ECLI:NL:RBROT:2022:4072

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
638085 / HA RK 22-486
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoek en misbruik van wrakingsmiddel in civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 mei 2022 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die eerder in een kort geding betrokken was. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters van de wrakingskamer en specifiek tegen mr. W.P.M. Jurgens. De verzoeker had eerder al een wrakingsverzoek ingediend, dat ook was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechters. De uitleg van de rechters over het niet verlenen van uitstel voor de wrakingszitting werd als begrijpelijk beschouwd. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel, aangezien hij telkens een wrakingsverzoek indiende wanneer zijn verzoeken niet werden gehonoreerd. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker in de lopende procedure niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 638085 / HA RK 22-486
Beslissing van 17 mei 2022
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. S. van Buuren,
strekkende tot wraking van:
mr. A.M.H. Geerars, mr. G.A.F.M. Wouters en mr. W.P.M. Jurgens,rechters in de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam (hierna gezamenlijk: de wrakingskamer)
en andermaal van:
mr. W.P.M. Jurgens,senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team Bestuur II.

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1
Ter zitting van 10 mei 2022 is door de voorzieningenrechter behandeld de vordering in kort geding tussen Openbaar Lichaam Sociaal (hierna: OLS), bijgestaan door mr. J.C. Hol, advocaat te Dordrecht, en verzoeker, bijgestaan door mr. S. van Buuren, advocaat te
’s-Gravendeel. Die procedure draagt als kenmerk: C/101637762 /KG ZA 22-355. Ten tijde van die behandeling heeft verzoeker de wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven
procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde
zitting.
1.2
Verzoeker, diens advocaat en de voorzieningenrechter zijn bij brieven van 11 mei 2022 uitgenodigd voor de zitting van de wrakingskamer van 12 mei 2022 om 15.00 uur, waar het wrakingsverzoek zou worden behandeld. Aan OLS en haar advocaat is bij brief van 11 mei 2022 kennis gegeven van die zitting.
1.3
Bij e-mailbericht van 11 mei 2022 om 9.55 uur heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het tijdstip van de zitting vanwege het feit dat hij een telehoren zitting heeft van 13.45-14.15 uur. Hij verzoekt een nieuwe tijd/datum. De griffier doet daarop een voorstel om de wrakingszitting om 15.00 uur via telehoren te laten plaatsvinden of later, om 15.15 of 15.30 uur. Bij e-mailberichten van 11 mei 2022 om 16.14 uur en 16.16 uur heeft mr. Van Buuren verzocht om een andere zittingsdatum te bepalen omdat zij de zitting niet kan bijwonen in verband met andere zittingen om 10.30 uur en 14.50 uur.
Per e-mailbericht van 11 mei 2022 om 16.48 uur heeft de griffier bericht dat de wrakingskamer gezien de inzet van het onderhavige kort geding uitstel van de wrakingszitting onwenselijk acht. De griffier heeft - onder verantwoordelijkheid van de rechters - een voorstel gedaan om een hybride zitting te houden om 14.00 uur. Dit zou, gelet op de tijden van de zittingen van verzoeker en mr. Van Buuren, mogelijk moeten zijn.
1.4
Bij e-mailbericht van 11 mei om 16.59 uur heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt vanwege het feit dat de hybride zitting is gepland op een tijdstip waarvan verzoeker had aangegeven dat hij een zitting via telehoren heeft. In hetzelfde e-mailbericht heeft verzoeker mr. Jurgens gewraakt omdat hij niet akkoord gaat met de deelname van ‘een criminele rechter’ aan de wrakingskamer. Verzoeker heeft gesteld dat hij op 17 februari 2022 aangifte heeft gedaan tegen mr. Jurgens wegens intimidatie tijdens een mondelinge behandeling op 13 januari 2022. Hij heeft daartoe de president van de rechtbank aangeschreven alsmede een voorlopig getuigenverhoor aangekondigd. Vanwege drukte heeft verzoeker dit verzoek om een getuigenverhoor nog niet kunnen indienen. Hangende de klacht en het verhoor lijkt het verzoeker bijzonder onwenselijk dat mr. Jurgens plaatsneemt in de wrakingskamer.
1.5
Verzoeker en de rechters zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld. De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechters hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
1.6
Ter zitting van 17 mei 2022, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verzoeker,
mr. Van Buuren en mr. Hol verschenen.

