In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee eisers, verhuurders, en twee gedaagden, huurders, over de ontruiming van een huurwoning en de betaling van huurachterstand. De eisers hebben de gedaagden op 20 januari 2022 schriftelijk geïnformeerd over de beëindiging van de huurovereenkomst per 31 maart 2022, maar de gedaagden hebben de woning niet ontruimd en hebben sinds juli 2021 geen huur meer betaald. De eisers vorderen in totaal € 10.000,00 aan achterstallige huur, een gebruiksvergoeding van € 1.000,00 per maand voor elke maand dat de woning niet is ontruimd, en een contractuele boete van € 250,00 per dag voor de periode dat de gedaagden in gebreke blijven met de ontruiming. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagden zonder recht of titel in de woning verblijven en dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is. De rechter wijst de gedaagden ook de huurachterstand van € 9.000,00 toe, evenals de gebruiksvergoeding en de boete. De eisers worden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot betaling van de koopprijs van een auto, omdat deze niet samenhangt met de huurovereenkomst. De gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 871,82. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.