ECLI:NL:RBROT:2022:4038
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakomen van verplichtingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, die eerder op 7 juli 2021 was uitgesproken. De bewindvoerder heeft verzocht om beëindiging van de regeling, omdat de schuldenaar zijn verplichtingen niet is nagekomen. De schuldenaar is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De bewindvoerder heeft aangegeven dat de schuldenaar niet voldoende heeft gesolliciteerd en dat er nieuwe schulden zijn ontstaan, waaronder een schuld aan de zorgverzekeraar van € 878,--. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet aan zijn informatie- en sollicitatieverplichtingen heeft voldaan en dat hij geen blijk heeft gegeven van een saneringsgezinde houding. De rechtbank oordeelt dat de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 lid 3 sub c van de Faillissementswet moet worden beëindigd. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en bepaald dat er geen baten zijn om vorderingen te voldoen. De kosten van de medische keuring komen ten laste van de boedel voor zover deze toereikend is, anders ten laste van de staat.