ECLI:NL:RBROT:2022:4112

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
9397832
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in een geschil tussen ex-echtgenoten over lening en terugbetaling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2022, zijn de vorderingen van beide partijen afgewezen. De eiser, aangeduid als 'de man', had de vrouw aangeklaagd om een bedrag van € 10.178,53 te vorderen, dat hij stelde dat zij hem nog verschuldigd was in verband met een lening die zij samen hadden afgesloten. De vrouw, aangeduid als 'de vrouw', voerde aan dat de man de lening volledig zelf had moeten betalen en dat zij al betalingen had verricht die betrekking hadden op een andere lening. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2022 werd duidelijk dat de vorderingen aan beide zijden onvoldoende onderbouwd waren. De kantonrechter oordeelde dat de man niet had aangetoond dat er een overeenkomst was waarin de vrouw verplicht was om de helft van de lening aan hem terug te betalen. Evenzo had de vrouw haar tegeneis niet goed onderbouwd, waardoor ook deze werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien het feit dat beide partijen in het ongelijk waren gesteld en het geschil voortvloeide uit hun ex-echtelijke relatie. Het vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter K.J. Bezuijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9397832 CV EXPL 21-27570
datum uitspraak: 20 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats eiser],
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. H.V. van der Marel (Quick Incasso B.V.),
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. W.P. Groenendijk.
De partijen worden hierna ‘de man’ en ‘de vrouw’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 augustus 2021, met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • het vonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het antwoord in reconventie, met bijlagen;
  • de brief van de vrouw van 27 december 2021, met een bijlage;
  • de conclusie na mondelinge behandeling van de man, met een bijlage;
  • de e-mail van de vrouw van 19 april 2022.
1.2.
Op 11 januari 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
Op 13 augustus 2011 zijn partijen in Polen met elkaar getrouwd.
2.2.
Omstreeks 23 oktober 2015 hebben partijen samen een lening afgesloten bij ING, met een hoogte van € 25.000,- en een maandelijks aflossingsbedrag van € 442,94 (hierna: lening 1).
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 30 mei 2017 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. In deze beschikking is bepaald dat het tussen partijen overeengekomen echtscheidingsconvenant, dat aan de beschikking is gehecht, deel uitmaakt van die beschikking. In dat convenant is, voor zover nu van belang, bepaald:
Artikel 5. SCHULDEN
5.1.
Partijen verklaren dat hun boedel de volgende schuld omvat: Krediet ING Bank ad € 20.000,00. Partijen zullen deze schuld bij helfte voldoen.”
2.4.
Omstreeks 31 mei 2017 hebben partijen samen een nieuwe lening afgesloten bij ING, met een hoogte van € 35.443,- en een maandelijks aflossingsbedrag van € 494,25 (hierna: lening 2). Met deze lening is het op dat moment resterende deel van lening 1, van € 19.566,21, afbetaald. Het overige deel van de lening, van € ‭15.876,79‬ (€ 35.443 – € 19.566,21), is aan de man uitgekeerd. ‬‬‬‬‬‬‬‬
2.5.
In de Voorwaarden Persoonlijke Lening, die van toepassing zijn op beide geldleningsovereenkomsten, is voor zover van belang bepaald: “
(…) Bij 2 contractanten zijn beiden afzonderlijk en volledig aansprakelijk voor alle verplichtingen uit het contract.(…)”
2.6.
De vrouw heeft van 31 mei 2017 tot en met 1 maart 2020 een bedrag van in totaal € 7.542,50 betaald aan de man, door periodieke betalingen van steeds circa € 222,-, onder vermelding van ‘lening’, of woorden van gelijke strekking.
2.7.
De man heeft lening 2 inmiddels volledig afbetaald aan ING.

3..Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
De man eist (uiteindelijk) in conventie samengevat:
  • de vrouw te veroordelen aan hem € 10.178,53 met rente te betalen;
  • de vrouw te veroordelen in de proceskosten met rente en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De man baseert de eis op het volgende. Partijen zijn overeengekomen dat zij allebei de helft van lening 2 zouden betalen, dus elk een bedrag van € 17.721,50. De man heeft de volledige lening afbetaald. De vrouw heeft echter maar een bedrag van € 7.542,97 aan de man betaald. Zij moet de overeenkomst nakomen en het restant van € 10.178,53 alsnog aan de man betalen.
3.3.
De vrouw is het niet eens met de eis en voert aan dat de man de lening uit 2017 volledig zelf zou betalen.
3.4.
De vrouw eist in reconventie samengevat:
  • de man te veroordelen aan haar € 7.542,50 met rente te betalen;
  • de man te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.5.
De vrouw baseert haar tegeneis op het volgende. De vrouw heeft diverse betalingen verricht aan de man, ter hoogte van in totaal € 7.542,50, ter zake van lening 2 (2.6). Partijen waren overeengekomen dat de man die bedragen later aan haar zou terugbetalen. Dat laat hij echter na. Daarom moet de man worden veroordeeld tot terugbetaling van € 7.542,50.
3.6.
De man is het niet eens met de reconventionele eis. Hij stelt zich namelijk op het standpunt dat beide partijen de helft van de lening zouden betalen, zoals ook door hem gesteld in het kader van zijn conventionele vordering.

