ECLI:NL:RBROT:2022:4147

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
10/775001-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling politieagent voor schending ambtsgeheim en vrijspraak van overige feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een politieagent, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder ambtelijke corruptie, computervredebreuk, bezit en handel in verdovende middelen, en schending van het ambtsgeheim. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de schending van het ambtsgeheim tot een gevangenisstraf van drie maanden. De overige tenlastegelegde feiten, waaronder ambtelijke corruptie en computervredebreuk, zijn niet bewezen verklaard, en de verdachte is daarvan vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, werkzaam bij de politie Eenheid Rotterdam, in de periode van 1 september 2015 tot en met 30 juni 2016 vertrouwelijke informatie uit politiesystemen had geraadpleegd voor privédoeleinden, wat in strijd is met de wet en de regels van de politie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet in het kader van zijn politiewerkzaamheden handelde en dat zijn acties de integriteit van de politie in gevaar hebben gebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere schone strafblad en zijn inspanningen om zijn leven weer op de rails te krijgen na zijn schorsing van voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft de gevangenisstraf lager vastgesteld dan geëist door de officier van justitie, gezien de minderheid van de bewezen feiten en het tijdsverloop sinds de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/775001-19
Datum uitspraak: 25 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.A. Kloos heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde, namelijk ten aanzien van handel in cocaïne, alsmede vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 1, 2, 3 en onder 4 (bezit van cocaïne en fenacetine);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling en
  • ontzetting van de verdachte uit het recht tot het bekleden van enig publiek ambt voor de duur van 8 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feiten 1 t/m 3
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Bewezen kan worden verklaard dat de verdachte, werkzaam bij de politie Eenheid Rotterdam, zich in de periode van 2015-2020 schuldig heeft gemaakt aan ambtelijke corruptie (feit 1). De verdachte heeft op verzoek van een ander, bekend onder PGP gebruikersnaam [naam 1] (hierna: [naam 1] ) tegen betaling politie-informatie verstrekt. Uit afgeluisterde PGP berichten blijkt dat [naam 1] deze informatie opvraagt voor en doorgeeft aan een persoon met PGP gebruiksnaam [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
Uit hoofde van zijn functie had de verdachte toegang tot verschillende politiesystemen. Hij mag daarin kijken, zowel binnen als buiten werktijd, zolang dit werkgerelateerd is.
Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte zeer vaak buiten diensttijd de politiesystemen heeft geraadpleegd terwijl dat niet noodzakelijk of werkgerelateerd was en dat hij deze informatie al dan niet gratis heeft verstrekt aan derden. De verdachte heeft dan ook computervredebreuk gepleegd met behulp van een valse sleutel (feit 2) en zijn ambtsgeheim geschonden (feit 3).
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient van deze feiten te worden vrijgesproken. De verdachte ontkent dat hij willens en wetens informatie heeft opgevraagd en die informatie heeft doorgespeeld aan derden. Het enige wat de verdachte kan worden verweten is dat hij in de politiesystemen bepaalde zoektermen heeft opgevraagd. In het dossier is geen informatie over ontmoetingen tussen de verdachte en [naam 1] en/of [naam 2] of informatie dat de verdachte gegevens heeft geprint of overgedragen. Ook is er bij de doorzoeking bij de verdachte thuis of in zijn telefoon geen informatie aangetroffen die onrechtmatig zou zijn bevraagd of gelekt. Uit het dossier komt ook naar voren dat ook andere personen dan de verdachte de in de tenlastelegging genoemde personen en kentekens in de politiesystemen hebben bevraagd. Daarnaast stelt de verdachte zich op het standpunt dat hij niet altijd bevragingen voor zichzelf deed, maar ook op verzoek van collega’s.
De verdachte betwist ook dat de bevragingen vaak plaatsvonden op het moment dat hij geen dienst had en stelt dat de urenregistratie voor werk en verlof vaak niet klopt met de werkelijk situatie.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat bij bewezenverklaring de ten laste gelegde periode moet worden verkort, omdat deze na de wijziging van de tenlastelegging enkel ziet op bevragingen gedaan in de periode van 1 september 2015 tot en met 30 juni 2016.
