ECLI:NL:RBROT:2022:4002

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
21-352 FT RK
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement uitgesproken na aanhouding van 120 dagen zonder wsnp-verzoek

Op 6 mei 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak. Het faillissementsverzoek was ingediend door LEASE 2.0 B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.A. Zandvoort, tegen mevrouw [naam 1], die voorheen handelde onder de naam [X]. De rechtbank had eerder de behandeling van het verzoek vijf keer aangehouden om verweerster de kans te geven een minnelijk traject bij schuldhulpverlening op te starten. Ondanks deze aanhoudingen is er geen verzoek tot wettelijke schuldsanering (wsnp) ingediend. De rechtbank constateerde dat verweerster in een toestand verkeerde waarin zij had opgehouden te betalen, en dat er summierlijk bewijs was van een opeisbare vordering van verzoekster op verweerster van € 12.920,45, inclusief rente en kosten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende feiten en omstandigheden waren die de faillietverklaring rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde verweerster in staat van faillissement en benoemde mr. M.C. Snel-van den Hout tot rechter-commissaris en mr. P.A. Loeff tot curator. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 6 mei 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 6 mei 2022
VONNIS op het op 18 oktober 2021 ingekomen verzoekschrift, met bijlagen, van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEASE 2.0 B.V.,
tevens handelend onder de naam Bedrijfswagen Leasing en Dealerleasing,
gevestigd te Geldrop,
verzoekster,
advocaat: mr. J.M.A. Zandvoort,
strekkende tot faillietverklaring van:
mevrouw
[naam 1],
voorheen handelend onder de naam [X] ,
wonende (en voorheen zaakdoende) aan de [adres]
[plaats] ,
verweerster.

1.De procedure

Het verzoekschrift is behandeld ter zitting van 16 november 2021. Daarbij zijn verzoekster, bij monde van mr. A.P. van Elswijk, advocaat, en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde, de heer [naam 2] van Lotus Financiële, Fiscale Dienstverlening & Bemiddeling, verschenen en gehoord. De rechtbank heeft de behandeling aangehouden tot 30 november 2021 om verweerster in de gelegenheid te stellen een minnelijk traject bij schuldhulpverlening op te starten.
Ter zitting van 30 november 2021 is de behandeling voortgezet. Daarbij is verzoekster, bij monde van mr. A.P. van Elswijk, verschenen en gehoord. Namens verweerster is de heer
[naam 2] verschenen en gehoord. De heer [naam 2] heeft een afschrift van zijn
e-mailbericht aan de gemeente Nissewaard van 29 november 2021 overgelegd waaruit blijkt dat namens verweerster een aanvraag tot schuldhulpverlening is gedaan. Hierin heeft de rechtbank aanleiding gezien om de behandeling aangehouden tot 14 december 2021 om verweerster in de gelegenheid te stellen bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt dat het minnelijk traject is opgestart.
Op 14 december 2021 is de behandeling voortgezet. Daarbij is verzoekster verschenen, bij monde van mr. E.J. de Koning, advocaat. Namens verweerster is mevrouw [naam 3] , kantoorgenoot van de heer [naam 2] verschenen en gehoord. Mevrouw [naam 3] heeft een brief van de gemeente Nissewaard van 14 december 2021 overgelegd waaruit blijkt dat verweerster is uitgenodigd voor een gesprek op 15 december 2021 in het kader van haar verzoek tot schuldhulpverlening. De rechtbank heeft de behandeling aangehouden tot
28 december 2021 om verweerster een laatste maal in de gelegenheid te stellen om aan te tonen dat een minnelijk traject wordt opgestart.
Ter zitting van 28 december 2021 is het verzoekschrift verder behandeld. Daarbij zijn verzoekster, bij monde van mr. E.J. de Koning, en namens verweerster mevrouw
[naam 3] verschenen en gehoord. Mevrouw [naam 3] heeft een brief van de gemeente Nissewaard van 27 december 2021 overgelegd waaruit blijkt dat een positief besluit is genomen op de aanvraag tot schuldhulpverlening en dat de gemeente Nissewaard verweerster gaat helpen bij het oplossen van de schulden. Aangezien verweerster zelf niet is verschenen heeft de rechtbank aanleiding gezien om de behandeling aan te houden tot
4 januari 2022. Daarbij heeft de rechtbank te kennen gegeven dat verweerster zelf naar de zitting moet komen.
Ter zitting van 4 januari 2022 is de behandeling voortgezet. Daarbij zijn verzoekster, bij monde van mr. I. Muller, advocaat, en verweerster, vergezeld door [naam 4] , verschenen en gehoord. Aangezien verweerster de achtergrond van haar situatie heeft uitgelegd en stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat een minnelijk traject wordt opgestart heeft de rechtbank de behandeling voor 120 dagen aangehouden tot 3 mei 2022 om verweerster in de gelegenheid te stellen het minnelijk traject (verder) te doorlopen. Daarbij is bericht dat indien vóór de zitting geen intrekkingsverzoek van of namens verzoekster is ontvangen en door verweerster geen verzoek ter griffie is ingediend om tot de wettelijke schuldsaneringsregeling te worden toegelaten, de rechtbank zal beslissen op het faillissementsverzoek.
Ter zitting van 3 mei 2022 is de behandeling van het faillissementsverzoek voortgezet. Daarbij zijn verzoekster, bij monde van mr. E.J. de Koning, en verweerster, bijgestaan door de heer [naam 2] verschenen en gehoord.
Ter zitting heeft de heer [naam 2] een e-mailbericht met bijlagen van de gemeente Nissewaard van 3 mei 2022 overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Standpunten van partijen

