ECLI:NL:RBROT:2022:418

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
C/10/628748 / KG RK 21-1193
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van arbiter in arbitrage tussen Handelskade Shipsales B.V. en Smart Maritime Group LLC

Op 14 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak tussen Handelskade Shipsales B.V. (HS) en Smart Maritime Group LLC (SMG). HS verzocht om de benoeming van een arbiter in een arbitrageprocedure, gebaseerd op artikel 1027 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De procedure volgde op een geschil dat was ontstaan over vorderingen uit hoofde van zes overeenkomsten voor het modificeren van schepen, waarbij HS aan SMG verf had geleverd ter waarde van € 141.000,00. HS had SMG op 28 september 2021 geïnformeerd over haar vordering en aangekondigd tot arbitrage over te gaan, maar SMG had het voorstel om een arbiter te benoemen afgewezen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat SMG tijdig was opgeroepen voor de mondelinge behandeling en dat de benoeming van een arbiter binnen drie maanden na aanhangig maken van de arbitrage diende te gebeuren. Aangezien SMG niet had gereageerd op het verzoek van HS om een arbiter te benoemen, werd de voorzieningenrechter bevoegd om een arbiter aan te wijzen. De voorzieningenrechter concludeerde dat, ondanks het feit dat het ADR Instituut in Amsterdam geen Maritime Arbitration Commission heeft, de plaats van arbitrage in Nederland was gelegen, omdat Amsterdam in het arbitraal beding was genoemd.

Uiteindelijk benoemde de voorzieningenrechter [naam 1] als arbiter in de arbitrage tussen HS en SMG. Het verzoek van HS om SMG in de proceskosten te veroordelen werd afgewezen, en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/628748 / KG RK 21-1193
Beschikking van de voorzieningenrechter van 14 januari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANDELSKADE SHIPSALES B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
verzoekster,
advocaat mr. O. Yesildag te Rotterdam,
en
de rechtspersoon naar vreemd recht
SMART MARITIME GROUP LLC,
gevestigd te Kherson, Oekraïne,
belanghebbende,
niet verschenen.
Partijen worden hierna HS en SMG genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 16 november 2021, met producties 1 tot en met 3,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 10 januari 2022,
  • de brief van mr. Yesildag van 10 januari 2022.
1.2.
De datum van de beschikking is nader bepaald op heden.

2..Het verzoek en de grondslag daarvan

2.1.
HS verzoekt – samengevat – om bij beschikking [naam 1] of [naam 2], of een door de voorzieningenrechter te bepalen persoon, in de arbitrage tussen partijen tot arbiter te benoemen, met veroordeling van SMG in de proceskosten.
2.2.
HS grondt haar verzoek op artikel 1027 lid 3 Rv. Daartoe stelt zij het volgende.
Partijen hebben zes overeenkomsten met elkaar gesloten voor het modificeren van schepen. In de overeenkomsten is de volgende eensluidende clausule opgenomen:
“All disputes, disagreements or claims arising under this Contract of in connection with it, including concerning its conclusion, interpretation, execution, violation, termination or invalidity, and are not settled by negotiations within 10 (ten) calendar days, are subject to permission in the Maritime Arbitration Commission at the ADR institute (Amsterdam) with its Rules. The law governing this Contract is the substantive law of England. The arbitration commission consists of a sole arbitrator. The language of the arbitration is English.”
Tussen partijen is een geschil ontstaan over vorderingen uit hoofde van krachtens de overeenkomsten door HS aan SMG geleverde verf. Bij brief van 28 september 2021 heeft HS bij monde van haar advocaat aan SMG bericht dat haar vordering op SMG € 141.000,00 bedraagt en dat zij tot arbitrage overgaat. Daarbij heeft HS opgemerkt dat het ADR Instituut in Amsterdam niet over een Maritime Arbitration Commission beschikt en voorgesteld om een UNUM-arbiter te benoemen, en onder andere [naam 1] en [naam 2] als mogelijke arbiter genoemd. Bij brief van 7 oktober 2021 heeft SMG het voorstel afgewezen. Daarbij heeft zij het standpunt ingenomen dat Amsterdam niet als plaats van arbitrage is overeengekomen en dat het Nederlands (proces)recht niet van toepassing is. Haar tegenvoorstel is een arbiter van de Ukrainian Chamber of Commerce and Industry te benoemen.

3..De beoordeling

3.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat SMG tijdig voor de mondelinge behandeling is opgeroepen en dat die oproeping haar ook bereikt heeft.
3.2.
De benoeming van een arbiter dient te geschieden binnen drie maanden nadat de arbitrage aanhangig is. Bij brief van 28 september 2021 heeft HS de arbitrage overeenkomstig artikel 1025 lid 1 Rv aanhangig gemaakt. Benoeming van een arbiter binnen voornoemde termijn is uitgebleven. Artikel 1027 lid 3 Rv bepaalt dat in een dergelijk geval de arbiter op verzoek van de meest gerede partij door de voorzieningenrechter wordt benoemd.
3.3.
In haar brief aan HS heeft SMG gesteld dat Amsterdam niet als plaats van arbitrage is overeengekomen en dat Nederlands (proces)recht niet van toepassing is. Artikel 1073 Rv bepaalt dat de benoeming van een arbiter op de voet van artikel 1027 lid 3 Rv kan plaatsvinden indien de plaats van arbitrage in Nederland is gelegen. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter het geval nu in het arbitraal beding, zij het door verwijzing naar een niet bestaand arbitrage-instituut, de plaats Amsterdam wordt genoemd.
3.4.
Partijen hebben in het arbitraal beding verwezen naar een niet bestaand arbitrage-instituut. Het ADR Instituut is een opleidingsinstituut en beschikt niet over een Maritime Arbitration Commission, noemt geen arbiters waaruit kan worden gekozen en heeft geen arbitragereglement. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Yesildag toegelicht dat partijen vermoedelijk niet hebben nagedacht over het instituut, maar meer in het algemeen voor arbitrage hebben gekozen. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat de keuze voor het ADR Instituut niet essentieel is geweest, nu partijen bij het sluiten van de overeenkomsten kennelijk niet hebben onderzocht of dit instituut daadwerkelijk een arbitrage-instituut is. Met het beding lijken zij veeleer tot uitdrukking te hebben gebracht dat zij eventuele geschillen aan arbitrage in Amsterdam, althans in ieder geval in Nederland willen onderwerpen. Het vorenstaande leidt ertoe dat het arbitraal beding naar voorlopig oordeel als geldig dient te worden aangemerkt, zodat een arbiter dient te worden benoemd.
3.5.
HS heeft voorgesteld om een bij het UNUM aangesloten arbiter te benoemen. SMG heeft daartegen geen verweer gevoerd. Aan het standpunt dat Amsterdam niet als plaats van arbitrage is overeengekomen, wordt om eerder genoemde reden voorbijgegaan. Daaraan wordt nog toegevoegd dat hoewel SMG heeft voorgesteld om een arbiter van de Ukrainian Chamber of Commerce and Industry te benoemen, noch dit instituut noch het land Oekraïne in het arbitraal beding zijn vermeld.
3.6.
In zijn brief van 10 januari 2022 heeft mr. Yesildag bericht dat zowel [naam 1] als [naam 2] beschikbaar en bereid zijn om als arbiter op te treden. Eerstgenoemde wordt hierna door de voorzieningenrechter tot arbiter benoemd.
3.7.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een veroordeling van SMG in de proceskosten van HS. Dit verzoek wordt dan ook afgewezen.

4..De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
benoemt [naam 1] tot arbiter in de arbitrage tussen HS en SMG,
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2022.
[2971/2009]