4.1.3.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte is werkzaam bij de politie Eenheid [naam politie eenheid] in de functie van [naam functie] ( [naam functie] ) in de rang van hoofdagent van politie.
Met ingang van 16 augustus 2010 is hij daar werkzaam onder het personeelsnummer [personeelsnummer verdachte] .
De verdachte is vanwege zijn functie en voor de uitoefening van zijn werk geautoriseerd om de diverse politiesystemen te raadplegen.
Uit het dossier blijkt dat [naam 2] via PGP berichten aan [naam 1] vraagt de in de tenlastelegging genoemde kentekens, namen en BSN-nummer na te laten kijken.
Uit een analyse van de logginggegevens blijkt, dat deze kentekens, (kenocodes van) personen en het BSN- nummer, daadwerkelijk zijn bevraagd door met het politieaccount van de verdachte in te loggen in verschillende politiesystemen. Vervolgens blijkt dan weer uit PGP berichten dat [naam 1] in het bezit is gekomen van de gevraagde informatie en deze deelt met [naam 2] .
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat als er bij bevragingen is geregistreerd dat er is ingelogd met zijn dienstnummer, hij die gegevens dan heeft bevraagd.
Ook heeft de verdachte verklaard dat hij wel eens uit nieuwsgierigheid in privétijd informatie in de politiesystemen heeft opgevraagd. Het kwam voor dat hij buiten diensttijd gegevens opzocht als er meldingen binnen kwamen die hij interessant vond. De verdachte heeft verklaard heel goed te begrijpen dat er regels zijn over wanneer je wel of niet gegevens in de systemen mag bevragen.
Kentekens
In de tenlastelegging worden drie kentekens genoemd. De kentekens [kentekennummer 1] en [kentekennummer 2] zijn met het dienstnummer van de verdachte, dus door de verdachte, bevraagd.
In de tenlastelegging wordt voorts het kenteken [kentekennummer 3] genoemd. Dit nummer is door de verdachte niet opgezocht, het nummer [kentekennummer 4] wel. Anders dan de officier van justitie heeft verzocht kan de rechtbank dit niet als een kennelijke verschrijving aanmerken omdat [kentekennummer 3] , zoals de verdediging naar voren heeft gebracht, ook een bestaand kenteken is. De verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Personen
De (kenocodes van) de volgende personen zijn door de verdachte bevraagd: [naam persoon 1] , [naam persoon 2] , [naam persoon 3] , [naam persoon 4] , [naam persoon 5] , [naam persoon 6] , [naam persoon 7] , [naam persoon 8] en [naam persoon 9] .
De naam [naam persoon 10] blijkt een alias te zijn en is niet geregistreerd in de gevorderde politie loggegevens van de gebruiker [personeelsnummer verdachte] (de verdachte). Nu deze naam niet door de verdachte is bevraagd zal hij van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
BSN-nummer
Op 21 december 2015 wordt door [naam 2] aan [naam 1] het BSN nummer [BSN-nummer 1] gestuurd. Dit nummer blijkt niet juist te zijn want op 22 december 2015 reageert [naam 1] ‘voortaan bsn sture beter anders 2 x werk’. Vervolgens wordt het nummer [BSN-nummer 2] doorgegeven. Dit nummer is op 23 december 2015 door [personeelsnummer verdachte] , dus door de verdachte, opgevraagd in het politiesysteem.
Gelet hierop mag ervan worden uitgegaan dat eerst het foutieve BSN nummer is bevraagd en dat toen bleek dat dit nummer niet klopte, het juiste nummer is doorgegeven.
De rechtbank ziet dit als een kennelijke verschrijving en zal de tenlastelegging aldus verbeterd lezen.
Voor zichzelf of andere collega’s?
De verdachte heeft verklaard dat hij niet meer weet of hij in 2015 en 2016 bovengenoemde gegevens voor zichzelf of voor een collega heeft bevraagd. De verdachte heeft op de terechtzitting voorbeelden gegeven van situaties waarin hij ook op verzoek van anderen bevragingen deed, bijvoorbeeld als hij als wachtcommandant werkzaam was. Ook heeft de verdachte in dit verband gewezen op de verklaring van de getuige [naam getuige] .
