ECLI:NL:RBROT:2022:4163

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
C/10/617275 / HA ZA 21-374
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over geheimhoudingsbeding in managementovereenkomst tussen werkgever en ex-werknemer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Exsa Europe B.V. (hierna: Exsa) en haar ex-werknemer, die op basis van een managementovereenkomst werkzaam was. De kern van het geschil betreft de vraag of de ex-werknemer het geheimhoudingsbeding in de managementovereenkomst heeft geschonden door bepaalde uitlatingen te doen over de onderhandelingspositie van Exsa aan een zakenpartner. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet bewezen is dat de ex-werknemer uitlatingen heeft gedaan die een schending van het geheimhoudingsbeding opleveren. Bovendien is er geen causaal verband aangetoond tussen de vermeende schending en de door Exsa gestelde schade.

De procedure begon met een dagvaarding op 29 maart 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 11 oktober 2021. De rechtbank heeft op 25 mei 2022 vonnis gewezen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van Exsa niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat de uitlatingen van de ex-werknemer niet als schending van het geheimhoudingsbeding kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat de ex-werknemer niet in zijn verbintenis uit de overeenkomst tekort is geschoten en dat er geen onrechtmatig handelen is vastgesteld. Exsa werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

De rechtbank benadrukte dat het aan Exsa was om de schade en het causaal verband met de uitlatingen van de ex-werknemer te onderbouwen, wat niet is gebeurd. De rechtbank wees de vorderingen van Exsa af en veroordeelde haar in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.074,50, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/617275 / HA ZA 21-374
Vonnis van 25 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXSA EUROPE B.V.,
woonplaats kiezende te 's-Hertogenbosch,
eiseres,
advocaat mr. M.W. Steenpoorte te 's-Hertogenbosch,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1],
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
gedaagden,
advocaat mr. M.H.G. de Neef te Oud-Beijerland.
Eiseres zal hierna Exsa genoemd worden. Gedaagden zullen hierna [naam gedaagde 1] respectievelijk [naam gedaagde 2] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 29 maart 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 11 oktober 2021;
  • de aantekeningen voor de mondelinge behandeling van mr. De Neef.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Exsa importeert en exporteert fruit ten behoeve van de exploitatie van haar groothandel. Bestuurder van Exsa is [naam 1].
2.2.
[naam gedaagde 2] is per 19 oktober 2010 als
commercial managerin loondienst van Exsa getreden. [naam gedaagde 2] was verantwoordelijk voor de in- en verkoop van limoenen en stuurde ook verkopers aan.
2.3.
In het voorjaar van 2012 is [naam gedaagde 2] via [naam gedaagde 1] als werknemer gaan participeren met aandelen in het kapitaal van Exsa.
2.4.
[naam gedaagde 2] en [naam 1] zijn voordien beiden werkzaam geweest bij [naam bedrijf 1], waar [naam gedaagde 2] vier jaar als commercieel medewerker heeft gewerkt in het team dat [naam 1] leidde. [naam 2] was destijds bestuurder en meerderheidsaandeelhouder van [naam bedrijf 1].
2.5.
Met terugwerkende kracht per 1 januari 2012 is [naam gedaagde 1] haar diensten voor Exsa gaan verrichten op grond van een managementovereenkomst (hierna: de managementovereenkomst). In deze overeenkomst, gedateerd op 19 juli 2012, is onder meer bepaald:
"
6. Geheimhouding
1. Manager [rechtbank: [naam gedaagde 1]] verplicht zich noch tijdens de duur van deze overeenkomst noch na beëindiging daarvan, zonder uitdrukkelijke toestemming van de Vennootschap [rechtbank: Exsa], op enigerlei wijze aan derden mededelingen te doen aangaande enige, op welke wijze dan ook, tot zijn kennis gekomen bijzonderheden betreffende, of verband houdende met, bedrijfsaangelegenheden of de onderneming van de Vennootschap dan wel met de met haar gelieerde ondernemingen, waar zij weet of behoort te weten, dat zij geheim zijn."
2.6.
Per december 2018 was [naam gedaagde 1] ook als accountmanager verantwoordelijk voor de verkoop van meloenen.
2.7.
Per brief van 17 mei 2019 heeft Exsa de managementovereenkomst ontbonden per 31 juli 2019. Reden daarvoor is, blijkens de tweede alinea van die brief, dat Exsa geen toekomst meer ziet in de samenwerking met [naam gedaagde 2], omdat deze zijn vertrouwen in Exsa heeft opgezegd doordat hij zijn aandelen in Exsa op de vrijdag 3 mei daarvoor heeft aangeboden.
2.8.
Exsa is begin 2020 in een discussie beland met [naam bedrijf 2], één van haar leveranciers in Costa Rica, over de kwaliteit van door [naam bedrijf 2] aan Exsa geleverd fruit. Exsa was van mening dat het geleverde fruit niet voldeed aan de overeengekomen kwaliteit en zij wilde daarom de facturen voor het geleverde fruit niet (allemaal) voldoen. [naam bedrijf 2] was het daar niet mee eens en heeft zich tegen de klachten van Exsa over het geleverde fruit verzet.
2.9.
[naam gedaagde 2] heeft tijdens een ontmoeting op 11 maart 2020 met [naam 2], die een goede bekende van de directeur van [naam bedrijf 2] ([naam 3]) is, over onder meer deze kwestie gesproken.
