ECLI:NL:RBROT:2022:4037

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
FT RK 20-33
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van faillissement in schuldsaneringsregeling en ontvankelijkheid verzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de verzoeker tot opheffing van zijn faillissement, dat op 25 februari 2020 was uitgesproken, en de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N. Verweij, heeft op 4 januari 2022 een verzoekschrift ingediend. Tijdens de zitting op 7 april 2022 zijn de verzoeker, zijn advocaat en de curator gehoord. De curator, mr. P. de Graaf, heeft positief geadviseerd over het omzettingsverzoek, waarbij hij de bijzondere omstandigheden heeft erkend die de verzoeker hebben belet om eerder een WSNP-verzoek in te dienen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het faillissement niet op eigen aangifte van de verzoeker is uitgesproken en dat er geen verificatievergadering heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat de verzoeker, door omstandigheden die niet aan hem zijn toe te rekenen, niet in staat was om binnen de wettelijke termijn een WSNP-verzoek in te dienen. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek en dat hij in staat is om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen. De verzoeker heeft zijn medewerking aan de curator verleend en zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag aan de faillissementsboedel afgedragen.

De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van het faillissement toegewezen en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Tevens is het salaris van de curator vastgesteld op € 11.086,52, en zijn de bewindvoerders benoemd. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken, waarbij de verzoeker en zijn gegevens zijn vermeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling na faillissement
insolventienummer: [nummer 1] (voorheen [nummer 2] )
uitspraakdatum: 15 april 2022
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker,
curator: mr. P. de Graaf.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 4 januari 2022, bij monde van zijn advocaat, mr. N. Verweij, een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn op 25 februari 2020 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 14 februari 2022 heeft de rechtbank het advies van de curator ontvangen.
Verzoeker, zijn advocaat, en de curator zijn gehoord ter terechtzitting van
7 april 2022. Verzoeker heeft het Informatieblad Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) ontvangen en voor instemming ondertekend.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Standpunten

In het omzettingsverzoek heeft verzoeker, bij monde van zijn advocaat, verklaard dat hij door omstandigheden die niet aan hem zijn toe te rekenen, niet eerder een verzoekschrift, zoals bedoeld in artikel 284 Faillissementswet (hierna: Fw) (hierna: WSNP-verzoek) in heeft kunnen dienen en dat hij ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn verzoek. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij door de stress die hij ten tijde van de faillissementsaanvraag had in verband met de schuldenpositie en het feit dat hij de vordering van de aanvrager van zijn faillissement, stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf h.o.d.n. BPF (hierna: BPF) betwist, geen WSNP-verzoek heeft ingediend.
De curator adviseert positief ten aanzien van het omzettingsverzoek en acht de aangegeven bijzondere omstandigheden voldoende redenen tot toewijzing daarvan. De curator acht het begrijpelijk dat verzoeker, nu verzoeker de vordering van de aanvrager van het faillissement, BPF, betwist en verzoeker heeft aangevoerd dat hij dit niet onder dit pensioenfonds valt, verzoeker geen WSNP-verzoek heeft ingediend binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Fw.
Voorts heeft de curator in zijn advies van 14 februari 2022 aangegeven dat hij er voldoende vertrouwen in heeft dat verzoeker zijn verplichtingen ̶ vanuit de wettelijke schuldsaneringsregeling ̶ naar behoren zal nakomen. Gefailleerde is gedurende een groot gedeelte van de looptijd van het faillissement als zelfstandige werkzaam geweest. De boekhouding is bijgehouden door een externe boekhouder en alle aangiften zijn gedaan. Er is geen sprake van ambtshalve aanslagen. Met ingang van 24 januari 2022 is verzoeker in dienst getreden bij een voormalig opdrachtgever, heeft hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gekregen en heeft hij zijn werkzaamheden als zelfstandig ondernemer gestaakt. Verzoeker heeft zijn inkomsten boven het vrij te laten inkomen afgedragen aan de boedel.

3..Beoordeling

Alvorens tot inhoudelijke behandeling van het verzoekschrift over te gaan, dient de vraag te worden beantwoord of verzoeker een beroep op artikel 15b, eerste lid Fw toekomt. De voorwaarde die de wet daarbij stelt is dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Fw geen WSNP-verzoek heeft ingediend of dat het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar. Daarnaast stelt de wet als voorwaarde dat geen verificatievergadering is gehouden, noch dat de rechter-commissaris een beschikking als bedoeld in artikel 137a , eerste lid, Fw heeft gegeven.
De rechtbank stelt vast dat het faillissement niet op eigen aangifte van verzoeker is uitgesproken. Voorts stelt de rechtbank vast dat geen verificatievergadering is gehouden, noch dat de rechter-commissaris een beschikking als bedoeld in artikel 137a, eerste lid, Fw heeft gegeven. Tot slot stelt de rechtbank vast dat verzoeker, voordat hij failliet werd verklaard, geen WSNP-verzoek heeft ingediend.
Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting concludeert de rechtbank dat gezien de omstandigheden van dit geval redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat verzoeker wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Fw, geen WSNP-verzoek heeft ingediend. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij ten tijde van de ontvangst van de oproepbrief voor de faillissementszitting door omstandigheden niet in staat was daadwerkelijk een WSNP-verzoek in te dienen.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek.
Bij de beoordeling van het verzoek is het van belang in hoeverre verzoeker in staat is om de verplichtingen voortvloeiend uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
Verzoeker heeft gedurende de looptijd van het faillissement zijn medewerking aan de curator verleend en zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag aan de faillissementsboedel afgedragen.
Verzoeker is met ingang van 24 januari 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij een voormalig opdrachtgever. Verzoeker heeft zich ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en aldus in aanmerking te komen voor de schone lei en van zijn schulden af te komen. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verzoeker in staat moet worden geacht om de verplichtingen, voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling, voldoende na te kunnen komen.
De rechtbank oordeelt dat er geen, althans onvoldoende, grond is gebleken voor afwijzing van het verzoek tot opheffing van het op 25 februari 2020 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen en het salaris van de curator en de verschotten vaststellen.

3..De beslissing

De rechtbank:
- heft het faillissement van verzoeker op;
- stelt het salaris van de curator en de verschotten definitief vast op € 11.086,52 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van schuldenaar;
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ;
- benoemt in de schuldsaneringsregeling van schuldenaar tot rechter-commissaris
[persoon A] ;
- en stelt aan tot bewindvoerder M. Klarenbeek,
postadres: Postbus 2022
4200 BA Gorinchem
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 april 2022.