De rechtbank constateert dat deze getuige niet over de tenlastegelegde periode kan verklaren omdat hij en de verdachte toen nog geen collega’s waren. De getuige heeft wel in algemene zin verklaard dat het wel vaker gebeurt dat collega’s elkaar vragen iets na te trekken. Door de verdachte is naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet aannemelijk gemaakt dat hij de in de tenlastelegging genoemde concrete gegevens voor andere collega’s heeft opgezocht.
Op basis van het dossier staat voor de rechtbank dan ook vast dat bovengenoemde bevragingen niet zijn gedaan in het kader van enig lopend strafrechtelijk onderzoek waar de verdachte bij betrokken was.
Feit 1, ambtelijke omkoping.
De verdachte ontkent ten stelligste dat hij politie informatie aan derden heeft gegeven of heeft doorverkocht.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden opgemaakt dat verdachte een gift en/of belofte heeft gevraagd en/of aangenomen, wetende dat deze hem werd gedaan of aangeboden om hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten. Ook blijkt niet dat de verdachte vertrouwelijke informatie uit de politiesystemen heeft doorgegeven aan onbevoegde derden.
In de PGP berichten tussen [naam 1] en [naam 2] wordt (in versluierd taalgebruik) gesproken over het betalen van geld voor informatie, maar er is geen bewijs dat het de verdachte is die vertrouwelijke politie informatie aan hen heeft doorgegeven en/of dat hij daarvoor een beloning of vergoeding heeft gevraagd en/of aangenomen.
De rechtbank zal de verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 2, computervredebreuk
Kort samengevat is onder 2 ten laste gelegd dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in systemen/servers van de politie met behulp van valse signalen of een valse sleutel door met een ander doel gebruik te maken van de aan hem ter beschikking gestelde en toegestane gebruikersnaam en wachtwoord, waarna de verdachte vervolgens gegevens die waren opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van (delen van) die geautomatiseerde werken waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en voor anderen heeft overgenomen of opgenomen, immers heeft hij, verdachte, de hiervoor genoemde kentekens, personen en BSN nummer uit een of meer politiesystemen geëxporteerd, geprint, naar zichzelf gemaild of opgeschreven.
De rechtbank overweegt dat de bevragingen ten aanzien van de hiervoor genoemde kentekens, (kenocodes van) personen en BSN- nummer slechts konden plaatsvinden doordat de verdachte uit hoofde van zijn aanstelling als politieambtenaar over een autorisatie beschikte om de systemen te raadplegen. Zoals hiervoor is overwogen, bestond vanuit de uitoefening van zijn politietaak geen aanleiding voor het raadplegen of bevragen van de politiesystemen, wat de verdachte ook wist. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door het doen van deze niet-werkgerelateerde bevragingen de grenzen van de aan hem verleende autorisatie te buiten is gegaan. Door zijn autorisatie met gebruikmaking van een gebruikersnaam en wachtwoord te gebruiken voor doeleinden die buiten de grenzen van zijn autorisatie vielen, is hij wederrechtelijk binnengedrongen in een geautomatiseerd werk zoals bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht en heeft hij, door zich daartoe op die manier de toegang te verwerven, gebruik gemaakt van een valse sleutel in de zin van voornoemd artikel.
Vervolgens is ten laste gelegd dat de verdachte deze vertrouwelijke gegevens heeft verwerkt en/of overgedragen omdat hij deze informatie voor zichzelf en voor anderen heeft overgenomen of opgenomen, in elk geval uit de politiesystemen heeft geëxporteerd, geprint, naar zichzelf gemaild of opgeschreven.
De rechtbank is van oordeel dat voor dit verwerken en/of overdragen in het dossier geen bewijsmiddelen te vinden zijn.
