ECLI:NL:RBROT:2022:401

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
10/258624-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van bedreiging in metro met bommelding door verdachte onder invloed

Op 20 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 25 september 2021 in een rijdend metrostel in Rotterdam bedreigende uitlatingen heeft gedaan. De verdachte, onder invloed van alcohol, heeft geroepen dat hij een bom bij zich had en deze zou laten ontploffen, wat leidde tot grote onrust en angst onder de medereizigers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte drie maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten op de terroristenafdeling van de PI Vught, wat is meegewogen in de strafmaat. De verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie en heeft een problematische alcoholverslaving, wat bijdraagt aan zijn recidiverisico. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 16 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 150 dagen had geëist. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/258624-21
Datum uitspraak: 20 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. H.J. Andel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de te stellen voorwaarden en het toezicht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 september 2021 te Rotterdam
personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte in een rijdend metrostel opzettelijk ten overstaan van (mede)reizigers voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd:
  • "Ik heb een bom en ik laat hem ontploffen. Als er dan vrouwen en kinderen dood gaan, dat maakt mij niets uit" en
  • "Ik heb een bom in mijn tas en als ik hier op druk gaan jullie er allemaal aan. Jullie gaan allemaal kapot", , en heeft verdachte hierbij met zijn handen op meubilair en ramen en deuren van de metro geslagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Hij heeft in het metrostel waarin hij zat bedreigende uitlatingen gedaan richting zijn medereizigers, en heeft hierbij geslagen op het meubilair, de ramen en deuren van de metro. De verdachte heeft geroepen dat hij een bom in zijn tas had, die hij zou laten ontploffen waardoor er mensen dood zouden (kunnen) gaan. De metroreizigers hebben hierdoor gevoelens van angst en onveiligheid ervaren. Daarnaast is er grote overlast ontstaan. Het metrostel waarin de verdachte zich bevond is korte tijd stilgezet en het metrostation is afgesloten en ontruimd. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 november 2021 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
Verder is het rapport van Reclassering Nederland van 20 december 2021 gelezen. Daarin staat onder meer het volgende. De verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie, waarvoor hij depotmedicatie Haldol krijgt. Het alcoholgebruik van de verdachte is problematisch en leidt tot overlastgevend gedrag. De verdachte is vanaf 2008 bekend bij Antes en wordt begeleid door het FACT-team. Ondanks jarenlange inzet van de hulpverlening in een vrijwillig kader is er geen gedragsverandering mogelijk gebleken. Er zijn geen beschermende factoren aanwezig en het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Er is verschillende keren geprobeerd om de verdachte te detoxen, maar hij is ongemotiveerd gebleken en valt snel terug. Een langdurige opname heeft om die reden geen zin. Een zorgmachtiging behoort evenmin tot de mogelijkheden. Geadviseerd wordt bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van het feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Met de officier van justitie wordt geoordeeld dat het onvoorwaardelijk deel daarvan niet langer moet zijn dan de tijd dat de verdachte al in voorarrest heeft gezeten. Daarbij is onder andere meegenomen dat de verdachte op zitting zijn spijt heeft betuigd en zijn hulpvraag geuit. Ook heeft meegespeeld dat de verdachte ruim drie maanden in voorarrest heeft gezeten op de terroristenafdeling van de PI Vught. Het is voorstelbaar dat dit, zoals ook betoogd, veel impact heeft gehad op de verdachte. Ten slotte is ermee rekening gehouden dat de verdachte sinds korte tijd abstinent van alcohol en bereid is zich aan alle geadviseerde voorwaarden, waar hij in het kader van zijn schorsing al mee was gestart, te houden.
De rechtbank acht het gelet op het voorgaande zowel in het belang van de verdachte als in het belang van de samenleving dat de verdachte het reeds ingezette traject kan voortzetten en zal worden behandeld, begeleid en ondersteund, om recidive te voorkomen. Daarom zal tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met daaraan verbonden de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, ambulante behandelverplichting, houden aan de richtlijn van de reclassering omtrent alcohol- en drugsgebruik en het meewerken aan een dagbesteding en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
16 (zestien) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij SVG Antes, gedurende de proeftijd of zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van het forensisch FACT-team van Antes verslavingszorg, of soortgelijke ambulante forensische zorg, voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt. De veroordeelde dient zich, indien de reclassering dat noodzakelijk acht, te laten opnemen in een zorginstelling voor een kortstondige klinische opname van maximaal zeven weken (of zoveel korter als de reclassering verantwoordt vindt), maar alleen als het een opname betreft in verband met zijn verslavingsproblematiek;
de veroordeelde zal zich houden aan de richtlijnen alcohol en drugs van de reclassering ook als dat inhoudt het onthouden van het gebruik van verdovende middelen/alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving hiervan, mee te werken aan blaastesten en/of urineonderzoek, gedurende de proeftijd;
de veroordeelde werkt mee aan een dagbesteding bij Antes en houdt zich aan de regels.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1 tot en met 4 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 september 2021 te Rotterdam
één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte (in een rijdend metrostel) opzettelijk ten overstaan van (mede)reizigers voornoemd(e)(onbekend gebleven) perso(o)n(en) dreigend de woorden toegevoegd:
  • "Ik heb een bom en ik laat hem ontploffen. Als er dan vrouwen en kinderen dood gaan, dat maakt mij niets uit" en/of
  • "Ik heb een bom in mijn tas en als ik hier op druk gaan jullie er allemaal aan. Jullie gaan allemaal kapot", althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of heeft verdachte hierbij (telkens) (met kracht) met zijn hand(en) op meubilair en/of ramen en/of deuren van de metro geslagen.