ECLI:NL:RBROT:2022:4146

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
10/026854-22 / TUL VV: 10/139302-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot doodslag en zware mishandeling na conflict met schroevendraaier

Op 25 mei 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak kwam voort uit een conflict dat op 30 januari 2022 ontstond tussen de verdachte en de aangever, die bijles gaf aan de kinderen van de verdachte. Na een telefonisch gesprek waarin een meningsverschil ontstond over het ophalen van de kinderen, ging de verdachte naar de locatie van de aangever. Daar gaf hij de aangever een kopstoot, waarna een worsteling volgde. Tijdens deze worsteling pakte de verdachte een schroevendraaier en stak de aangever meermalen, wat leidde tot oppervlakkige verwondingen. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de poging tot doodslag, maar bewees dat de poging tot zware mishandeling wel bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor zowel de poging tot doodslag als de zware mishandeling, omdat de verwondingen van de aangever oppervlakkig waren en er geen bewijs was van opzet of aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke taakstraf af, omdat de verdachte van het nieuwe feit werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/026854-22
Parketnummer vordering TUL VV: 10/139302-21
Datum uitspraak: 25 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. van Loon heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de ten laste gelegde poging tot doodslag;
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering in het kader van een meldplicht en dat verdachte dient mee te werken aan een ambulante behandeling;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis en
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/139302-21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de aan verdachte ten laste gelegde poging tot doodslag. Wel komt hij tot bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, waarbij sprake was van voorwaardelijk opzet.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte de aangever meermalen met een schroevendraaier in de borst, buik, rug en/of benen heeft gestoken. Omdat de desbetreffende schroevendraaier niet is gevonden en verder niets bekend is over hoe deze schroevendraaier er precies uit zag, kan een poging tot doodslag niet bewezen worden verklaard. Gelet op de plaatsen op het lichaam waar de aangever is geraakt, heeft de verdachte wel de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij hem zwaar lichamelijk letsel toe zou brengen. Van een noodweersituatie is geen sprake, omdat de verdachte van het begin af aan de agressor was.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de verdachte met de schroevendraaier heeft gestoken om zichzelf te verdedigen.
4.2.
Beoordeling
Vrijspraak poging tot doodslag
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan - zonder nadere motivering - zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak poging tot zware mishandeling
De rechtbank destilleert uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting het navolgende.
Op 30 januari 2022 heeft de verdachte telefonisch contact met de aangever, die bijles geeft aan zijn kinderen. Er ontstaat een conflict omdat de verdachte zijn kinderen een uur eerder wil ophalen dan was afgesproken. Na dit telefonisch contact gaat de verdachte naar het gebouw waar de aangever is. De verdachte loopt gelijk op de aangever af en geeft hem een kopstoot. De verdachte heeft verklaard dat hij dit deed omdat hij door de aangever werd uitgescholden. De rechtbank ziet in het dossier geen bevestiging hiervan, wel blijkt uit het dossier dat de verdachte agressief was. Illustratief hiervoor is het whatsapp bericht gericht aan de verdachte waarin de aangever na het telefoongesprek met de verdachte schrijft “Ga jij mij bedreigen”.
Nadat de verdachte de aangever een kopstoot heeft gegeven, ontstaat een worsteling tussen beiden. De verdachte heeft verklaard dat hij op een gegeven moment geen lucht meer kreeg, een schroevendraaier uit zijn zak heeft gepakt en de aangever daarmee meermalen heeft gestoken om uit de situatie weg te kunnen komen.
Uit de letselverklaring van de forensisch arts blijkt dat de aangever oppervlakkige verwondingen heeft, namelijk op de rug een horizontaal verlopende rode streep en één rode punt met korstvorming, op de linker borst één rode punt met korstvorming, op de buik twee oppervlakkige horizontaal verlopende rode strepen met korstvorming en op de achterzijde van het linker been een oppervlakkige horizontaal verlopende rode streep en drie punten met korstvorming. Dit wordt ook bevestigd door de foto’s van het letsel in het dossier.
Over de schroevendraaier is niets bekend. Deze schroevendraaier is niet in beslag genomen en een nadere omschrijving over de maat of scherpte hiervan, ontbreekt. Ook uit de camerabeelden kan niet worden afgeleid hoe groot of scherp de schroevendraaier was waarmee de verdachte de aangever heeft gestoken. Gelet op de letselverklaring is wel duidelijk dat slechts oppervlakkige (kras)verwondingen zijn toegebracht. Daarnaast is niets bekend over de kracht waarmee de verdachte de schroevendraaier heeft gehanteerd.
De verdachte ontkent dat hij de aangever zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen of de kans hierop bewust heeft aanvaard. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
Omdat de aangever slechts oppervlakkige verwondingen had en onbekend is hoe groot en scherp de schroevendraaier was en ook de kracht waarmee is gestoken onbekend is, kan niet worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond door het steken. Van opzet, ook in voorwaardelijke zin, is reeds daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.

5..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] , via zijn gemachtigd raadsman, mr. A.F.M. den Hollander, advocaat te Rotterdam. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 58.873,24 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade.
5.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing vindt.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot nu toe worden begroot op nihil.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6..Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 13 september 2021 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal en beschadiging veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 28 september 2021.
De rechtbank zal de vordering afwijzen omdat de verdachte, nu hij van het ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken, geen voorwaarde heeft overtreden waarop de vordering is gebaseerd.

7..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 13 september 2021 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en M. Zoethout, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 januari 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
meermalen, althans eenmaal, met een schroevendraaier, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, in de borst en/of buik en/of rug en/of arm en/of hand en/of het
been, althans in het lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht)