ECLI:NL:RBROT:2022:4094

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
9581501 \ CV EXPL 21-40978
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van premie ziektekostenverzekering en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak vordert de Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. (hierna: DSW) betaling van een bedrag van € 174,85 van de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst die DSW met de gedaagde heeft gesloten. De gedaagde heeft de premie over de maanden juni en augustus 2021 niet betaald, ondanks dat zij daartoe is aangemaand. DSW heeft de gedaagde bij exploot van dagvaarding van 2 december 2021 gedagvaard en vordert naast de hoofdsom ook wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de verschuldigdheid van het bedrag van € 249,00 niet heeft betwist en dat zij ook de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 21 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9581501 \ CV EXPL 21-40978
uitspraak: 21 januari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de onderlinge waarborgmaatschappij
Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A.,
gevestigd in Schiedam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 2 december 2021,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
woonplaats in [woonplaats] ,
gedaagde,
die in persoon procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als DSW respectievelijk [gedaagde] .

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] is met DSW een zorgverzekeringsovereenkomst aangegaan. Uit hoofde van deze overeenkomst is [gedaagde] periodiek premie verschuldigd.
2.2
[gedaagde] heeft de premie over de maanden juni 2021 en augustus 2021 niet betaald.

3..Het geschil

3.1
DSW vordert bij dagvaarding om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 174,85 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
DSW heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten zorgverzekeringsovereenkomst door -ondanks daartoe te zijn aangemaand- de premie over de maanden juni 2021 en augustus 2021 van in totaal € 249,00 niet te voldoen. DSW vordert dit bedrag aan hoofdsom. Daarnaast vordert zij op grond van artikel 6:119 BW wettelijke rente die, berekend vanaf de verzuimdata tot de dag van dagvaarding, € 1,95 bedraagt. Verder vordert zij op grond van artikel 6:74 jo 6:96 lid 5 BW een bedrag van € 48,40 (incl. € 8,40 btw) aan buitengerechtelijke incassokosten.
[gedaagde] heeft een bedrag van € 124,50 betaald, waardoor het totaal gevorderde bedrag
€ 174,85 bedraagt.
3.3
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij een aantal maanden in het buitenland heeft verbleven en dat in die periode schulden zij ontstaan. Zij wil betalen en wil weten hoe zij hierover contact kan opnemen.

4..De beoordeling

4.1
De kantonrechter stelt allereerst vast dat [gedaagde] de verschuldigdheid van het door DSW aan premie in rekening gebrachte bedrag van € 249,00 niet heeft betwist. Dit bedrag is zij dan ook aan DSW verschuldigd.
4.2
Als niet weersproken staat vast dat [gedaagde] dit bedrag niet binnen de betaaltermijn heeft voldaan, zodat zij tevens wettelijke rente aan DSW verschuldigd is.
4.3
[gedaagde] is ook de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd nu met het versturen van de bij dagvaarding als productie 2 overgelegde brief van 21 oktober 2021 is voldaan aan de vereisten zoals neergelegd in artikel 6:96, zesde lid BW. Bovendien is het gevorderde bedrag van € 48,40 (incl. btw) jegens [gedaagde] redelijk, gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht.
4.4
DSW heeft bij dagvaarding reeds een bedrag van € 124,50 op haar vordering in mindering gebracht. Op grond van artikel 6:44 BW moeten betalingen eerst worden toegerekend aan de gemaakte kosten, daarna aan de vervallen rente en tot slot aan de hoofdsom. Toepassing van dit artikel leidt ertoe dat de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten zijn voldaan en dat aan hoofdsom een bedrag van
€ 174,85 resteert. Dit bedrag wordt toegewezen.
4.5
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Aan de kant van DSW vastgesteld op € 252,30 aan verschotten (waarvan € 126,30 ziet op de dagvaardingskosten en € 126,00 op het griffierecht) en € 37,00 aan salaris voor de gemachtigde ( 1 punt van € 37,00).

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan DSW tegen kwijting te betalen een bedrag van € 174,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van DSW vastgesteld op € 252,30 aan verschotten en € 37,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
426