ECLI:NL:RBROT:2022:4152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
C/10/612700 / FA RK 21-906 en C/10/628809 / FA RK 21-8600
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van de huwelijksgemeenschap met betrekking tot een Mihir-overeenkomst en schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 14 november 2019 in Rotterdam zijn gehuwd. De vrouw verzocht om de echtscheiding en stelde dat er afspraken waren gemaakt over 300 gram goud in het kader van een Mihir, een overeenkomst die als sui generis wordt gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat het goud niet in de gemeenschap van goederen viel. De rechtbank wees het verzoek om het goud aan de vrouw toe te kennen af en bepaalde dat het goud gelijk verdeeld moest worden. Daarnaast verzocht de vrouw om schadevergoeding wegens benadeling van de gemeenschap, omdat de man een auto had verkocht zonder haar toestemming en geld had overgemaakt naar zijn ouders. De rechtbank oordeelde dat de man de gemeenschap had benadeeld en kende een schadevergoeding toe van € 5.305,60 aan de vrouw. De rechtbank bepaalde ook dat de man huurder van de echtelijke woning zou worden en sprak de echtscheiding uit. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummers / rekestnummers: C/10/612700 / FA RK 21-906
C/10/628809 / FA RK 21-8600
Beschikking van 17 maart 2022 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. Y.E. Palit te Rotterdam,
t e g e n
[naam man], de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. H. Durdu te Rotterdam.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 3 februari 2021;
  • het verweerschrift van de man, ingekomen op 28 mei 2021;
  • het gewijzigde verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de man, ingekomen op 17 december 2021;
  • het aanvullend verzoekschrift met bijlagen van de zijde van de vrouw, ingekomen op 4 februari 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 16 februari 2022
.Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw met haar advocaat;
  • de man met zijn advocaat.
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank nog kennis genomen van het bericht met bijlagen van de man van 16 februari 2022, zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken.

2..De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd te Rotterdam op 14 november 2019.
2.2.
Partijen hebben zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit.
2.3.
Scheiding
2.3.1.
Beide partijen verzoeken de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.3.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide partijen in ieder geval de Nederlandse nationaliteit bezaten, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.3.3.
Op grond van artikel 10:56 BW is Nederlands recht op het verzoek tot van toepassing.
2.3.4.
Het verzoek tot echtscheiding wordt, als niet weersproken en op de wet gegrond, toegewezen.
2.4.
Huurrecht woning
2.4.1.
De vrouw verzoekt het huurrecht van de woning aan de man toe te kennen.
2.4.2.
De man verzet zich niet tegen dit verzoek.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.4.3.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het huurrecht van deze woning. De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
2.4.4.
De rechtbank beslist conform het verzoek, omdat dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond.
2.5.
Verdeling
2.5.1.
De vrouw verzoekt de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen vast te stellen op de door haar voorgestelde wijze.
2.5.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.5.3.
Omdat de Nederlandse rechter op grond van de Brussel II-bis Verordening rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5 lid 1 Verordening huwelijksvermogensstelsels).
2.5.4.
Op het huwelijksvermogensstelsel van partijen is de Verordening huwelijksvermogensstelsels van toepassing. Niet is gesteld of gebleken dat partijen ten aanzien van het huwelijksvermogensstelsel een geldige rechtskeuze hebben gedaan. Op grond van artikel 26, lid 1 onder a van de Verordening wordt het huwelijksvermogensstelsel beheerst door het Nederlandse recht, omdat partijen na de huwelijkssluiting hun eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats hebben gevestigd in Nederland. Omdat niet is gesteld of gebleken dat partijen huwelijkse voorwaarden zijn overeengekomen, zijn partijen in een beperkte gemeenschap van goederen gehuwd.
2.5.5.
Partijen hebben geen overeenstemming over de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Partijen stellen over en weer onvoldoende om de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen. De rechtbank zal daarom de wijze van verdeling gelasten, rekening houdende naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang op grond van artikel 3:185 BW.
Peildata
2.5.6.
Op grond van artikel 1:99 lid 1 aanhef en onder b BW is de peildatum voor de omvang van de huwelijksgemeenschap de datum waarop het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend, te weten 12 maart 2021.
2.5.7.
Met betrekking tot de waarde van de bestanddelen van de huwelijksgemeenschap gaat de rechtbank in beginsel uit van de datum van de feitelijke verdeling van het betreffende bestanddeel, tenzij partijen een andere datum zijn overeengekomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard.
