Op 25 mei 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak kwam voort uit een conflict dat op 30 januari 2022 ontstond tussen de verdachte en de aangever, die bijles gaf aan de kinderen van de verdachte. Na een telefonisch gesprek waarin een meningsverschil ontstond over het ophalen van de kinderen, ging de verdachte naar de locatie van de aangever. Daar gaf hij de aangever een kopstoot, waarna een worsteling volgde. Tijdens deze worsteling pakte de verdachte een schroevendraaier en stak de aangever meermalen, wat leidde tot oppervlakkige verwondingen. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de poging tot doodslag, maar bewees dat de poging tot zware mishandeling wel bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor zowel de poging tot doodslag als de zware mishandeling, omdat de verwondingen van de aangever oppervlakkig waren en er geen bewijs was van opzet of aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke taakstraf af, omdat de verdachte van het nieuwe feit werd vrijgesproken.