ECLI:NL:RBROT:2022:399

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
10-265487-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van een vuurwapen met gevangenisstraf en voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 1 oktober 2021 in Rotterdam een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool van het merk/type Zoraki Mod 917 Td, kaliber 7.65 mm, voorhanden had. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een raadsman, mr. S. Lodder. De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft het bewezen verklaard zonder nadere motivering. De rechtbank oordeelde dat het bezit van een vuurwapen een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt en dat er een groot risico is voor de veiligheid van anderen. De verdachte heeft verklaard dat hij het wapen van zijn broer had gekregen na een overval en dat hij het wapen wilde verhuizen naar zijn nieuwe woning. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een rapport van de Stichting Leger des Heils, en heeft besloten om een gevangenisstraf van 8 maanden op te leggen, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en diverse bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te melden bij de reclassering en mee te werken aan diagnostisch onderzoek en begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-265487-21
Datum uitspraak: 18 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapportage van 14 december 2021.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 oktober 2021 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Zoraki Mod 917 Td, kaliber 7.65 mm en een daarbij behorende patroonhouder en munitie (kogelpatronen) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte was onderweg van zijn oude naar zijn nieuwe woning en droeg in een doorzichtig wit plastic tasje een pistool, een patroonhouder en kogelpatronen bij zich. Hij heeft dus op de openbare weg een vuurwapen (met bijbehorende munitie) bij zich gedragen, terwijl dat voor omstanders zichtbaar is geweest.
De verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek. Hij heeft verklaard dat zijn broer het pistool bij hem had achtergelaten, nadat hij in zijn woning was overvallen. De verdachte wilde naar zijn zeggen het wapen eigenlijk niet hebben. Toen zijn broer het wapen niet kwam ophalen heeft hij het geprobeerd te verkopen aan een bewoner in zijn gebouw. De reden dat verdachte het wapen die dag bij zich had, was om het te verhuizen naar zijn nieuwe woning.
Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens kent geen ander doel dan het toebrengen van ernstige schade aan anderen en/of de maatschappij. Het bezit daarvan vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan. Daarbij bestaat een groot en onaanvaardbaar risico dat onschuldige omstanders worden getroffen. Verder zorgt ook reeds het enkele bezit van een vuurwapen in de samenleving niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid, maar wordt dit ook als schokkend ervaren. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettend karakter daarvan, dient daartegen daarom streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
29 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 december 2021. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Er zijn vermoedens voor een beneden-gemiddeld functioneren en – al dan niet daaruit voortkomende – emotieregulatie- en/of agressieregulatieproblematiek. Verdiepingsdiagnostiek en een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling/interventie wordt wenselijk geacht. De verdachte heeft veel ondersteuning nodig bij praktische zaken. Er zijn aanwijzingen voor een negatief sociaal netwerk en beinvloedbaarheid van de verdachte, hetgeen een risicofactor voor recidive is. Het kwijtraken van de woning van verdachte wordt als zeer onwenselijk gezien. Een (deels) voorwaardelijke straf met reclasseringsbemoeienis wordt wenselijk geacht om de risicofactoren aan te pakken en zodoende het recidiverisico – dat wordt ingeschat als gemiddeld – te verlagen. De verdachte heeft zijn medewerking toegezegd.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een straf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarvoor is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ruimte, nu het onvoorwaardelijke strafdeel dan onvoldoende recht zou doen aan de ernst van het feit.
Gelet op het feit dat de verdachte het vuurwapen c.a. op de openbare weg en zichtbaar voorhanden heeft gehad, zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden passend zijn. De reclassering acht evenwel begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk, waarbij bovendien is benadrukt dat het feit dat de verdachte zijn woning zal verliezen zeer onwenselijk is. Om die redenen zal de rechtbank in dit specifieke geval de helft van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd.
Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd,die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal meewerken aan verdiepingsdiagnostiek. Afhankelijk van de uitkomsten van het diagnostisch onderzoek zal hij ofwel meewerken aan een behandeling door De Waag of een soortgelijk zorgverlener, waarbij hij zich zal houden aan de huisregels en aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, ofwel zal hij deelnemen aan een justitiele gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden, waarbij hij zich zal houden aan de afspraken met en de aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde zal meewerken aan ambulante (woon)begeleiding, gericht op praktische zaken. Hij zal zich houden aan de afspraken met zijn begeleider(s) van Ontmoeting of een soortgelijke zorginstantie;
4. de veroordeelde zal zich verplicht inspannen voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. R. Brand en D.A. Alsemgeest, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 oktober 2021 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Zoraki Mod 917 Td, kaliber 7.65mm en/of (een) (daarbij behorende) patroonhouder en/of munitie (kogelpatronen) voorhanden heeft gehad.