De verdachte heeft deze gegevens weliswaar geraadpleegd, maar het is onbekend gebleven wat hij verder met die gegevens heeft gedaan. Nu de bewoording van het ten laste gelegde feit ertoe dwingt om ook vast te stellen en daarmede te bewijzen wat er verder met deze opgevraagde vertrouwelijke informatie is gebeurd, terwijl het bewijs voor die vaststelling er niet is, kan de rechtbank niet anders dan de verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 3. Schending van zijn ambtsgeheim
De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat de raadplegingen van de politiesystemen ten aanzien van de ten laste gelegde kentekens (met uitzondering van [kentekennummer 3] ), (kenocodes van) de genoemde personen (met uitzondering van [naam persoon 10] ) en het BSN nummer door de verdachte niet zijn gedaan in het kader van zijn politiewerkzaamheden. Hij heeft deze bevragingen niet gedaan in het kader van enig lopend strafrechtelijk onderzoek of ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. De rechtbank stelt dan ook vast dat, nu deze bevragingen niet zijn gedaan in het kader van de uitoefening van de politietaak zoals neergelegd in artikel 3 van de Politiewet 2012, sprake was van het raadplegen van en het zoeken in de politiesystemen door de verdachte voor privédoeleinden.
Het bevragen van de politiesystemen voor privédoeleinden is niet toegestaan. Dit blijkt ook uit de waarschuwing die altijd bij het opstarten van het politiesysteem BVI-IB in beeld komt, en die de verdachte dus telkens moet hebben gezien. In die waarschuwing wordt onder meer vermeld dat het bevragen van personen zonder gegronde reden en/of noodzaak niet is toegestaan en dat ongeautoriseerde toegang strafbaar is.
Van schenden van een geheim is naar vaste jurisprudentie ook sprake zonder dat dit geheim bekend is gemaakt aan derden. De verdachte heeft zichzelf toegang verschaft tot vertrouwelijke informatie voor privédoeleinden en deze informatie, die niet voor hem bestemd was, voor zichzelf ontsloten. De schending van het ambtsgeheim is daarmee voltooid.
Gelet op het hiervoor overwogene, acht de rechtbank met betrekking tot de hiervoor genoemde bevragingen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan het schenden van zijn ambtsgeheim.
De rechtbank zal in de bewezenverklaring de tenlastegelegde pleegperiode verkorten, omdat de bevragingen hebben plaatsgevonden in de periode van 1 september 2015 tot en met 30 juni 2016.
4.2.
Vrijspraak feit 4
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de verdachte van het onder feit 4 ten laste gelegde dealen in cocaïne dient te worden vrijgesproken omdat daarvoor in het dossier geen bevestiging wordt gevonden en de verdachte dit ontkent. Het bezit van de ten laste gelegde cocaïne en fenacetine is wel wettig en overtuigend bewezen.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat er geen aanwijzingen zijn dat sprake was van het dealen in cocaïne en omdat de bij de verdachte aangetroffen kleine hoeveelheid cocaïne niet is getest.
4.2.3.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte in cocaïne heeft gehandeld, zodat hij van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Zoals door de verdediging is aangevoerd, ontbreekt in het dossier NFI- rapportage waaruit blijkt dat hetgeen bij de verdachte is aangetroffen ook daadwerkelijk cocaïne en fenacetine is. Nu dit rapport ontbreekt kan ook het bezit van cocaïne en fenacetine niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De rechtbank zal de verdachte van dit feit vrijspreken.
4.3.
Vrijspraak feit 5
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan - zonder nadere motivering - zal worden vrijgesproken.
4.4.
Conclusie
Bewezen is het onder 3 ten laste gelegde feit.
