ECLI:NL:RBROT:2022:4024

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
9594065
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een overeenkomst tot levering en montage van een airco met discussie over betaling en schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen een eiser en een gedaagde, vertegenwoordigd door een bewindvoerder, over een overeenkomst tot de levering en montage van een airco. De eiser, die de airco had verkocht en gemonteerd, vorderde betaling van het restantbedrag van € 1.129,00, terwijl de gedaagde ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding van € 2.000,00 eiste. De kantonrechter heeft op 17 juni 2022 uitspraak gedaan.

De procedure begon met een dagvaarding op 10 december 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 mei 2022. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat de gedaagde, [persoon A], de overeenkomst niet had nagekomen, omdat hij het restantbedrag niet had betaald. De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet in haar verplichtingen was nagekomen, omdat zij de werkzaamheden had stopgezet tijdens de installatie van de airco, wat leidde tot de ontbinding van de overeenkomst.

De kantonrechter concludeerde dat de eiser in verzuim was en dat de gedaagde recht had op ontbinding van de overeenkomst. De eiser werd veroordeeld tot terugbetaling van de aanbetaling van € 1.000,00 aan de bewindvoerder van de gedaagde. De vordering van de gedaagde tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat hij niet had aangetoond hoe het gevorderde bedrag was berekend. De eiser werd ook veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 374,00.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om hun verplichtingen na te komen en de gevolgen van het niet-nakomen van contractuele afspraken. De kantonrechter heeft de overeenkomst ontbonden en de partijen verplicht tot terugbetaling van ontvangen bedragen, wat de basis vormt voor ongedaanmakingsverbintenissen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9594065 CV EXPL 21-41762
datum uitspraak: 17 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
als bewindvoerder over de goederen van
[persoon A],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’, ‘de bewindvoerder’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 december 2021, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 20 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met de gemachtigde van [eiser] , de bewindvoerder ( [persoon B] ) en [persoon A] besproken.
1.3.
De goederen van [persoon A] staan onder bewind van de bewindvoerder. Hij is daarom in deze zaak formeel de wederpartij van [eiser] en niet [persoon A] zelf. Omdat [persoon A] feitelijk de wederpartij van [eiser] is, zal er in de tekst van dit vonnis niettemin van uitgegaan worden dat [persoon A] de wederpartij van [eiser] is.

2..Het geschil

2.1.
[persoon A] heeft met [eiser] een overeenkomst tot koop en montage van een airco gesloten. De overeengekomen prijs is € 3.141,00. [eiser] stelt dat zij door het gedrag van [persoon A] bij de installatie van de airco op 15 juni 2021 niet langer verder wilde met [persoon A] . [eiser] ziet af van de montagekosten, maar wil wel dat [persoon A] de airco van € 2.129,00 aan haar betaalt. Omdat [persoon A] al € 1.000,00 heeft aanbetaald, vordert [eiser] veroordeling van [persoon A] tot betaling van € 1.129,00, met rente en € 321,15 aan buitengerechtelijke kosten.
2.2.
[persoon A] voert verweer. Hij vordert ontbinding van de overeenkomst en hij wil van [eiser] een schadevergoeding van € 2.000,00.
2.3.
Als dit voor de beoordeling van belang is, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee partijen hun standpunten onderbouwen.