Omvang gemeenschap
2.5.8.
Volgens partijen dan wel één van hen bestaat de huwelijksgemeenschap op de peildatum uit de volgende bestanddelen:
Goederen:
de inboedelgoederen van de echtelijke huurwoning;
gouden sieraden (alsmede Mihir-overeenkomst en schenking ouders vrouw);
het saldo op de ING bankrekening [rekeningnummer 1] op naam van partijen met de daaraan gekoppelde ING spaarrekening met nummer [rekeningnummer 2] . Daarnaast hebben partijen nog betaalrekeningen op hun eigen naam.
a. inboedelgoederen
2.5.9.
De inboedelgoederen zijn reeds verdeeld en elke partij houdt de goederen die hij/zij onder zich heeft.
b. gouden sieraden (alsmede mihir-overeenkomst en schenking ouders vrouw)
2.5.10.
De vrouw stelt dat partijen ten overstaan van de imam in het kader van het islamitisch huwelijk afspraken hebben gemaakt ten aanzien van een ‘Mihir’ (bruidsgave) die betrekking heeft op 300 gram goud. De vrouw overlegt de Mihir-overeenkomst en stelt dat de strekking daarvan is dat partijen bij het aangaan van het huwelijk zijn overeengekomen dat de vrouw bij echtscheiding 300 gram goud van de man zou ontvangen. De vrouw stelt dat de Mihir een bijzondere overeenkomst is en dat het goud vanwege de Mihir aan haar is verknocht en dus niet in de beperkte gemeenschap valt. De man betwist dat het goud van de Mihir niet in de beperkte gemeenschap valt. Er is Nederlands recht van toepassing en er worden geen beperkingen gesteld aan de beperkte gemeenschap door een notariële akte.
2.5.11.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een in het kader van een islamitisch huwelijk gesloten Mihir-overeenkomst worden gekwalificeerd als een overeenkomst sui generis (dat wil zeggen een overeenkomst met een eigen aard). Voor de uitleg van deze overeenkomst zal aansluiting gezocht moeten worden bij het islamitisch recht en bij de bedoelingen van partijen.
De vrouw heeft hierover echter in het licht van de gemotiveerde betwisting van de man onvoldoende gesteld. Zij overlegt slechts een foto van de Mihir-overeenkomst in de Turkse taal, maar zonder vertaling. Bovendien is een deel van de tekst onleesbaar. De vrouw kan ook tijdens de mondelinge behandeling niet aangeven wat er precies in de overeenkomst staat. Ook over de bedoelingen van partijen bestaat verschil van inzicht. De man voert aan dat het slechts een symbolische overeenkomst is, die bovendien alleen tot een betalingsverplichting zou leiden als de man het initiatief tot scheiding zou nemen. Ook op dit punt heeft de vrouw onvoldoende gesteld over de aard van de overeenkomst. De vrouw heeft daarom niet aan haar stelplicht voldaan, waardoor de rechtbank tot het oordeel komt dat het betreffende goud niet op grond van de Mihir-overeenkomst aan de vrouw moet toekomen.
2.5.12.
De vrouw stelt verder dat een deel van de gouden sieraden op de bruiloft door haar familie aan haar zijn geschonken en buiten de beperkte gemeenschap vallen. In het licht van de gemotiveerde betwisting door de man heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat een deel van de sieraden een schenking aan de vrouw betrof. De op het huwelijk geschonken gouden sieraden worden daarom ook geacht in de beperkte gemeenschap te zijn gevallen.
2.5.13.
De vrouw overlegt een taxatierapport van de omvang en waarde van de gouden sieraden:
TAXATIE RAPPORT(productie 3, verzoekschrift vrouw):
22.K. Slavenarmbanden 10 ST (247,94 Gram) € 10.910,-
22.K. Goud Armband met Turkse Munten/Resat (40,27 Gram) € 2.020,-
22.K. Goud Oorbellen met Turkse Munten/Resat (4,14 Gram) € 210,-
22.K. Goud Ring met Turkse Munt/Resat (4,73 Gram) € 240,-
22.K. Goud Set Dorika MODEL
Ketting/Armband/Oorbellen (57,31 Gram) € 2.865,-
22.K. Goud Set Hangemaakt
Ketting/Armband/Oorbellen (46,72 Gram) € 2.570,-
22.K. Goud Slavenarmbanden 2 ST (51,13 Gram € 2.300,-
22.K. Goud
CNCSlavenarmbanden 6 ST (73,18 Gram) € 3.350,-
14.K. Goud Ketting+
22.K. Goud Turkse Munten 9 ST (52,17 Gram) € 2.430,-
22.K. Goud oorbel (6,43 Gram) € 355,-
22.K. Goud Turkse munten 2 ST (35 Gram) € 1.600,-
14.K. Goud Ketting met Hanger+
22. Goud Turkse Munt (39,54 Gram) € 1.900,-
22.K. Goud Turkse Munten 13 ST (91 Gram) € 4.160,-
22.K. Goud Turkse munten 2 ST (7 Gram) € 320,-
22.K. Goud Turkse munten 8 ST (14 Gram) € 640,-
14.K. Goud Rozenkrans (34,17 Gram) € 1.710,-
14.K. Goud Set Ketting/Armband/Oorbellen (39,20 Gram) € 1.960,-
2.5.14.