Niet bewezen zijn de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3.
hij in de periode van 1 september 2015 tot en met 30 juni 2016 te Gorinchem en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland
geheimen, te weten informatie, gegevens, registraties, mutaties of meldingen uit de bedrijfsprocessensystemen van de Nationale Politie, die aan hem verdachte, ter beschikking stonden, waarvan hij, verdachte, wist dat hij uit hoofde van ambt en/of beroep, te weten in de functie van Generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) in de rang van hoofdagent van politie bij de Politie Eenheid Rotterdam, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij meermalen de uitkomsten van (malafide) raadplegingen die niet relevant waren voor de uitoefening van zijn werkzaamheden voor de Nationale Politie, aangewend voor privégebruik te weten onder meer informatie met betrekking tot:
- de kentekens [kentekennummer 1] , [kentekennummer 2]
- de (kenocodes van) personen
:[naam persoon 1] , [naam persoon 2] , [naam persoon 3] , [naam persoon 4] , [naam persoon 5] , [naam persoon 6] , [naam persoon 7] , [naam persoon 8] , [naam persoon 9]
- BSN- nummer: [BSN-nummer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten en omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
3. Enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van zijn ambt en/of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een periode van bijna een jaar onbevoegd vertrouwelijke informatie in de politiesystemen opgezocht en in deze systemen gegevens van derden geraadpleegd. Hiermee heeft hij zich meermalen schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim. Politiegegevens zijn naar hun aard vertrouwelijk en dienen slechts ten behoeve van strikt geformuleerde doeleinden die verband houden met de wettelijke taakuitoefening van de politie. Burgers moeten zich erbij neerleggen dat hun persoonlijke gegevens binnen de grenzen van de wet in de politiesystemen worden opgenomen. Daar staat tegenover dat burgers van politieambtenaren mogen verwachten dat zij zich houden aan de aan hen bij wet opgelegde beperkingen in het kader van het raadplegen van deze persoonlijke gegevens. Ook mogen burgers van politieambtenaren verwachten dat zij zorgvuldig en respectvol met hun gegevens omgaan. De verdachte nam als politieambtenaar een bijzondere plaats in de samenleving in en van hem mocht om die reden ook volledige integriteit en onkreukbaarheid worden verwacht. De verdachte heeft door zijn handelen echter misbruik gemaakt van zijn positie en bovendien het aanzien en de integriteit van de politie schade toegebracht.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in dit kader kennisgenomen van het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor het plegen van een strafbaar feit is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de rapporten van Reclassering Nederland van 3 juni 2020 en 10 mei 2022. De verdachte heeft zich na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 28 augustus 2020 gehouden aan de voorwaarden die hem daarbij opgelegd zijn, onder meer bestaande uit een meldplicht en een ambulante behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. Testen hebben uitgewezen dat hij het afgelopen jaar niet meer heeft gebruikt. De verdachte is inmiddels niet meer werkzaam bij de politie en heeft ander werk gevonden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal wel een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank aanzienlijk minder bewezen acht dan de officier van justitie. Ook wordt hierbij het tijdsverloop tussen het plegen van het feit, de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte en de uiteindelijke berechting op zitting meegewogen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het ontzetten uit het recht tot bekleding van een publiek ambt in dit geval niet passend, gelet op de bewezenverklaring, de straf die aan verdachte wordt opgelegd en het feit dat hij niet meer bij de politie werkzaam is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen Nokia telefoon terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit het beslag op te heffen.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen Nokia telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, zijnde degene bij wie deze in beslag is genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 272 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van een Nokia telefoon.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en M. Zoethout, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 10 september 2015 tot en met 22 mei 2020
te Gorinchem en Rotterdam, althans (elders) in Nederland,
als politieambtenaar, in de functie van [naam functie] ( [afkorting naam functie] ) in de rang van hoofdagent van de politie bij de Politie Eenheid [naam politie eenheid] ,
