom geen noodzaak meer voor de uithuisplaatsing van [naam kind]. De moeder wil meewerken met de gezinsopname bij Centrum ‘45 en hoopt dat de gezinsopname snel van start gaat. Tot die tijd moet het contact tussen [naam kind] en de moeder worden uitgebreid. Voorkomen moet worden dat als de gezinsopname niet door gaat, [naam kind] nog langer bij de pleegouders blijft en de situatie die er nu is, blijft voortduren. Er moet voor worden gewaakt dat [naam kind] zich meer en meer gaat hechten in het pleeggezin. Haar perspectief ligt immers bij de moeder. Als de gezinsopname niet doorgaat, dan wenst de moeder dat [naam kind] stapsgewijs thuis wordt geplaatst. Zij kan de nodige tips en adviezen ook thuis ontvangen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder op 11 oktober 2021 vanwege een psychose is opgenomen bij Yulius en dat [naam kind] sindsdien in een bestandpleeggezin van Horizon verblijft. Op 11 januari 2022 is de moeder ontslagen uit de kliniek. De kinderrechter is gebleken dat het nu beter gaat met de moeder. Zij is hersteld van haar psychose, werkt mee aan de nazorg en begeleiding en is medicatietrouw.
Ondanks deze positieve ontwikkelingen acht de kinderrechter een terugplaatsing van [naam kind] op dit moment nog niet aan de orde. Tijdens de begeleide bezoeken tussen [naam kind] en de moeder wordt namelijk gezien dat de moeder nog last heeft van somberheid, onvoldoende emotioneel beschikbaar is voor [naam kind] en onvoldoende in staat is om [naam kind] de nodige steun, begeleiding en sturing te bieden. Om [naam kind] zo snel mogelijk weer thuis te kunnen plaatsen, is het noodzakelijk dat er meer zicht komt op de opvoedvaardigheden van de moeder en de interactie tussen de moeder en [naam kind] en dat daarvoor de juiste hulpverlening wordt ingezet.
Het is positief dat er binnenkort een intakegesprek plaatsvindt bij Centrum ‘45, waar [naam kind] en de moeder op zeer korte termijn zouden kunnen starten met een gezinsopname. Tijdens dit gesprek zal duidelijk worden of Centrum ‘45 passend is en daadwerkelijk kan starten. Wanneer dit het geval is, zal [naam kind] waarschijnlijk op zeer korte termijn kunnen worden teruggeplaatst bij de moeder en kan de uithuisplaatsing worden beëindigd zodra de gezinsopname van start gaat.
De kinderrechter dient echter ook rekening te houden met het scenario dat Centrum ‘45 zich om welke reden dan ook niet passend acht om een hulpverleningstraject in te gaan met de moeder en [naam kind]. In dat geval dient er zo snel mogelijk alternatieve hulpverlening te worden ingezet om een terugplaatsing van [naam kind] te realiseren. Er dient dan vanuit de huidige situatie met de juiste hulpverlening gefaseerd te worden toegewerkt naar huis. Voor deze situatie is een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing nog noodzakelijk.
De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] voor de duur van drie maanden noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De komende drie maanden zijn nodig om de GI de ruimte te bieden om [naam kind] op een veilige en verantwoorde wijze weer thuis te plaatsen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een bestandpleeggezin van Horizon tot 25 augustus 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2022 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 27 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.