3..De beoordeling

ontbinding overeenkomst
3.1.
Als [eiser] haar overeenkomst met [persoon A] niet nakomt zoals afgesproken, geeft dit [persoon A] het recht de overeenkomst te ontbinden (artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek). [persoon A] vordert inderdaad ontbinding van de overeenkomst. De kantonrechter moet beoordelen of dit kan, of [eiser] de overeenkomst met [persoon A] inderdaad niet nagekomen is zoals tussen partijen is afgesproken.
3.2.
[eiser] is op 15 juni 2021 bij [persoon A] thuis begonnen met het installeren van de airco. Terwijl de monteurs bezig waren, de binnenunit was inmiddels opgehangen, werd een van de monteurs gebeld door de baas met de mededeling dat [persoon A] het restantbedrag nog niet had betaald. [persoon A] verklaarde op de mondelinge behandeling van de zaak dat deze monteur toen begon te dreigen. Het restantbedrag moest meteen betaald worden, ‘anders ruk ik de binnenunit van de muur’. Toen is er een discussie ontstaan en is de binnenunit inderdaad door de monteur van de muur gerukt. De kantonrechter gaat ervan uit dat het verhaal zoals [persoon A] dit vertelt, het juiste verhaal is. [eiser] heeft haar gemachtigde naar de mondelinge behandeling gestuurd, maar is zelf niet verschenen. [eiser] heeft van de gelegenheid haar kant van het verhaal te vertellen dus geen gebruik gemaakt. [eiser] stelt in de dagvaarding weliswaar dat [persoon A] zeer intimiderend gedrag vertoonde en dat het werken haar daardoor onmogelijk werd gemaakt, maar dergelijke opmerkingen hebben nog wel wat toelichting nodig. Wat is de precieze volgorde van gebeurtenissen volgens [eiser] ? Waar bestond dat intimiderende gedrag van [persoon A] uit? [eiser] is er geen antwoord op komen geven en haar gemachtigde weet daar uiteraard geen antwoord op. Zij was er immers niet bij op 15 juni 2021.
3.3.
De vraag is: mocht [eiser] op grond van de overeenkomst van [persoon A] verwachten dat hij op 15 juni 2021 tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden meteen zou betalen? Het antwoord is nee. In de overeenkomst staat dat [persoon A] € 1.000,00 zou aanbetalen, en dat heeft hij gedaan, en dat hij het restantbedrag van € 2.141,00 ‘bij levering’ zou betalen. ‘Bij levering’ is een enigszins rekbaar begrip, maar in dit geval brengt een redelijke uitleg van ‘bij levering’ mee: als de monteurs klaar zijn met hun werk. [persoon A] was ook van plan na de uitvoering van het werk te betalen, verklaarde hij op de mondelinge behandeling: ‘Het geld lag klaar’. [eiser] ging er kennelijk (aanvankelijk) zelf ook van uit dat [persoon A] achteraf zou betalen. Als vooraf betaald had moeten worden, hadden de monteurs dat ook vooraf moeten zeggen. Dat hebben zij niet gedaan. Door er tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden mee te dreigen dat de al geplaatste binnenunit van de airco van de muur gerukt zou worden als niet meteen betaald zou worden (en nogmaals: [eiser] is niet op de zitting verschenen en heeft dus niet weersproken dat het zo is gegaan), heeft [eiser] de zaak op de spits gedreven. Dat de overeenkomst op 15 juni 2021 niet volledig is uitgevoerd ligt aan [eiser] , niet aan [persoon A] . [eiser] is de overeenkomst dus niet zoals afgesproken nagekomen. [persoon A] doet dan ook een geslaagd beroep op ontbinding van deze overeenkomst. De kantonrechter zal de overeenkomst ontbinden.
3.4.
De kantonrechter merkt bij het voorgaande op dat aan de voorwaarde dat [eiser] ‘in verzuim’ moet zijn voordat de overeenkomst ontbonden kan worden, is voldaan. [persoon A] heeft [eiser] na het incident op 15 juni 2021 immers een termijn van veertien dagen gegeven om de overeenkomst alsnog uit te voeren en [eiser] heeft die termijn ongebruikt voorbij laten gaan. De vraag hierbij is overigens wel of het geven van een termijn nog wel nodig was. [eiser] had voordat [persoon A] haar deze termijn gaf immers al te kennen gegeven dat zij de overeenkomst sowieso niet meer wilde uitvoeren.
3.5.
De vraag of [eiser] de goede airco aan [persoon A] geleverd heeft hoeft niet besproken te worden en dit geldt ook voor de vraag of [persoon A] recht heeft op korting in verband met (het leggen van) een kabel. De overeenkomst is immers ontbonden om bovengenoemde reden. De al dan niet goede airco en de kabel zijn daarom niet meer van belang. Op de mondelinge behandeling kwam nog aan de orde welk deel van de overeengekomen prijs van € 3.141,00 nu uit montagekosten bestaat en hoeveel de airco kost. Ook dat is niet meer van belang.
ongedaanmakingsverbintenissen
3.6.
De overeenkomst tussen [eiser] en [persoon A] wordt dus ontbonden. Voor beide partijen ontstaan daardoor zogenoemde ‘ongedaanmakingsverbintenissen’. Partijen moeten allebei teruggeven wat de ander in het kader van de overeenkomst al aan hen heeft gegeven. Dit betekent dat [eiser] de € 1.000,00 die [persoon A] aanbetaald heeft aan hem moet terugbetalen. Zij wordt ertoe veroordeeld dit te doen.
3.7.
[persoon A] van zijn kant moet in principe de geleverde airco aan [eiser] teruggeven en aan haar een vergoeding betalen ter hoogte van de waarde die het door [eiser] uitgevoerde werk voor [persoon A] heeft gehad. De gemachtigde van [eiser] verklaarde op de mondelinge behandeling echter dat [eiser] de airco zelf niet terug hoeft te hebben omdat deze verouderd is. Dat kan uiteraard. Van een recht hoeft immers geen gebruik gemaakt te worden. Omdat [eiser] de airco niet terug hoeft, is niet meer van belang of [eiser] nu alleen de binnenunit aan [persoon A] geleverd heeft, zoals [persoon A] aanvoert, of ook de buitenunit, zoals [eiser] stelt.
3.8.
Om aan [eiser] een vergoeding voor reeds uitgevoerd werk toe te kunnen kennen, moet [eiser] op zijn minst stellen dat het door haar voor [persoon A] uitgevoerde werk voor hem enige waarde heeft gehad. Dit stelt zij echter niet. Een dergelijke vergoeding is daarom niet aan de orde, nog los van het feit dat [eiser] in de dagvaarding aangeeft sowieso af te zien van een vergoeding voor montagekosten.
schadevergoeding
3.9.
De schadevergoeding van € 2.000,00 die [persoon A] vordert is niet toewijsbaar. De kantonrechter wil aannemen dat [persoon A] enige schade heeft geleden doordat [eiser] tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden is vertrokken, maar om een bedrag toe te wijzen moet [persoon A] op zijn minst uitleggen hoe hij de gevorderde € 2.000,00 berekend heeft. Dit doet hij niet.
proceskosten
3.1
[eiser] krijgt geen gelijk in deze zaak en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van de bewindvoerder tot vandaag vast op een bedrag van € 374,00 (€ 187,00 voor de reactie op dagvaarding, € 187,00 voor het bijwonen van de mondelinge behandeling). De bewindvoerder treedt in deze zaak weliswaar op ‘voor zichzelf’, zonder gemachtigde, maar niettemin is hij een professionele partij die de belangen van degene die ‘eigenlijk’ de gedaagde is ( [persoon A] ) behartigt. Daarom heeft hij recht op een vergoeding.

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de overeenkomst tussen [eiser] en [persoon A] ;
4.2.
veroordeelt [eiser] om € 1.000,00 aan de bewindvoerder van [persoon A] te betalen;
4.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de kant van de bewindvoerder tot vandaag vastgesteld op € 374,00;
4.4.
wijst het meer of anders door partijen gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
686