De man weerspreekt de omvang en de waarde van het goud van in totaal
€ 39.540,- niet. Partijen zijn gezien de beperkte gemeenschap beiden gerechtigd tot de helft van de gouden sieraden. De rechtbank zal de sieraden als volgt verdelen, waarbij de rechtbank de sieraden afkomstig van de familie van de vrouw in ieder geval aan de vrouw zal doen toekomen. Het staat partijen vrij om in onderling overleg tot een andere verdeling te komen.
Aan de man wordt toebedeeld met een totaalwaarde van € 19.705,-:
22.K. Slavenarmbanden 10 ST (247,94 Gram) € 10.910,-
22.K. Goud Ring met Turkse Munt/Resat (4,73 Gram) € 240,-
22.K. Goud Armband met Turkse Munten/Resat (40,27 Gram) € 2.020,-
22.K. Goud Set Dorika MODEL
Ketting/Armband/Oorbellen (57,31 Gram) € 2.865,-
14.K. Goud Set Ketting/Armband/Oorbellen (39,20 Gram) € 1.960,-
14.K. Goud Rozenkrans (34,17 Gram) € 1.710,-
€ 19.705,-
Aan de vrouw wordt toebedeeld met een totaalwaarde van € 19.835,-:
22.K. Goud Oorbellen met Turkse Munten/Resat (4,14 Gram) € 210,-
22.K. Goud Set Hangemaakt
Ketting/Armband/Oorbellen (46,72 Gram) € 2.570,-
22.K. Goud Slavenarmbanden 2 ST (51,13 Gram € 2.300,-
22.K. Goud
CNCSlavenarmbanden 6 ST (73,18 Gram) € 3.350,-
14.K. Goud Ketting+
22.K. Goud Turkse Munten 9 ST (52,17 Gram) € 2.430,-
22.K. Goud oorbel (6,43 Gram) € 355,-
22.K. Goud Turkse munten 2 ST (35 Gram) € 1.600,-
22.K. Goud Turkse Munt (39,54 Gram) € 1.900,-
14.K. Goud Ketting met Hanger+
22.K. Goud Turkse Munten 13 ST (91 Gram) € 4.160,-
22.K. Goud Turkse munten 2 ST (7 Gram) € 320,-
22.K. Goud Turkse munten 8 ST (14 Gram) € 640,-
€ 19.835,-
2.5.15.
De vrouw moet de helft van € 130,-, zijnde € 65,- aan de man voldoen vanwege overbedeling.
c. saldo bankrekeningen
2.5.16.
Het saldo op de peildatum van alle bank- en spaarrekeningen moet tussen partijen bij helfte worden gedeeld. Partijen moeten verder de gezamenlijke rekening opheffen, tenzij zij afspreken dat één van hen de rekening voortzet.
Benadeling gemeenschap – verkoop auto Volkswagen Polo met kenteken [kentekennummer]
2.5.17.
Artikel 1:164 BW bepaalt dat indien een tussen de echtgenoten bestaande gemeenschap van goederen door één van hen is benadeeld doordat hij na de aanvang van het geding of binnen zes maanden daarvóór lichtvaardig schulden heeft gemaakt, goederen der gemeenschap heeft verspild, of rechtshandelingen als bedoeld in artikel 1:88 BW zonder de vereiste toestemming of beslissing van de rechtbank heeft verricht, hij gehouden is na de inschrijving van de beschikking waarbij de echtscheiding is uitgesproken, de aangerichte schade aan de gemeenschap te vergoeden. Deze rechtsvordering kan niet later worden ingesteld dan drie jaren na de inschrijving van de beschikking.
2.5.18.