4..De beoordeling

Gezamenlijke behandeling
4.1.
Gezien de verwevenheid van de vorderingen in conventie en reconventie, worden deze gezamenlijk behandeld.
Ontvankelijkheid
4.2.
De vrouw heeft diverse verweren gevoerd die volgens haar zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de man. De kantonrechter heeft al tijdens de zitting geoordeeld over die verweren en beslist dat deze worden verworpen. Daarmee behoeft in dit vonnis daarom niet meer ingegaan te worden op dit onderdeel van het geschil tussen partijen.
Vermindering van eis
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter geconstateerd dat de vorderingen aan beide zijden niet goed zijn onderbouwd. Zij heeft eerst de man in de gelegenheid gesteld om zijn vordering verder te onderbouwen, met een kloppende berekening, waar nodig voorzien van een vermindering of vermeerdering van eis. De man heeft vervolgens een nieuwe berekening opgenomen in zijn conclusie en de stelling ingenomen dat de vrouw nog € 10.178,53 aan de man dient te betalen. De kantonrechter begrijpt dat hij daarmee zijn eis heeft willen verminderen tot dat bedrag. Daarom is die verminderde eis ook in 3.1 opgenomen.
De vordering van de man
4.4.
De man baseert zijn eis op de stelling dat partijen onderling zijn overeengekomen dat de man lening 2 zou afbetalen aan ING en dat de vrouw op haar beurt de helft van die lening aan de man zou betalen. De door hem aangevoerde omstandigheid dat partijen ten opzichte van ING hoofdelijk aansprakelijk zijn, is niet relevant. Die hoofdelijke aansprakelijkheid is namelijk alleen relevant in de (rechts)verhouding tussen hen en ING, en dus niet tussen de man en de vrouw onderling. Verder heeft de man erop gewezen dat de vrouw na mei 2017 betalingen is blijven verrichten (2.6). Hij concludeert daaruit dat de vrouw zich verantwoordelijk voelde voor lening 2. De vrouw heeft daarop tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat deze betalingen zagen op haar aandeel in lening 1, omdat zij niet wist dat deze lening al was afbetaald met lening 2. De man heeft op dit punt vervolgens geen nadere onderbouwing gegeven. De kantonrechter merkt bovendien op dat het bedrag van € 222,- ongeveer de helft betreft van het maandelijkse aflossingsbedrag van lening 1 (€ 442,94). In zoverre strookt de aard van de betalingen met de uitleg van de vrouw. Verder heeft de man geen onderbouwing gegeven voor de door hem gestelde overeenkomst tussen partijen. De kantonrechter concludeert dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat hij met de vrouw is overeengekomen dat zij de helft van lening 2 aan hem zou betalen. Hij heeft geen bewijs aangeboden van deze stelling en de kantonrechter ziet geen aanleiding dit bewijs ambtshalve op te dragen. Het bestaan van die overeenkomst komt daarom niet vast te staan. Dat betekent dat de eisen van de man worden afgewezen.
De vordering van de vrouw
4.5.
De vrouw heeft haar tegeneis aanvankelijk gebaseerd op de stelling dat zij de betalingen, met een totale hoogte van € 7.542,50, heeft verricht ten aanzien van lening 2. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij dat standpunt echter laten varen. Zij heeft namelijk diverse malen expliciet gesteld dat zij deze betalingen is blijven verrichten ten aanzien van lening 1. De gemachtigde van de vrouw heeft daarop te kennen gegeven dat hij dit verkeerd had begrepen. Aangezien de feiten waarop de tegeneis is gebaseerd onjuist zijn gebleken, ontbreekt een grondslag voor de vordering van de vrouw. De kantonrechter heeft daarom bepaald dat de vrouw in de gelegenheid wordt gesteld om haar vordering verder te onderbouwen, zodat zij kan aangeven wat het voorgaande betekent voor haar vordering. De vrouw heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Zij heeft in haar e-mail van 19 april 2022 gemeld dat zij alle vragen wil beantwoorden, maar zij heeft nagelaten een eis/rechtsgevolg te verbinden aan haar stellingen. Omdat zij dat heeft nagelaten mist haar vordering een grondslag. De tegeneis van de vrouw wordt daarom eveneens afgewezen.
Proceskosten
4.6.
Beide partijen zijn over en weer in het ongelijk gesteld. Bovendien zijn zij ex-echtgenoten en vloeit dit geschil uit die verhouding voort. Op grond van artikel 237 Rv worden de proceskosten in conventie en reconventie daarom gecompenseerd.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.7.
Omdat alle vorderingen worden afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd, is er geen aanleiding dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zoals gevorderd.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in zowel conventie als reconventie:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
33394