In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Domko B.V. en een gedaagde die niet is verschenen. Domko, vertegenwoordigd door mr. D.A. Evertsz., vorderde ontruiming van een woning vanwege huurachterstand. De gedaagde huurde sinds 21 maart 2018 een woning van Domko en had een huurachterstand opgebouwd van meer dan € 5.000,-. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang bij de vordering van Domko, aangezien de gedaagde niet was verschenen en er geen verweer was gevoerd. Hierdoor werd verstek verleend tegen de gedaagde.
De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand de ontruiming van de woning rechtvaardigde en dat de vordering tot ontruiming niet onrechtmatig of ongegrond was. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na het vonnis. De gevorderde machtiging om de ontruiming met de sterke arm uit te voeren werd afgewezen, omdat de wet al voorziet in de mogelijkheid tot reële executie. De kantonrechter wees ook de gevorderde dwangsom af, omdat Domko al voldoende middelen had om de ontruiming te effectueren.
Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur van € 5.467,90, inclusief wettelijke rente, en de huur voor mei 2022. De gedaagde moest zich ook binnen tien dagen na betekening van het vonnis uitschrijven uit de GBA, op straffe van een dwangsom. De proceskosten werden aan de kant van Domko vastgesteld op € 1.115,33. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.