ECLI:NL:RBROT:2022:4033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
C/10/634678 / HA RK 22-242
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een vereffenaar in een nalatenschap vanwege een onvindbare erfgenaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2022 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van [naam verzoekster] om een vereffenaar te benoemen voor de nalatenschap van [naam erflater], die op 1 februari 2019 is overleden. De nalatenschap kon niet worden afgewikkeld omdat een van de erfgenamen, belanghebbende sub 10, onvindbaar was. Verzoekster en de andere erfgenamen hadden de nalatenschap beneficiair aanvaard, maar door de onvindbaarheid van belanghebbende sub 10 kon er geen verklaring van erfrecht worden opgemaakt, wat leidde tot een impasse in de afwikkeling van de nalatenschap.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster voldoende belang heeft bij de benoeming van een vereffenaar, aangezien de afwikkeling van de nalatenschap anders niet mogelijk is. De rechtbank heeft op basis van artikel 4:203 BW geoordeeld dat aan de voorwaarden voor benoeming van een vereffenaar is voldaan. De rechtbank heeft verzoekster benoemd tot vereffenaar, met de opdracht om deze benoeming bekend te maken in de (digitale) Staatscourant. De verzoeken met betrekking tot de kosten zijn afgewezen, omdat daar op dat moment geen grond voor was.

De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de griffier opgedragen om de benoeming in te schrijven in het boedelregister. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/10/634678 / HA RK 22-242
Beschikking van 12 mei 2022
in de zaak van
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
verzoekster,
advocaat mr. I.J. van Meggelen te Spijkenisse
belanghebbenden:
1.
[naam belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats belanghebbende 1] ,
2.
[naam belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats belanghebbende 2] ,
3.
[naam belanghebbende 3],
wonende te [woonplaats belanghebbende 3] ,
4.
[naam belanghebbende 4],
wonende te [woonplaats belanghebbende 4] ,
5.
[naam belanghebbende 5],
wonende te [woonplaats belanghebbende 5] ,
6.
[naam belanghebbende 6],
wonende te [woonplaats belanghebbende 6] ,
7.
[naam belanghebbende 7],
wonende te [woonplaats belanghebbende 7] ,
8.
[naam belanghebbende 8],
wonende te [woonplaats belanghebbende 8] ,
9.
[naam belanghebbende 9],
wonende te [woonplaats belanghebbende 9] ,
10.
[naam belanghebbende 10],
wonende op een onbekende verblijfplaats.

1..Het procesverloop

1.1.
Op 4 maart 2022 is bij de rechtbank ingekomen het verzoekschrift van verzoekster om een vereffenaar te benoemen in op grond van artikel 4:203 BW, met producties.
1.2.
De rechtbank heeft bij brieven van 17 maart 2022 belanghebbenden sub 1 tot en met 9 gevraagd of zij verweer willen voeren tegen het ingekomen verzoekschrift. Belanghebbenden hebben op deze brieven niet gereageerd. Omdat belanghebbende sub 10 op een onbekend adres woont, heeft de rechtbank aan hem geen brief verzonden. De rechtbank heeft vervolgens besloten om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.
2. De vaststaande feiten
2.1.
Op 1 februari 2019 is te [plaatsnaam] overleden [naam erflater] , geboren op [geboortedatum erflater] te [geboorteplaats erflater] , laatstelijk wonende te [woonplaats erflater] (hierna: erflater).
2.2.
Erflater had geen testament opgesteld. Erflater was ten tijde van zijn overlijden ongehuwd en niet geregistreerd als partner. Erflater heeft geen kinderen achtergelaten. De ouders van erflater zijn vooroverleden. De broers en zussen van erflater, dan wel bij plaatsvervulling hun kinderen of kleinkinderen, zijn de erfgenamen van erflater.
2.3.
Op 23 maart 2019 is de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard door verzoekster en door belanghebbenden sub 1, 2, 3, 6, 8 en 9. De moeder van belanghebbenden sub 4 en 10 heeft op deze datum tevens de nalatenschap beneficiair aanvaard. Zij is later in 2019 overleden.