2.10.
In een verklaring van 20 mei 2020 heeft [naam 2] zijn beleving van dat gesprek beschreven. Deze verklaring luidt onder meer:
"Geachte [naam 1],
Conform uw verzoek bericht ik u hierbij dat [naam gedaagde 2] op 11 maart jl. bij mij op bezoek is geweest, en wij op dat moment mede hebben gesproken over de lopende discussie tussen Exsa en [naam bedrijf 2]. [naam gedaagde 2] heeft mij in dat gesprek verklaard dat de kwaliteit van de betreffende meloenen in orde was en dat er geen sprake was van een kwaliteitsgebrek.
Het daadwerkelijke probleem was volgens [naam gedaagde 2] gelegen in de slechte marktsituatie, en daarom wilde Exsa het programma niet volledig afmaken en afnemen. [naam gedaagde 2] kon hierover uit eigen wetenschap verklaren omdat hij destijds bij Exsa werkzaam was en ook bij de tussen Exsa en [naam bedrijf 2] gemaakte afspraken betrokken was."
2.11.
Exsa en [naam bedrijf 2] hebben het voormelde geschil uiteindelijk geschikt door betaling door Exsa aan [naam bedrijf 2] van een bedrag van USD 220.000.
2.12.
Op 4 juni 2020 is [naam gedaagde 1] door (de advocaat van) Exsa aangeschreven. Die brief bevat de mededeling dat [naam gedaagde 1] het geheimhoudingsbeding van artikel 6 van de overeenkomst heeft overtreden en haar wordt verzocht een voorstel te doen ter vergoeding van de als gevolg daarvan door Exsa geleden schade. [naam gedaagde 2] heeft, per e-mail van zijn advocaat van 24 juni 2020, de aansprakelijkheidsstelling betwist.
2.13.
Exsa heeft een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend bij de rechtbank, welk verzoek is toegewezen. Op 9 november 2020 heeft de rechtbank drie personen gehoord, te weten [naam gedaagde 2], [naam 1] en [naam 2]. Zij hebben, onder meer, het volgende verklaard:
[naam gedaagde 2]:
“[naam bedrijf 2] is sinds enkele jaren leverancier van EXSA. Ik ben betrokken geweest bij de verkopen van [naam bedrijf 2]. [naam bedrijf 2] is een gerenommeerd bedrijf, zij staat goed bekend. [naam bedrijf 2] heeft normaal gesproken geen interesse in kleine bedrijven. Zij wil alleen grote volumes regelen. Naar mijn mening is EXSA eigenlijk te klein voor [naam bedrijf 2]. [naam 1] heeft in oktober 2018 een overeenkomst gesloten met [naam bedrijf 2] die zag op de levering van meloenen. Ik ben niet betrokken geweest bij de totstandkoming van die overeenkomst. Er zijn prijzen en voorwaarden afgesproken voor verschillende leveringen van meloenen. Het seizoen begint in februari/maart en loopt tot eind april. Begin januari 2019 ben ik namens EXSA naar Costa Rica gegaan om te praten over een vermindering van de volumes. [naam 1] dacht namelijk dat het moeilijk zou zijn om de afgesproken volumes te verkopen. [naam bedrijf 2] is hier niet mee akkoord gegaan. Zij wilde dat EXSA volledig zou afnemen. Ik had in Costa Rica contact met [naam 3]. Ik had geen contactpersoon in Nederland. Ik heb de stukken gelezen dat [naam 2] contactpersoon van [naam bedrijf 2] zou zijn, maar dat is naar mijn mening niet juist. [naam 2] was in het verleden wel klant van [naam bedrijf 2] toen hij voor [naam bedrijf 1] werkte, maar hij was geen vertegenwoordiger van [naam bedrijf 2]. Bij iedere zending wordt een kwaliteitsrapport opgesteld door een deskundige. Toen in februari/maart 2019 de eerste zending meloenen van [naam bedrijf 2] werd ontvangen, heeft EXSA geklaagd over de kwaliteit van die meloenen. Het is in de AGF-handel een gebruikelijke truc om dat toe doen, om zodoende een prijsreductie te krijgen. Ik weet niet hoeveel leveringen er hebben plaatsgevonden van [naam bedrijf 2]. Ik weet wél dat EXSA ten aanzien van het overgrote gedeelte van die leveringen heeft geklaagd. [naam bedrijf 2] was al op
haar hoede door mijn gesprek begin 2019 waarin gevraagd is om een vermindering van de volumes. Toen de eerste klacht van EXSA binnenkwam, heeft [naam bedrijf 2] direct een contra-expert ingeschakeld. Aan de hand van de contra-expertise stelde [naam bedrijf 2] zich op het standpunt dat de meloenen wel deugdelijk waren. Ik was namens EXSA betrokken bij de klachten, ik rapporteerde aan Costa Rica. Zoals ik al heb verklaard, ben ik in mei 2019 vertrokken bij EXSA. In oktober kreeg ik een telefoontje van [naam 1]. Hij vertelde mij dat de discussie met [naam bedrijf 2] nog steeds liep. Hij zei dat hij die discussie probeerde te schikken en dat er op dat moment nog een verschil bestond van € 10.000,--. Hij vroeg mij om een positieve verklaring af te leggen voor EXSA voor het geval [naam bedrijf 2] mij zou benaderen. Ik heb [naam 1] gezegd dat ik geen valse verklaring zou afleggen en ik heb hem toegezegd dat ik eerst contact met hem op zou nemen indien [naam bedrijf 2] mij zou benaderen. [naam bedrijf 2] heeft geen contact met mij opgenomen. Ik heb zelf ook geen contact met hen
