ECLI:NL:RBROT:2022:4058
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toeslag op IOW-uitkering niet verhoogd wegens sociaal minimum
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de verhoging van een toeslag bovenop de IOW-uitkering van de eiser. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J. Berkouwer, heeft in beroep aangevoerd dat hij en zijn partner onevenredig zwaar worden getroffen door het besluit van het UWV om de toeslag niet te verhogen. Het UWV had in een eerder besluit van 19 februari 2021 bepaald dat de toeslag niet zou worden verhoogd, omdat het bruto inkomen van de eiser gelijk is aan het sociaal minimum. Dit besluit werd in een bestreden besluit van 17 augustus 2021 gehandhaafd.
De rechtbank heeft de zaak op 7 april 2022 behandeld, waarbij de eiser en zijn familie aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het totale bruto inkomen van de eiser €1.684,76 per maand bedraagt, wat gelijk is aan het sociaal minimum. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te concluderen dat het bestreden besluit onevenredig zwaar uitpakt voor de eiser. De wet biedt geen ruimte voor een hogere toeslag dan door het UWV is vastgesteld, en de rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld bij het nemen van het besluit.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de toeslag niet te verhogen, in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, en is openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.