3..Het verzoek en de beoordeling daarvan

3.1.
Het verzoek strekt tot de benoeming van verzoekster tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater, kosten rechtens.
3.2.
Aan het verzoek heeft verzoekster het volgende ten grondslag gelegd. Verzoekster en de belanghebbenden zijn de erfgenamen van erflater. Belanghebbende sub 10 is onvindbaar, waardoor verzoekster geen verklaring van erfrecht kan opmaken. De afwikkeling van de nalatenschap bevindt zich hierdoor in een impasse. Als verzoekster tot vereffenaar wordt benoemd, dan kan zij als vereffenaar de notaris opdracht geven om een verklaring van erfrecht op te stellen. Zodra dat document is opgesteld, kan verzoekster overgaan tot de afwikkeling van de nalatenschap en kunnen de erfgenamen ieder hun deel ontvangen. De nalatenschap bevat een positief saldo en dient enkel te worden verdeeld hetgeen onmogelijk blijkt door de onvindbare erfgenaam. Omdat belanghebbende sub 10 zijn deel niet in ontvangst kan nemen, zal het deel van hem en van belanghebbende sub 4 in depot bij de notaris moeten blijven, totdat belanghebbende sub 10 zich meldt en het testament van hun overleden moeder ( [naam] ) inzichtelijk is, aldus verzoekster.
3.3.
Erflater woonde op het moment dat hij overleed in [plaatsnaam] . Gelet op deze woonplaats is de rechtbank Rotterdam, op grond van artikel 268 lid 1 Rv, bevoegd om van dit verzoek kennis te nemen.
3.4.
Op grond van artikel 4:203 lid 1 onder a BW kan de rechtbank na een aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving een vereffenaar benoemen op verzoek van een erfgenaam.
3.5.
Aan de voorwaarden van het hiervoor genoemde artikel is voldaan, zodat de rechtbank bevoegd is om een vereffenaar te benoemen. Verzoekster heeft voldoende onderbouwd dat zij belang heeft bij het benoemen van een vereffenaar. Doordat één erfgenaam onvindbaar is, kan de vereffening niet worden afgerond en de nalatenschap niet verdeeld worden. Omdat volgens verzoekster deze ontstane impasse doorbroken kan worden als er een vereffenaar wordt benoemd en omdat belanghebbenden sub 1 tot en met 9 de rechtbank niet hebben bericht dat zij verweer willen voeren tegen het verzoek, is er voldoende grond om het verzoek toe te wijzen en dus in de nalatenschap van erflater een vereffenaar te benoemen.
3.6.
De rechtbank ziet voorts voldoende grond om verzoekster tot vereffenaar te benoemen, omdat zij zich daartoe bereid heeft verklaard en zij op de hoogte is van de nalatenschap. Verzoekster dient haar benoeming tot vereffenaar bekend te maken in de (digitale) Staatscourant.
3.7.
De verzoeken met betrekking tot de kosten van dit verzoek worden afgewezen, omdat daar nu geen grond voor is. Deze dienen te zijner tijd separaat aan de kantonrechter te worden voorgelegd.

4..De beslissing

De rechtbank
benoemt
[naam verzoekster], wonende te [adres verzoekster] , tot vereffenaar in de nalatenschap van:
[naam erflater],
geboren te [geboorteplaats erflater] , op [geboortedatum erflater] ,
laatstelijk wonende te [woonplaats erflater] ,
overleden op 1 februari 2019 te [plaatsnaam] ,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier de benoeming onverwijld in te schrijven in het boedelregister van de rechtbank op voet van het bepaalde in artikel 4:206 lid 6 BW;
verzoekt de griffier de kantonrechter te Rotterdam, locatie Rotterdam, op de hoogte te stellen van deze benoeming;
draagt de vereffenaar op de benoeming bekend te maken in de (digitale) Staatscourant;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2022.
3120 [1]

Voetnoten

1.Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.