opgenomen. Begin 2020 belde [naam 2] mij en hij nodigde mij uit om bij hem een kop koffie te drinken. Hij had toen net zijn eerste order limoenen bij mijn bedrijf geplaatst. Omdat het om een eerste order ging en omdat ik [naam 2] kende van [naam bedrijf 1], ben ik bij hem langsgegaan. Het bedrijf van [naam 2] heet [naam bedrijf 3]. Wij hebben koffie gedronken bij hem op kantoor. Dit was op 11 maart 2020. Wij hebben gesproken over de tijd van [naam bedrijf 1], onze eigen ondernemingen en de AGF-handel in het algemeen. Ik weet niet of [naam 2] hier zelf over begonnen is, maar wij hebben ook even gesproken over het meloenenseizoen van 2019. Ik heb beaamd dat dit een slecht seizoen was. Met een slecht seizoen wordt bedoeld dat er sprake was van een slechte markt voor meloenen onder andere qua prijsvorming. Ik heb ook beaamd dat het typisch iets voor [naam 1] was om onder zijn verplichtingen uit te komen middels een kwaliteitsdiscussie. Overigens staat [naam 1] hier niet alleen in; dit is gebruikelijk in de handel. Ik heb niets gezegd over de kwaliteit van de meloenen die [naam bedrijf 2] aan EXSA had geleverd. U houdt mij de verklaring van [naam 2] voor. Het klopt niet dat ik dit tegen [naam 2] heb gezegd. Ik heb, zoals ik zojuist al heb verklaard, alleen over algemeenheden gesproken. Ik heb ook geen cijfers of aantallen kenbaar gemaakt. Ik heb zelf niets met de meloenenhandel te maken en doe geen zaken met [naam bedrijf 2] of EXSA. Tijdens het gesprek met [naam 2] ging ik ervan uit dat er al een schikking was getroffen. Ik wilde niet betrokken raken bij de discussie tussen EXSA en [naam bedrijf 2]. Ik heb geen belang bij de uitkomst daarvan. Ik ben niet boos op [naam 1] of EXSA en heb geen reden om mij negatief uit te laten over EXSA. Ik ben mij van geen kwaad bewust.
Na het gesprek heeft [naam 2] geen bestellingen meer bij mij gedaan. Ik vermoed dat er een spel wordt gespeeld waarvan ik het slachtoffer moet worden.
Op de vragen van mr. Steenpoorte verklaar is als volgt. Toen ik bij [naam 2] op gesprek was, dacht ik dat er al een schikking was getroffen, omdat [naam 1] mij in oktober had gebeld en mij had verteld over een verschil van € 10.000,--. Vanwege de verstreken periode en dat genoemde verschil was ik in de veronderstelling dat er al een schikking bereikt was. Zoals ik al zei, heb ik geen belang bij de uitkomst van het geschil van EXSA. Tijdens het gesprek vroeg [naam 2] naar [naam 1] en gaf hij richting aan het gesprek. Ik heb niets over [naam 1] gezegd, ik heb alleen over algemeenheden gesproken. Toen [naam 2] mij vroeg naar [naam 1] heb ik mij juist op de vlakte gehouden. Ik heb geen bedrijfsgeheimen prijsgegeven. [naam 2] vroeg verder niet iets specifieks. Ik kan mij niet herinneren of de naam [naam bedrijf 2] is gevallen. Ik was vóór de onderhavige procedure niet bekend met de omvang van de schadeclaim van [naam bedrijf 2]. Ik was er niet van op de hoogte tijdens het gesprek met [naam 2] dat het dossier over het geschil al onder de advocaten was. Ik heb geen aanleiding gezien om na het gesprek met [naam 2] contact op te nemen met [naam 1] omdat ik niet actief ben in de meloenenhandel en geen belang heb bij de uitkomst van het geschil en omdat ik alleen over algemeenheden had gesproken. Ik heb niet over ins en outs gesproken. Ik was mij van geen kwaad bewust.
Op de vragen van mr. De Neef verklaar ik als volgt. [naam 2] doet geen zaken met [naam bedrijf 2]. Hij deed dit dus ook niet ten tijde van ons gesprek. Toen ik in mei 2019 vertrok bij EXSA heb ik alle spullen, documenten en gegevens met betrekking tot EXSA ingeleverd. Ik kan niets zeggen over details zoals aantallen, prijzen of voorwaarden, omdat ik alles dus afgegeven heb bij EXSA en dit niet meer weet.”