De vrouw stelt – zo begrijpt de rechtbank – dat de man de boedel heeft benadeeld omdat hij de auto heeft verkocht voor de peildatum maar zonder medeweten en toestemming van de vrouw en omdat de verkoopopbrengst niet mede aan haar is toegekomen. Vast staat dat de auto op 6 november 2020 is verkocht en dat valt dus binnen de terugkijkperiode van zes maanden voorafgaand aan de aanvang van dit geding (12 maart 2021). Ook staat vast dat partijen toen al gescheiden leefden en de financiën gescheiden hadden. De man stelt tijdens de mondelinge behandeling voor het eerst dat de auto voor ongeveer € 3.000,- is verkocht en dat dit geld is gebruikt voor de vaste lasten, maar hij onderbouwt dit verder niet. De vrouw betwist dit en stelt dat dit een te lage verkoopwaarde is omdat de auto eerder dat jaar is gekocht voor
€ 5.200,-. Het had op de weg van de man gelegen om te onderbouwen wat de auto waard is, voor welk bedrag de auto (precies) is verkocht, wat er met het geld is gebeurd en dat het, zoals de man stelt, consumptief is besteed en niet is verspild. De man heeft dat nagelaten en ook niet toegelicht waarom de vaste lasten niet uit de gewone financiële middelen, bijvoorbeeld het inkomen van de man, konden worden voldaan. Gelet op de aankoopwaarde van de auto van € 5.200,- in februari 2020 acht de rechtbank een waarde van € 4.700,- in de gegeven omstandigheden en bij gebrek aan onderbouwende stukken redelijk. De man heeft de gemeenschap voor dit laatste bedrag benadeeld. Omdat de huwelijksgemeenschap is ontbonden, zal de rechtbank bepalen dat de man de helft van dit bedrag (€ 2.350,-) aan de vrouw moet vergoeden.
Benadeling gemeenschap – geldopnamen
2.5.19.
De vrouw stelt voorts dat de man de gemeenschap heeft benadeeld door spaargelden van de bankrekening(en) van partijen te onttrekken. De onttrekkingen zijn naar de vrouw stelt verricht op 28 september 2020 en vallen daarom ook binnen de terugkijkperiode van zes maanden. Zij overlegt daartoe bankafschriften, waaruit volgt dat de man op 28 september 2020 € 5.911,20 van de gezamenlijke rekening van partijen naar zijn privérekening heeft overgemaakt. De man stelt desgevraagd dat dit geld is betaald aan zijn ouders voor de aflossing van schuld(en). De vrouw betwist gemotiveerd dat er nog een schuld was bij de ouders en de man heeft nagelaten met stukken te onderbouwen dat er een schuld was. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat er geen schuld jegens de ouders van de man (meer) was. De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat de man de huwelijksgemeenschap voor € 5.911,20 heeft benadeeld door dit bedrag onverschuldigd over te maken naar zijn ouders. Omdat de huwelijksgemeenschap is ontbonden, zal de rechtbank bepalen dat de man de helft van dit bedrag (€ 2.955,60,-) aan de vrouw moet vergoeden.
2.5.20.
Verder stelt de vrouw dat de man eerder al een bedrag van € 10.000,- heeft onttrokken en dat hij dit op grond van de redelijk en billijkheid moet vergoeden aan de gemeenschap. Omdat dit onttrekkingen betreffen die voor de periode van zes maanden voorafgaand aan de aanvang van dit geding zijn gedaan, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw om die reden afwijzen. De vrouw heeft onvoldoende aangetoond dat sprake is van dusdanige bijzondere omstandigheden op grond waarvan de rechtbank hiermee rekening dient te houden.
2.6.
Proceskosten
2.6.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3..De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op 14 november 2019 te Rotterdam;
3.2.
bepaalt dat de man met ingang van het tijdstip waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, huurder zal zijn van de echtelijke woning aan de [adres] , [postcode] te Rotterdam;
3.3.
veroordeelt de man uit hoofde van benadeling van de gemeenschap tot betaling van een bedrag van € 5.305,60 aan de vrouw;
3.4.
gelast de wijze van verdeling van de gemeenschap zoals weergegeven onder de rechtsoverwegingen 2.5.8 tot en met 2.5.16.;
3.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de echtscheiding en het huurrecht;
3.6.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Krijnen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Stolk op 17 maart 2022.
Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door partijen hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof Den Haag. Een in eerste aanleg niet verschenen partij kan hoger beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze uitspraak aan hem/haar in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend gemaakt.