Verzoekster heeft gesteld dat zij uit hoofde van een leaseovereenkomst een opeisbare vordering heeft op verweerster van € 12.920,45, inclusief rente en kosten. Voorts heeft verzoekster gesteld dat verweerster meerdere schuldeisers onbetaald laat en dat zij verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Er is sprake van een steunvordering van Verisure Securitas Direct B.V. van € 1.690,79. Namens verzoekster is gepersisteerd bij het verzoek.
Verweerster heeft het vorderingsrecht van verzoekster erkend. Verweerster heeft verder aangevoerd dat haar schuldenlast circa € 90.000 bedraagt en dat zij met schuldhulpverlening bezig is omdat een (wettelijke) schuldsanering de enige kans is op een schuldenvrij leven en een goede toekomst. Het minnelijk traject is echter nog niet opgestart omdat de gemeente Nissewaard nog in afwachting is van een aantal stukken die verweerster moet aanleveren, zoals stukken van de notaris waaruit blijkt dat verweerster niet langer ondernemer is. Nu verweerster nog niet over de stukken van de notaris beschikt, heeft zij de rechtbank gevraagd de behandeling nog een laatste keer kort aan te houden.

3.De beoordeling

Artikel 3 Fw schrijft voor dat de griffier de schuldenaar bij brief kennis geeft dat hij binnen veertien dagen na de dag van verzending van die brief een verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling kan indienen. Uit het bepaalde in artikel 3a Fw volgt dat indien een dergelijk verzoek door de schuldenaar is ingediend, de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring geschorst wordt totdat is beslist op het verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank constateert dat de hiervoor genoemde brief van de griffier op 18 oktober 2021 aan verweerster is verzonden en dat deze brief op 20 oktober 2021 door haar is ontvangen. Verder constateert de rechtbank dat de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring vijf maal is aangehouden om verweerster in de gelegenheid te stellen een minnelijk traject te doorlopen en een wsnp-verzoek in te dienen. De rechtbank stelt vast dat geen wsnp-verzoek ter griffie is ingediend. Verder constateert de rechtbank dat uit de door en namens verweerster overgelegde stukken van de gemeente Nissewaard niet blijkt dat het minnelijk traject al is opgestart. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om tot verdere aanhouding van de behandeling van het faillissementsverzoek over te gaan.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet (hierna: Fw) wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
Op basis van het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat summierlijk is gebleken van een vorderingsrecht van verzoekster op verweerster. Immers, verweerster heeft het vorderingsrecht van verzoekster erkend.
Voorts stelt de rechtbank vast dat van het bestaan van steunvorderingen summierlijk is gebleken. De door verzoekster genoemde concrete steunvordering is door verweerster niet betwist en daarnaast blijkt uit de aanvraag tot schuldhulpverlening dat verweerster meerdere schulden heeft.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Een en ander leidt er toe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart [naam 1] voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Snel-van den Hout, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. P.A. Loeff, advocaat te Zwijndrecht;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van
A. Vervoorn, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2022 te 10:00 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.