[naam 2]:
“Ik ken de eigenaar van [naam bedrijf 2], [naam 3], heel goed. [naam 3] heeft mij verteld dat er een conflict was ontstaan met EXSA. [naam 3] vertelde mij dat EXSA het afgesproken programma meloenen niet wilde afnemen. Dit zag volgens mij op het seizoen 2019. Het seizoen loopt ongeveer van februari tot eind april. Aan het eind van die periode heb ik [naam 3] gesproken over het conflict. Het ging in de kern om geld. [naam bedrijf 2] wilde een bedrag van EXSA ontvangen vanwege het niet afnemen van het programma. EXSA wilde wel iets bieden maar vond het bedrag te hoog. [naam 3] vertelde mij ook dat het conflict zag op kwaliteitsproblemen maar de grootste reden was het niet afnemen van het programma. Ik heb in die periode geen contact gehad met [naam 1] of [naam gedaagde 2]. Toen het conflict in een impasse was geraakt, heeft [naam 3] mij gevraagd om contact op te nemen met [naam 1]. Dit zal ergens in april/mei/juni 2020 geweest zijn. [naam 3] heeft mij niet gevraagd contact op te nemen met [naam gedaagde 2]. [naam gedaagde 2] speelde geen enkele rol. Ik heb contact opgenomen met [naam 1]. Ik vond het jammer dat er een conflict was ontstaan en wilde wel mediator zijn. Zoals ik al zei, is mij niet gevraagd contact met [naam gedaagde 2] op te nemen. Hij is bij mij op bezoek geweest nadat hij bij EXSA is weggegaan. Dat bezoek was op 11 maart 2020. Het is nooit mijn bedoeling geweest om met
hem over EXSA of eén specifiek ander onderwerp te praten. Tijdens ons gesprek kwam het conflict tussen EXSA en [naam bedrijf 2] en de kwaliteit van meloenen ter sprake. [naam gedaagde 2] vertelde over de situatie van EXSA en zei dat de kwaliteit van de meloenen van [naam bedrijf 2] geen issue was maar dat het om de slechte marktsituatie ging. Hij vertelde dat de situatie met betrekking tot de meloenen heel moeilijk was geweest en dat EXSA mede daardoor een slecht jaar had gehad. [naam gedaagde 2] vertelde mij ook dat hij niet achter het programma stond. Hij heeft niet gezegd waarom dat zo was. Ik heb [naam gedaagde 2] tijdens ons gesprek niet ondervraagd. U houdt mij voor dat [naam gedaagde 2] zojuist als getuige heeft verklaard dat hij niet specifiek met mij heeft gesproken over het conflict tussen EXSA en [naam bedrijf 2] en dat hij heeft verklaard alleen over algemeenheden te hebben gesproken. Ik zeg u dat ik de waarheid verklaar onder
ede. Het is nooit mijn bedoeling geweest om [naam gedaagde 2] te benadelen. De heb vandaag gemerkt dat hij boos op mij is en dat vind ik jammer. Na het gesprek met [naam gedaagde 2] had ik contact met [naam 3] over het conflict. Ik vertelde [naam 3] toen over mijn gesprek met [naam gedaagde 2]. [naam 3] vroeg mij om een verklaring af te leggen over de inhoud van dat gesprek. Dat stelde mij voor een moreel conflict. Ik vond het moeilijk om daarin een keuze te maken maar heb uiteindelijk de gevraagde verklaring gegeven omdat deze erg belangrijk was voor [naam 3]. Mijn bedrijf heeft in het verleden zaken gedaan met de onderneming van [naam gedaagde 2]. Dit is via een van mijn commerciële medewerkers gelopen. Voor zover ik weet, hebben wij zelf geen orders bij [naam gedaagde 2] geplaatst. [naam gedaagde 2] vroeg aan ons of wij hem wilden helpen met het verkopen van limoenen uit Brazilië. Dit zijn, denk ik, twee of drie partijen limoenen
geweest. De verkoop van limoenen was moeilijk en daarom hebben wij daarna niets meer voor [naam gedaagde 2] kunnen doen.
Op de vragen van mr. Steenpoorte verklaar ik als volgt. Ik durf niet te zeggen wie de discussie tussen EXSA en [naam bedrijf 2] ter sprake bracht. Ons gesprek was algemeen en ging over van alles en nog wat. Zodoende kwam het moeilijke seizoen van 2019 ter sprake. Ik durf niet te zeggen wie daarover begon. Het zou kunnen dat ik heb gezegd “je weet van de situatie tussen EXSA en [naam bedrijf 2]?”, maar dit weet ik niet zeker. U houdt mij voor dat [naam gedaagde 2] zou hebben verklaard dat ik in het bijzonder geïnteresseerd was in het conflict, dat is niet waar. Ik wist dat [naam gedaagde 2] bij EXSA had gewerkt. Ik vond het een moeilijk onderwerp om over te praten omdat ik wist dat het gevoelig lag. [naam 3] is een goede vriend van mij. Na [naam bedrijf 1] hebben wij geen zaken meer met elkaar gedaan. Toen ik [naam 3] sprak over het conflict, zei ik tegen hem “ik weet niet of het belangrijk is maar ik heb gesproken met