(telkens) een of meer giften en/of beloften, te weten (een) geldbedrag(en), in elk geval een beloning/vergoeding, heeft gevraagd of aangenomen, wetende dat die gift(en) en belofte(n) (telkens) werd(en) gegeven of gedaan teneinde hem, verdachte te bewegen om, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening iets te doen of na te laten, of naar aanleiding van iets wat hij, verdachte, in zijn bediening heeft gedaan of nagelaten;
en/of
ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten
en/of
een gift en/of belofte en/of dienst heeft gevraagd teneinde hem, verdachte te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten
en/of
ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten, immers heeft hij, verdachte, vertrouwelijke informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en), met betrekking tot:
(tussen 1 september 2015 – 30 juni 2016)
- de kentekens [kentekennummer 3] , [kentekennummer 1] , [kentekennummer 2]
- de (kenocodes van) personen , [naam persoon 1] , [naam persoon 10] , [naam persoon 2] , [naam persoon 3] , [naam persoon 4] , [naam persoon 5] , [naam persoon 6] , [naam persoon 7] , [naam persoon 8] , [naam persoon 9]
- BSN NUMMER: [BSN-nummer 1]
aan een of meer onbevoegde derden doorgegeven;
(art 363 lid Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 22 mei 2020 te Gorinchem en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in één of meer (delen van) geautomatiseerde werken, te weten in de systemen BVI-IB, BVH, MEOS en Bluespot, in elk geval in één of meer (delen van) servers van de Nationale Politie, is binnengedrongen met behulp van valse signalen of een valse sleutel, immers heeft hij gebruik gemaakt van een gebruikersnaam en een wachtwoord die hem ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan, en heeft hij zich met die gebruikersnaam en dat wachtwoord toegang verschaft, met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden en was toegestaan, en (vervolgens) heeft hij gegevens die waren opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van (delen van) die geautomatiseerde werken waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en voor anderen overgenomen of opgenomen, immers heeft hij, verdachte die (vertrouwelijke) informatie, te weten, onder meer, informatie over:
  • de kentekens [kentekennummer 3] , [kentekennummer 1] , [kentekennummer 2]
  • de (kenocodes van) personen , [naam persoon 1] , [naam persoon 10] , [naam persoon 2] , [naam persoon 3] , [naam persoon 4] , [naam persoon 5] , [naam persoon 6] , [naam persoon 7] , [naam persoon 8] , [naam persoon 9]
  • BSN NUMMER: [BSN-nummer 1] ,
in elk geval (vertrouwelijke) informatie omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken uit een of meer politiesystemen geëxporteerd, geprint, naar zichzelf gemaild of opgeschreven;
(art 138ab lid 2 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 22 mei 2020 te Gorinchem en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland
een of meer geheimen, te weten informatie, gegevens, registraties, mutaties of meldingen uit de bedrijfsprocessensystemen van de Nationale Politie, in elk geval (geautomatiseerde) systemen, die aan hem verdachte, ter beschikking stonden, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten in de functie van [naam functie] ( [afkorting naam functie] ) in de rang van hoofdagent van politie bij de Politie Eenheid Rotterdam, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij (meermalen) de uitkomsten van (malafide) raadplegingen (die niet relevant waren voor de uitoefening van zijn werkzaamheden voor de Nationale Politie), verstrekt aan (particuliere) derden, althans aangewend voor privégebruik te weten onder meer informatie met betrekking tot:
(tussen 1 september 2015 – 30 juni 2016)
- de kentekens [kentekennummer 3] , [kentekennummer 1] , [kentekennummer 2]
- de (kenocodes van) personen , [naam persoon 1] , [naam persoon 10] , [naam persoon 2] , [naam persoon 3] , [naam persoon 4] , [naam persoon 5] , [naam persoon 6] , [naam persoon 7] , [naam persoon 8] , [naam persoon 9]
- BSN NUMMER: [BSN-nummer 1] ;
(art 272 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2020 tot en met 22 mei 2020 te Gorinchem en Rotterdam, althans (elders) in Nederland
opzettelijk
heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd hoeveelheden cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en fenacetine, zijnde een versnijdingsmiddel voor cocaïne, in elk geval
- op 23 april 2020 opzettelijk aanwezig heeft gehad een (zeer) kleine hoeveelheid cocaïne en 0,224 gram fenacetine, en
- op 22 mei 2020 opzettelijk aanwezig heeft gehad 13 ponypacks (totaal 1,679 gram) cocaïne en 9,274 gram fenacetine,
in elk geval een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 10 lid 4 Opiumwet)
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 april 2020 tot en met 22 mei 2020, te Gorinchem en Rotterdam, althans (elders) in Nederland,
een voorwerp, te weten een of meer (contante) geldbedragen (van in totaal 4.590 euro) heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
(art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht)