ECLI:NL:RBROT:2022:4173

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
C/10/622753 / HA ZA 21-663
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake forumkeuze tussen Van Otterloo B.V. en Orion Metal B.V.B.A.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen de besloten vennootschap Van Otterloo B.V. en de Belgische besloten vennootschap Orion Metal B.V.B.A. De rechtbank heeft op 13 april 2022 uitspraak gedaan in het incident, dat volgde op een eerdere uitspraak van 26 januari 2022. De kern van het geschil draait om de vraag of de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van Van Otterloo, gezien het forumkeuzebeding dat in de algemene voorwaarden is opgenomen.

Van Otterloo heeft gesteld dat zij de meest recente versie van haar algemene voorwaarden, inclusief het forumkeuzebeding, op 20 december 2012 aan Orion heeft toegestuurd. Orion heeft echter betwist dat zij deze voorwaarden heeft ontvangen en heeft aangevoerd dat een eenmalige toezending onvoldoende is om aan te nemen dat zij op de geldigheid van die voorwaarden had moeten rekenen. De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat er sprake is van een lopende handelsrelatie tussen de partijen en dat de FME CWM-voorwaarden, waarin het forumkeuzebeding is opgenomen, standaard in de branche worden gebruikt.

De rechtbank concludeert dat Van Otterloo voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Orion op de hoogte was van de voorwaarden, inclusief het forumkeuzebeding, en dat Orion aan deze voorwaarden is gebonden. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en heeft de incidentele vordering van Orion afgewezen. Orion is in het ongelijk gesteld en moet de kosten van het incident dragen, die zijn begroot op € 563,- aan salaris voor de advocaat. De zaak zal verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de rolrechter zal beraadslagen over een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/622753 / HA ZA 21-663
Vonnis in incident van 13 april 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN OTTERLOO B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. D.F.P. van Arkel te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap naar Belgisch recht
ORION METAL B.V.B.A,
gevestigd te Bocholt, België,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.W. Linders te Eindhoven.
Partijen zullen hierna mede Van Otterloo en Orion genoemd worden.

1..De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 26 januari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de akte van de zijde van Van Otterloo;
- de akte van de zijde van Orion.
1.2
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.

2..De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank neemt hier over wat zij in het tussenvonnis van 26 januari 2022 heeft overwogen en blijft daarbij.
2.2
In dat vonnis is Van Otterloo in de gelegenheid gesteld een akte te nemen waarin zij stelt en onderbouwt dat, en wanneer, zij de meest recente versie (van 16 april 2010) van haar algemene voorwaarden, met daarin het onderhavige forumkeuzebeding, aan Orion heeft toegezonden.
2.3
Van Otterloo heeft zich bij akte beroepen op haar offerte van 20 december 2012, aan Orion toegestuurd als pdf-bestand bij een e-mailbericht van die datum.
Zij heeft deze stukken overgelegd als productie 26.
Op bladzijde 2 van deze offerte staat vermeld:
”Voorwaarden: volgens de Algemene Verkoop- en Leveringsvoorwaarden voor de Metaal- en de elektronische industrie van de FME/CWM welke zijn toegevoegd.”
De betreffende voorwaarden zijn toegevoegd in de pdf-bijlage. Het zijn de op 16 april 2010 gedeponeerde voorwaarden.
Orion heeft daartegen aangevoerd dat zij haar administratie uit die periode niet meer voorhanden heeft en daarom niet kan verifiëren of zij deze offerte heeft ontvangen en of deze overeenkomst uiteindelijk zo is gesloten. Zij acht een mogelijke eenmalige toezending in 2012 van de algemene voorwaarden aan Orion onvoldoende om aan te nemen dat zij op de geldigheid van die algemene voorwaarden, waaronder de forumkeuze, had moeten rekenen.
2.4
De rechtbank oordeelt als volgt.
In het vonnis van 26 januari 2022 is overwogen dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat
Van Otterloo regelmatig zaken heeft gedaan met Orion en dat er dus sprake is van lopende handelsbetrekkingen tussen hen.
Orion heeft in haar akte niet weersproken dat Van Otterloo op haar briefpapier in al haar offertes en opdrachtbevestigingen verwijst naar de FME CWM-voorwaarden.
De FME CWM-voorwaarden worden, zoveel is duidelijk, in de branche (technologische industrie) waarin beiden professioneel actief zijn, standaard gebruikt, en gesteld noch gebleken is dat Orion bij Van Otterloo daartegen eerder heeft geprotesteerd.
De rechtbank neemt daarom aan dat Van Otterloo en Orion hun handelsrelatie in de loop der jaren steeds hebben geregeld op basis van de FME CWM-voorwaarden. Die voorwaarden voorzagen aanvankelijk wat de forumkeuze betreft in arbitrage, en na 16 april 2010 in bevoegdheid van de rechter van haar (Van Otterloos) woonplaats.
Orion spreekt in haar akte van een “mogelijke toezending” van de voorwaarden door
Van Otterloo op 20 december 2012, maar miskent daarmee dat de bewuste offerte, inclusief de voorwaarden, aan haar als pdf-bestand is verstuurd per e-mail. Daarmee staat vast dat zij die offerte met bijgevoegde voorwaarden heeft ontvangen. Zij heeft die ontvangst overigens ook niet uitdrukkelijk betwist. Of deze offerte heeft geleid tot een overeenkomst is niet van belang. De mededeling van de voorwaarden, inclusief het forumkeuzebeding, is aan Orion gedaan, en dat is gebeurd in een lopende handelsrelatie, door toezending van de voorwaarden bij de offerte van 20 december 2012. Orion kon daardoor het forumkeuzebeding van Van Otterloo kennen en is er, zoals de rechtbank in het vonnis van 26 januari 2022 overwoog, krachtens artikel 25 lid l onder b Brussel I-bis aan gebonden, ook al heeft zij op die mededeling niet uitdrukkelijk gereageerd.
2.5
Het vorenstaande betekent dat deze rechtbank bevoegd is van de vordering van Van Otterloo kennis te nemen. De incidentele vordering zal dan ook worden afgewezen.
In de hoofdzaak moet nu worden voortgeprocedeerd. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol als hierna wordt vermeld.
2.6
Orion wordt in het incident in het ongelijk gesteld en moet daarom de kosten daarvan dragen.
De rechtbank begroot die kosten op € 563,- aan salaris voor de advocaat.

3..De beslissing in het incident

De rechtbank,
in het incident
3.1
wijst de vordering af;
3.2
veroordeelt Orion in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak begroot op € 563,-aan salaris voor de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente wanneer deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zijn betaald;
3.3
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
3.4
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
4 mei 2022voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 13 april 2022.
2632/ 638