[naam gedaagde 2]”. Ik vertelde [naam 3] dat [naam gedaagde 2] een ex-werknemer van EXSA was en dat hij tegen mij had gezegd dat EXSA een moeilijk jaar had gehad en dat dit mede was veroorzaakt door de situatie met de meloenen. Ik heb ook gezegd dat [naam gedaagde 2] mij had verteld dat hij niet achter het programma stond en dat hij zei dat er werd gezegd dat de kwaliteit een issue zou zijn, maar dat dit niet waar was en dat het in werkelijkheid om het programma ging. Ik besefte op dat moment niet dat dit zo’n grote rol zou gaan spelen. Twee dagen na mijn gesprek met [naam 3] vroeg hij mij of ik bereid was een verklaring af te leggen. Ik wist dat [naam gedaagde 2] dit niet leuk zou vinden en stond daarom voor een moreel dilemma. Ik blijf bij de schriftelijke verklaring zoals ik die heb gegeven (prod. 5). Daar is niets van verzonnen, U
houdt mij voor dat [naam gedaagde 2] zojuist heeft verklaard dat er ten nadele van hem een spel wordt gespeeld. Alstublieft, dat is onzin. Ik vind het jammer dat hij dit gezegd heeft. Ik waardeer en respecteer [naam gedaagde 2] net zoals ik [naam 1] waardeer. U vraagt mij of [naam gedaagde 2] nog andere dingen over het conflict heeft gezegd zoals over de claim of correspondentie. Dat is niet het geval. Mijn bedrijf doet geen zaken met EXSA. Ik herinner mij dat [naam gedaagde 2] iets heeft gezegd over de totstandkoming van de deal met betrekking tot het programma tussen EXSA en [naam bedrijf 2]. Ik kan mij de details niet herinneren. [naam gedaagde 2] heeft in grote lijnen gesproken over zijn uittreding als aandeelhouder van EXSA. Hij heeft geen bedragen genoemd. Ik vermoed dat ik fungeerde als uitlaatklep voor [naam gedaagde 2] en dat hij mij hierover heeft verteld omdat hij niet blij was over de manier waarop hij afscheid had genomen van EXSA. [naam gedaagde 2] had liever op een andere manier afscheid genomen. [naam gedaagde 2] is niet naar mij toegekomen om specifiek over EXSA te praten. Het was een informeel gesprek en van het een kwam het ander.
In reactie op de vragen van mr. De Neef verklaar ik als volgt. Zoals ik zojuist heb verklaard, vertelde [naam 3] mij in april 2019 over een conflict dat hij onder andere met EXSA had. [naam 3] vertelde mij dat het programma niet door EXSA werd afgenomen omdat er volgens haar kwaliteitsproblemen zouden zijn. Volgens [naam 3] was de kwaliteit in orde en hij zei dat het werkelijke probleem de markt zou zijn. Ik ben geen vertegenwoordiger van [naam bedrijf 2].”
[naam 1]:
“In 2018 is een contract met [naam bedrijf 2] gesloten. Dit was de eerste keer dat wij zaken deden met [naam bedrijf 2]. [naam gedaagde 2] was feitelijk niet betrokken bij het maken van deze deal. Wél is het zo dat alle details naar hem zijn toegestuurd omdat hij operationeel verantwoordelijk was voor de meloenen. [naam gedaagde 2] is in januari 2019 namens EXSA naar Costa Rica gegaan. De reden hiervoor was tweeledig. EXSA heeft daar eigen teelt en het was de bedoeling dat [naam gedaagde 2] daar onze productievelden zou bezoeken. Daarnaast zou hij productievelden van derden zoals [naam bedrijf 2] bezoeken. Het klopt dat [naam gedaagde 2] [naam bedrijf 2] heeft gevraagd om het volume te verminderen. EXSA had een intentieverklaring afgegeven voor het afnemen van een bepaald volume. Aanpassing was mogelijk geweest gelet op de korte productietermijn van zestig dagen. [naam bedrijf 2] wilde daar niet aan, zij hield EXSA aan het volume dat was vermeld in de intentieverklaring. Het seizoen 2019 was lastig voor meloenen. Het was moeilijk om de meloenen af te zetten. Wij hadden afzeggingen van onze klanten gekregen. Die afzeggingen hadden primair met de slechte kwaliteit te maken en wellicht ook met het moeilijke seizoen (de afzet). Zoals gebruikelijk heeft een onafhankelijk kwaliteitsbureau de meloenen geïnspecteerd. De meloenen van [naam bedrijf 2] scoorden onvoldoende. [naam gedaagde 2] was betrokken bij de
kwaliteitsclaims en heeft alles doorgestuurd naar [naam bedrijf 2]. [naam bedrijf 2] heeft een contraexpertise
laten verrichten waarvan wij de uitslag niet hebben ontvangen, zover ik weet. Er ontstond een dispuut. EXSA claimde 170.000 dollar in verband met de slechte kwaliteit. Er is geprobeerd om dit dispuut te schikken, maar er bleef een verschil van 10.000 euro of dollar bestaan. Achteraf was het beter geweest om een schikking te treffen. Er was sprake van haantjesgedrag, we kwamen er niet uit. [naam bedrijf 2] heeft erkend dat er sprake was van slechte kwaliteit. Out of the blue claimden zij via haar advocaat een bedrag van ruim 900.000 dollar in verband niet-afgenomen meloenen. Er vonden opnieuw onderhandelingen plaats en [naam bedrijf 2] ging terug naar ruim 500.000 dollar. Ik had vertrouwen in de juridische positie van EXSA. In maart 2020 werd ik geconfronteerd met een verklaring van [naam 2]. De advocaat van [naam bedrijf 2] stuurde die vetklaring op. [naam 2] is mijn oud-werkgever. Ik zat vijfjaar in de directie van [naam bedrijf 1]. Ik dacht dat het beter was om een rechtszaak te voorkomen en heb [naam 2] gevraagd als mediator op te treden in het conflict. Toen ik de verklaring van [naam 2] ontving, waren de schikkingsonderhandelingen al in een impasse geraakt. Uiteindelijk is er geschikt op een bedrag van 220.000 dollar. Het programma van [naam bedrijf 2] is stilgezet vanwege de kwaliteitsproblemen en niet vanwege de slechte markt. Nadat ik de verklaring had ontvangen, heb ik contact gezocht met [naam gedaagde 2]. Ik heb hem gevraagd of het klopte dat hij [naam 2] had gesproken en wat hij dan zou hebben gezegd. [naam gedaagde 2] wilde daar niet op reageren. Hij heeft wel bevestigd dat een gesprek heeft plaatsgevonden. Daarna heeft mr. Steenpoorte contact opgenomen met [naam gedaagde 2]. Toen heeft [naam gedaagde 2] wederom bevestigd dat het gesprek had plaatsgevonden maar wilde hij niet zeggen wat hij had gezegd tegen [naam 2]. [naam gedaagde 2] heeft het geheimhoudingsbeding geschonden. Hij heeft iets gezegd tegen [naam 2] wat niet waar was en wat negatief voor EXSA was. Zonder de verklaring van [naam 2] had ik een rechtszaak wel aangedurfd, maar daarna niet meer. [naam gedaagde 2] had niet iets mogen zeggen over een lopende claim. [naam gedaagde 2] had moeten begrijpen dat die claim nog niet was opgelost toen hij [naam 2] sprak. Hij had dit moeten begrijpen omdat er al een conflict van 170.000 dollar bestond toen hij vertrok bij EXSA. Dat is een erg hoog bedrag. Zoiets is niet gebruikelijk voor ons bedrijf. Daarnaast had hij dit ook moeten begrijpen omdat ik hem in oktober 2019 heb gebeld en verteld dat er een verschil van 10.000 euro/dollar bestond en dat het niet was gelukt om daaruit te komen. Ik heb [naam gedaagde 2] gezegd dat er potentieel een rechtszaak zou ontstaan en dat het inmiddels om enorme bedragen ging. Ik denk dat ik de claim van [naam bedrijf 2] van ruim 900.000 dollar heb genoemd. Ik heb hem gewaarschuwd dat hij eventueel benaderd zou worden door de Nederlandse advocaat van [naam bedrijf 2]. Ik heb hem gevraagd in dat geval eerst contact met ons op te nemen. In december 2019 heeft een soortgelijk gesprek plaatsgevonden, want toen heb ik [naam gedaagde 2] nogmaals opgebeld.
Op de vragen van mr. Steenpoorte verklaar ik als volgt. U houdt mij voor dat [naam gedaagde 2] zojuist
heeft verklaard dat het typisch iets voor mij was om een kwaliteitsissue op te werpen om zo
onder mijn verplichtingen uit te komen. Het doet een beetje pijn om dat te horen. Vertrouwen is erg belangrijk voor mij. Ik heb [naam gedaagde 2] nooit gevraagd om een onjuiste verklaring af te leggen.
Op de vraag van mr. De Neef verklaar ik als volgt. De hoor u zeggen dat u mij net op de vraag welke geheime informatie nu precies is prijsgegeven geen antwoord heeft horen geven. Zoals ik zojuist ook al heb verklaard, heeft [naam gedaagde 2] tegen een derde gezegd dat EXSA het volume wilde verlagen vanwege de slechte marktsituatie terwijl dit niet het geval was. Die verlaging had namelijk te maken met kwaliteitsproblemen. De uitlatingen van [naam gedaagde 2] zijn nadelig geweest voor de juridische positie van EXSA en [naam gedaagde 2] had daar niet over mogen spreken.”

3..Het geschil

3.1.
De vordering van Exsa luidt om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat [naam gedaagde 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, althans onrechtmatig heeft gehandeld;
2. te verklaren voor recht dat [naam gedaagde 2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Exsa;
3. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] te veroordelen tot vergoeding van de door Exsa geleden schade als gevolg van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, dan wel de gepleegde onrechtmatige daad jegens Exsa, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met wettelijke rente en met de nakosten.
3.2.
Exsa legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag:
(1) [naam gedaagde 1] heeft in strijd gehandeld met het geheimhoudingsbeding van artikel 6 van de overeenkomst. [naam gedaagde 1] (in de persoon van [naam gedaagde 2]) heeft na beëindiging van de overeenkomst en zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van Exsa mededelingen gedaan aan [naam 2] (die in contact staat met een contractspartij van Exsa) over bedrijfsaangelegenheden van Exsa. Zij is daarmee tekort geschoten in de nakoming van die verbintenis uit de overeenkomst. Zij op de voet van artikel 6:74 BW verplicht de schade die Exsa daardoor lijdt te vergoeden. Deze schade, nader te begroten in een schadestaatprocedure, bestaat uit het verschil tussen het bedrag dat Exsa aan [naam bedrijf 2] heeft betaald ter schikking van het tussen hen gerezen geschil (USD 220.000) en het bedrag waarvan Exsa uitging dat het geschil ervoor geschikt zou kunnen worden zonder de uitlatingen van [naam gedaagde 1], te weten USD 10.000. De schade wordt aldus door Exsa geschat op een bedrag tussen USD 10.000 en USD 220.000.
(2) [naam gedaagde 2] heeft met zijn verklaringen over Exsa de eer en goede naam van Exsa aangetast. Hij heeft daarmee onrechtmatig jegens Exsa gehandeld en is aansprakelijk voor de voor Exsa geleden schade. Als [naam gedaagde 2] de uitlatingen jegens [naam 2] niet zou hebben gedaan, zou Exsa jegens [naam bedrijf 2] niet in een kwaad daglicht zijn komen te staan en zou Exsa een veel betere onderhandelingspositie ten opzichte van [naam bedrijf 2] hebben gehad. Daarmee bestaat er causaal verband tussen de uitlatingen van [naam gedaagde 2] en de door Exsa geleden schade. Voor de onderbouwing en de hoogte van de schade wordt aangesloten bij hetgeen daarover bij de tekortkoming is aangevoerd.
(3) Subsidiair heeft ook [naam gedaagde 1], op de gronden als hiervoor weergegeven, onrechtmatig jegens Exsa gehandeld.
3.3.
Het verweer van [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Exsa in de kosten van het geding, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten, althans het vonnis bij toewijzing van de (hoofd)vorderingen niet uitvoerbaar te verklaren.
3.4.
[naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] voeren de volgende verweren:
(1) [naam gedaagde 2] heeft tijdens het gesprek met [naam 2] geen uitlatingen gedaan die strijdig zijn met het geheimhoudingsbeding in de overeenkomst. Bovendien was [naam bedrijf 2] al op de hoogte van de handelswijze van Exsa; [naam 3] heeft dat zelf aan [naam 2] verteld.
(2) De gestelde schade is niet onderbouwd.
(3) Het causaal verband tussen de gestelde schade en tekortkoming/onrechtmatig handelen ontbreekt.
(4) Voor zover Exsa wel schade zou hebben geleden, dan is dat aan haar zelf te wijten. Er is sprake van eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW.
(5) Voor zover [naam gedaagde 1] en/of [naam gedaagde 2] aansprakelijk worden geacht voor de door Exsa geleden schade, doen [naam gedaagde 1] c.q. [naam gedaagde 2] een beroep op de (beperkende werking van) redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:2 BW.
(7) Voor zover [naam gedaagde 1] en/of [naam gedaagde 2] aansprakelijk worden geacht voor de door Exsa geleden schade, dan dient de hoogte van de schadevergoeding te worden gematigd, omdat [naam gedaagde 2] al die tijd feitelijk werknemer van Exsa is geweest.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van Exsa niet voor toewijzing in aanmerking komen. Daarvoor acht de rechtbank het volgende redengevend.
4.2.
De rechtbank acht niet bewezen dat de uitlatingen van [naam gedaagde 2] tijdens zijn gesprek met [naam 2] op 11 maart 2020 een schending van het geheimhoudingsbeding in de overeenkomst vormen.
4.3.
Uit de getuigenverklaringen van de direct bij het gesprek betrokkenen ([naam gedaagde 2] en [naam 2]) blijkt dat het gesprek op 11 maart 2020 een gesprek betrof tussen oude bekenden om bij te praten en niet een gesprek waarin [naam gedaagde 2] specifiek informatie met [naam 2] wilde delen over het op dat moment lopende conflict tussen Exsa en [naam bedrijf 2] of waarbij [naam 2] [naam gedaagde 2] daar kennelijk over wilde bevragen. In dat gesprek is blijkens de afgelegde getuigenverklaringen dat conflict wel zijdelings langsgekomen in het kader van de bespreking van het meloenenseizoen 2019. [naam gedaagde 2] en [naam 2] geven in hun getuigenverklaringen ieder aan dat zij zich het verloop van het gesprek niet meer precies kunnen herinneren. Uit de verklaringen kan niet meer opgemaakt worden dan dat [naam gedaagde 2] in de visie van [naam 2] een bij hem, althans [naam 3], reeds gekoesterd vermoeden over de gang van zaken bij Exsa heeft bevestigd en [naam 2] dit als de woorden van [naam gedaagde 2] aan [naam 3] heeft doorverteld. De rechtbank acht ook van belang dat [naam gedaagde 2] heeft gesteld en Exsa niet heeft weersproken dat hij niet op de hoogte was de laatste stand van zaken van het conflict tussen Exsa en [naam bedrijf 2] op het moment dat hij met [naam 2] sprak, dat hij geen belang heeft bij welke uitkomst van dat conflict dan ook en dat [naam 2] in zijn getuigenverklaring heeft aangegeven er niet op uit te zijn geweest [naam gedaagde 2] iets te laten zeggen waardoor deze in problemen zou komen (bijvoorbeeld doordat [naam gedaagde 2] zijn geheimhoudingsbeding met Exsa zou schenden). De rechtbank acht met andere woorden niet aangetoond dat [naam gedaagde 2] in het gesprek met [naam 2] van 11 maart 2020 mededelingen heeft gedaan aangaande enige tot zijn kennis gekomen bijzonderheden betreffende, of verband houdende met, bedrijfsaangelegenheden of de onderneming van Exsa.
4.4.