2.De verzoeken en de reactie daarop

Het verzoek voor zover strekkende tot wraking van de wrakingskamer
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoekers administratieve verzoek om wraking van de wrakingskamer is technisch gezien reeds gehonoreerd, omdat er een nieuwe zitting zou worden gepland.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust. De rechters bestrijden de feitelijke grondslag van het verzoek en hebben overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij hebben zij het volgende aangevoerd.
De griffier van de wrakingskamer was bezig om te zoeken naar een tijdstip voor de mondelinge behandeling dat recht deed aan alle belangen, waaronder ook die van verzoeker, diens advocaat en van de gewraakte rechter. In dat kader zijn voorstellen gedaan die mede werden ingegeven door het spoedeisend karakter van de aan de gewraakte rechter voorgelegde kwestie. Uit de voorstellen van de griffier blijkt geen enkele vooringenomenheid bij de rechters ten aanzien van welk belang dan ook. Het verzoek ontbeert dan ook elke grond.
Het verzoek voor zover strekkende tot wraking van mr. Jurgens
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De vrees voor vooringenomenheid van mr. Jurgens is objectief gerechtvaardigd gelet op het feit dat verzoeker aangifte tegen haar heeft gedaan wegens intimidatie. Verzoeker heeft hier zelfs een opname van gemaakt. Ook heeft verzoeker een klacht jegens mr. Jurgens ingediend en is hij voornemens om een voorlopig getuigenverhoor ten aanzien van mr. Jurgens in te dienen.
2.4
De rechter heeft niet in de wraking berust. De rechter bestrijdt de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij heeft zij- verkort weergegeven - het volgende aangevoerd.
In een procedure, met kenmerk ROT 21/708, waarin verzoeker partij was, heeft mr. Jurgens op 13 januari 2022 een mondelinge behandeling gehouden. Van intimidatie richting verzoeker was geenszins sprake. Verzoeker is van de einduitspraak in hoger beroep gegaan. Hij heeft ook een wrakingsverzoek ingediend, maar dat is niet-ontvankelijk verklaard. Voor zover verzoeker tegen mr. Jurgens een klacht heeft ingediend, heeft zij daarover niet meer vernomen. Dit geldt ook voor de aangifte en het voorlopig getuigengehoor, die verzoeker noemt. Mr. Jurgens stelt geen vooringenomenheid jegens verzoeker te koesteren en dat zijn vrees daaromtrent naar haar oordeel niet objectief gerechtvaardigd is.

3.De beoordeling

Het verzoek voor zover strekkende tot wraking van de wrakingskamer
De wrakingskamer stelt vast dat de gronden die tegen de (eerdere) wrakingskamer zijn aangevoerd zien op een onder verantwoordelijkheid van de rechters genomen procesbeslissing, namelijk het niet-verlenen van uitstel inzake het plannen van een wrakingszitting.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking, omdat wraking niet als een verkapt rechtsmiddel kan worden aangewend.
3.2
Het al dan niet toewijzen van een verzoek tot uitstel betreft een beslissing met een procedureel karakter en kan - in beginsel - geen grond vormen voor wraking. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is de uitleg van de rechters - zoals dat hierboven onder 1.3 voor zover van belang is aangehaald - dat en waarom er geen uitstel wordt verleend niet onbegrijpelijk en zeker niet zo onbegrijpelijk dat deze een schijn van partijdigheid oproept. Daarbij komt dat de griffier nog zoekende was naar een tijdstip voor de behandeling van de wraking. Het door de griffier voorgestelde tijdstip is weliswaar ongelukkig te noemen, maar dit tijdstip stond op dat moment nog niet vast. Er is slechts een discussie over de planning geweest.
3.3.
Het verzoek is daarom ongegrond en wordt afgewezen.
Het verzoek voor zover strekkende tot wraking van mr. Jurgens
3.4
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.5
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat mr. Jurgens door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Onderzocht dient te worden of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat mr. Jurgens jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.6
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat mr. Jurgens door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Daarbij dient in het bijzonder te worden onderzocht of er in de onderhavige procedure aanwijzingen te vinden zijn om tot het oordeel te komen dat mr. Jurgens jegens verzoeker de vrees van vooringenomenheid heeft kunnen doen postvatten. Ook in dit licht beschouwd ontbreken die aanwijzingen; daartoe is het volgende redengevend.
Mr. Jurgens heeft gesteld dat zij op het moment van indienen van het wrakingsverzoek niet bekend was met de aangifte. Niet gesteld of gebleken is dat dit onjuist is. De wrakingskamer heeft dan ook geen reden om hieraan te twijfelen. Hetzelfde geldt voor de door verzoeker bij de rechtbankpresident ingediende klacht. Voorts is het verzoek om het aangekondigde getuigenverhoor nog niet ingediend, zodat mr. Jurgens hiervan niet op de hoogte kon zijn. Mr. Jurgens was dus met geen van de redenen bekend waarom zij volgens verzoeker jegens hem vooringenomen zou zijn. Bij die stand van zaken kan daarom van een zwaarwegende aanwijzing dat de rechter vooringenomenheid jegens verzoeker koestert geen sprake zijn.
3.7
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.Misbruik van het wrakingsmiddel

De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker in het kader van deze zaak inmiddels
tweemaal een wrakingsverzoek heeft gedaan; eenmaal jegens de behandelend rechter (in de hoofdprocedure), eenmaal tegen de rechters van de wrakingskamer en separaat tegen een van de rechters uit de wrakingskamer.
Voorts moet worden vastgesteld dat verzoeker telkens naar het middel van wraking
grijpt zodra een verzoek van hem niet wordt gehonoreerd dan wel zodra zich
in zijn zaken enige andere omstandigheid voordoet die hem onwelgevallig is. Op die manier
maakt verzoeker op lichtvaardige wijze gebruik en dus misbruik van het middel van
wraking.
Om deze redenen zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend
wrakingsverzoek van verzoeker in de procedure met kenmerk C/101637762 /KG ZA 22-355
niet in behandeling wordt genomen.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst af het verzoek tot wraking van mr. A.M.H. Geerars, mr. G.A.F.M. Wouters en mr. W.P.M. Jurgens;
  • wijst af het verzoek tot wraking van mr. W.P.M. Jurgens;
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de procedure met kenmerk C/101637762 /KG ZA 22-355 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. E. Rabbie, voorzitter, mr. E.I. Mentink en
mr. A. Verweij, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2022 in tegenwoordigheid van mr. H.E.M. Broeders, griffier, en aldus getekend door de jongste rechter en de griffier op 19 mei 2022.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-