ECLI:NL:RBROT:2022:403

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
10/257912-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van woninginbraak met recidive en strafmaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van woninginbraak. De verdachte, die op het moment van de zitting preventief gedetineerd was, heeft op 25 september 2021 in [plaatsnaam] een woning binnengekomen door middel van braak. Hij heeft daarbij verschillende goederen, waaronder een rugtas, een zwart spijkerjasje, roze Apple AirPods, een reiskoffer, een sleutelbos en een fles Bacardi, weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met braak en inklimming.

Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden op te leggen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij beoordeeld, waarbij een schadevergoeding van € 34,65 is toegewezen voor materiële schade, terwijl de vordering voor immateriële schade is afgewezen.

De rechtbank heeft in haar vonnis de wettelijke voorschriften genoemd die van toepassing zijn op de zaak, en heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de benadeelde partij. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/257912-21
Datum uitspraak: 20 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
verblijvende te: [adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Ter Apel,
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 september 2021 te [plaatsnaam]
uit een woning gelegen aan de [adres],
een rugtas en een zwart spijkerjasje en roze Apple airpods en een reiskoffer met inhoud en een sleutelbos en een fles Bacardi en 15 euro die aan [naam aangeefster] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. De verdachte heeft het keukenraam opengebroken is vervolgens door het raam de woning binnengegaan en heeft daar een aantal goederen weggenomen. De verdachte heeft hiermee getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. De aangeefster heeft hier schade door geleden en hinder van ondervonden. Daarbij komt dat een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de aangeefster. Daarbij komt dat woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. Dit wordt de verdachte aangerekend.
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 december 2021 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de (LOVS-)oriëntatiepunten en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

[naam benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 229,- aan materiële schade en een vergoeding van € 200,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voor zover deze betrekking heeft op de boodschappen toewijsbaar. Voor wat betreft het geldbedrag (€15,-) moet het worden afgewezen en voor het overige moet de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling
Omdat vast is komen te staan dat aan deze benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal deze vordering tot een bedrag van € 34,65 (de boodschappen) worden toegewezen. Voor wat betreft de jas, tas en het geld zal de vordering worden afgewezen, omdat die spullen en het geld al zijn of nog worden teruggegeven. Niet kan daarom worden gezegd dat sprake is van geleden schade.
De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard voor zover haar vordering ziet op de sleutels en de immateriële schade. Deze schade is namelijk onvoldoende onderbouwd. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij die de verdachte heeft gemaakt, levert op zichzelf nog geen aanspraak op voor vergoeding van immateriële schade. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 september 2021.
Omdat de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..In beslag genomen voorwerpen

De verdachte heeft ter zitting afstand gedaan van het in beslag genomen geldbedrag (€ 15,-).
Ten aanzien van het beslag zal om die reden geen beslissing worden genomen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde]te betalen een bedrag van
€ 34,65 (zegge: vierendertigeuro en vijfenzestig cent), bestaande uit € 34,65 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van immateriële schade en van materiële schade voor zover het de sleutels betreft;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam benadeelde]te betalen
€ 34,65(hoofdsom,
zegge: vierendertigeuro en vijfenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 34,65 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 september 2021 te [plaatsnaam]
in/uit een woning gelegen op of aan de [adres],
een rugtas en/of een zwart spijkerjasje en/of roze Apple airpods en/of een reiskoffer met inhoud en/of een sleutelbos en/of een fles Bacardi en/of 15 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam aangeefster], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.