Dat betekent dat [naam gedaagde 1] niet in haar verbintenis uit de overeenkomst, het geheimhoudingsbeding, tekort is geschoten en dat eveneens de grondslag ontvalt aan het verwijt dat zij onrechtmatig jegens Exsa heeft gehandeld. Hetzelfde geldt voor [naam gedaagde 2].
4.5.
Op deze grond reeds zijn de (hoofd)vorderingen van Exsa niet toewijsbaar.
4.6.
Daar komt nog bij dat de rechtbank ook niet als vaststaand kan aannemen dat Exsa als gevolg van de vermeende verwijtbare uitlatingen van [naam gedaagde 2] schade heeft geleden die met die uitlatingen in causaal verband staan.
4.7.
Over de onderhandelingen heeft [naam 1] in het voorlopige getuigenverhoor (geciteerd onder r.o. 2.13) verklaard dat Exsa USD 170.000 dollar claimde in verband met de slechte kwaliteit van de geleverde meloenen. Er is geprobeerd om dit dispuut te schikken, maar er bleef een verschil van USD 10.000 bestaan, aldus [naam 1]. Vervolgens zou [naam bedrijf 2]
out of the bluevia haar advocaat een bedrag van ruim USD 900.000 in verband niet-afgenomen meloenen hebben geclaimd. Er vonden opnieuw onderhandelingen plaats en [naam bedrijf 2] ging terug naar ruim USD 500.000. Op dat moment had [naam 1] nog vertrouwen in de juridische positie van Exsa. Toen werd [naam 1] in maart 2020 geconfronteerd met een verklaring van [naam 2]. Toen [naam 1] de verklaring van [naam 2] ontving, waren de schikkingsonderhandelingen al in een impasse geraakt. Uiteindelijk is er geschikt op een bedrag van USD 220.000, aldus de verklaring van [naam 1].
4.8.
Exsa heeft, met enkel deze verklaring van [naam 1], voor het kunnen vaststellen van vorenbedoeld causaal onvoldoende concreet gesteld, en met relevante stukken onderbouwd, hoe de onderhandelingen tussen haar en [naam bedrijf 2] precies gelopen zijn. Dit had echter wel op de weg van Exsa gelegen. [naam 1] suggereert in zijn verklaring dat [naam bedrijf 2] haar schikkingsbod van USD 10.000 naar USD 900.000 heeft verhoogd nadat [naam 3] via [naam 2] van diens gesprek met [naam gedaagde 2] had gehoord. Op basis van enkel deze verklaring kan de rechtbank echter niet controleren of dat juist is. Bovendien kan, gesteld dat dit gesprek een rol heeft gespeeld in de gewijzigde onderhandelingstechniek van [naam bedrijf 2], niet beoordeeld worden of Exsa terecht haar onderhandelingspositie heeft gewijzigd. Het is een aanzienlijke sprong van USD 10.000 naar USD 900.000 en ook naar het latere bod van USD 500.000 en het uiteindelijke schikkingsbedrag van USD 220.000. Het ligt niet voor de hand dat die sprong louter het gevolg is van wat [naam gedaagde 2] aan [naam 2] heeft gezegd, te meer in het licht dat, zoals [naam gedaagde 2] in zijn getuigenverklaring aangeeft, klagen over de kwaliteit een bekend gebruik in deze branche is.
4.9.
De rechtbank voegt daaraan toe dat als daadwerkelijk aantoonbare problemen de kwaliteit van de betreffende partij meloenen hadden bestaan, Exsa het in beginsel op dat punt op een rechtszaak had kunnen laten aankomen en zij dus ook een betere onderhandelingspositie had dan zij zelf blijkbaar heeft ingeschat. Voor zover Exsa geen inzicht heeft gegeven in de onderhandelingen omdat deze bedrijfsgeheime informatie raken, dan dient dat in deze procedure voor haar rekening en risico te blijven. Immers op haar rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en zo nodig de bewijslast van de feiten en stellingen waarvan zij het rechtgevolg inroept, zoals dat er schade is geleden doordat [naam gedaagde 2] onderhandelingen heeft beïnvloed.
4.10.
Het enige verwijt aan het adres van [naam gedaagde 2] dat hem wel kan worden gemaakt is dat hij, zoals hij zelf als getuige heeft verklaard, aan [naam 2] heeft beaamd dat het typisch iets voor [naam 1] is om middels een kwaliteitsdiscussie onder zijn verplichtingen uit te komen. Deze voor [naam 1] onaangename verklaring kan echter op zichzelf nog niet als een onrechtmatige daad van [naam gedaagde 2] jegens Exsa of [naam 1] worden gekwalificeerd, mede in aanmerking genomen dat niet is komen vast te staan dat Exsa als gevolg van deze opmerking aantoonbare schade heeft geleden.
4.11.
De overige verweren van [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] kunnen gelet op het hiervoor overwogene onbesproken blijven.
4.12.
Exsa zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, daaronder die van het voorlopig getuigenverhoor. De kosten aan de zijde van [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1407,50(2,5* punten × tarief € 563,00)
Totaal € 2.074,50
* conclusie van antwoord (1), mondelinge behandeling (1), bijwonen voorlopig getuigenverhoor (0,5)

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Exsa in de proceskosten, aan de zijde van [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] tot op heden begroot op € 2.074,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Exsa in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Exsa niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Molenaar. Het is door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.
[2111/3152]