ECLI:NL:RBROT:2022:3982

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
9793487 / VV EXPL 22-147
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing relatiebeding en uitleg overeenkomstige Haviltex-maatstaf in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de besloten vennootschap JLA Loading Technology B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.C. Fritse, vorderde schorsing van een relatiebeding dat was opgenomen in zijn arbeidsovereenkomst met JLA Loading. Dit relatiebeding verbood de eiser om gedurende een jaar na beëindiging van zijn dienstverband zakelijke betrekkingen aan te gaan met relaties van JLA Loading. De eiser stelde dat hij door het relatiebeding onbillijk benadeeld werd, omdat hij een nieuwe baan had aangenomen bij eReM Elektrotechnici B.V., een leverancier van JLA Loading. De kantonrechter oordeelde dat de reikwijdte van het relatiebeding niet zo ver reikte dat ook leveranciers onder het begrip 'relaties' vielen. De rechter concludeerde dat de eiser geen voldoende belang had bij zijn vorderingen, omdat het relatiebeding niet van toepassing was op zijn nieuwe werkgever. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van JLA Loading, vastgesteld op € 498,00.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9793487 / VV EXPL 22-147
datum uitspraak: 18 mei 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. J.C. Fritse te Dordrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JLA Loading Technology B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende in Vlaardingen,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. J.M.J. Pennings en M.D. van Vliet te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘JLA Loading’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 april 2022, met bijlagen 1 tot en met 20;
  • de brief van 2 mei 2022 aan de zijde van JLA Loading, met bijlagen 1 tot en met 4;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van JLA Loading;
  • de pleitnota van de gemachtigde van [eiser] .
1.2.
Op 4 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
JLA Loading is een werktuigkundig bedrijf dat is gespecialiseerd in verladingstechnologie, waaronder het ontwikkelen en produceren van verladingsarmen voor het laden en lossen van vloeistoffen en gasvormige producten bij schepen in de haven.
2.2.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 september 2018 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van zeven maanden bij JLA Loading in dienst getreden in de gecombineerde functie van [naam functie 1] (60% van de arbeidstijd) en [naam functie 2] (40% van de arbeidstijd).
2.3.
De tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst houdt - voor zover van belang - het volgende in:

(…)Artikel 14. Relatiebeding
1. Het is Werknemer niet toegestaan om gedurende een periode van één jaar na het einde van het dienstverband op enige wijze direct, dan wel indirect zakelijke betrekkingen aan te gaan of te onderhouden met relaties van Werkgever en/of met Werkgever gelieerde ondernemingen.(…)
3. Onder “relaties” worden in ieder geval verstaan die bedrijven, ondernemingen en/of instellingen in wier opdracht, al dan niet direct, Werkgever gedurende het dienstverband (c.q. - indien tussen partijen eenmaal een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan: gedurende het laatste jaar van het dienstverband) met Werknemer werkzaamheden heeft verricht, alsmede die klanten aan wie Werkgever gedurende het dienstverband (c.q. - indien tussen partijen eenmaal een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan: gedurende het laatste jaar van het dienstverband) een offerte heeft uitgebracht en/of van wie Werkgever gedurende bedoelde periode een aanvraag tot het doen van een offerte heeft ontvangen.
4. Het belang van Werkgever bij het onderhavige beding ten aanzien van deze specifieke Werknemer is gelegen in de commerciële functie waarin hij op (meer dan gemiddeld) intensieve wijze contacten onderhoudt met relaties van Werkgever en met die relaties mogelijk een persoonlijke band opbouwt. Bovendien heeft Werknemer uit hoofde van zijn functie wetenschap over de - niet voor anderen kenbare - tariefstellingen van Werkgever, dienst marktvisie en de bedrijfsstrategieën. Indien concurrenten van Werkgever kennis zouden nemen van één en ander, verslechtert de marktpositie van Werkgever aanzienlijk. Immers, deze omstandigheden zorgen voor hét onderscheid met haar concurrenten. Daarnaast investeert Werkgever in de opleiding van Werknemer en het onderhouden van zijn vakkennis. Om het bedrijfsdebiet van Werkgever te beschermen en te voorkomen dat Werknemer met gebruikmaking van de bij en over Werkgever opgedane kennis en kunde en relaties zichzelf of derden een ongerechtvaardigd concurrentievoordeel verschaft, wordt het noodzakelijk geacht Werknemer te binden aan onderhavige beding.
5. Op overtreding van het gestelde in dit artikel verbeurt Werknemer jegens Werkgever, zonder dat hiertoe enige voorafgaande kennisgeving of ingebrekestelling vereist is, een onmiddellijk opeisbare boete ten bedrage van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) per overtreding en € 1.000,- (zegge: een duizend euro) voor elke dag dat de overtreding voortduurt. In afwijking van artikel 7:650 BW (meer specifiek lid 3 van dit artikel), voor zover van toepassing, zal de boete in zijn geheel ten goede komen aan Werkgever. In afwijking van artikel 7:650 lid 5 Burgerlijk Wetboek is het totale bedrag aan een opeisbare boete niet aan een maximum gebonden. (…)”.
2.4.
De tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is per 1 april 2019 met twaalf maanden verlengd tot 1 april 2020.
2.5.
Medio 2019 is [eiser] bij JLA Loading benoemd tot [naam functie 3] .
2.6.
Per 1 april 2020 is de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd.
2.7.
[eiser] heeft de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst per 1 januari 2022 opgezegd.
2.8.
Op 1 maart 2022 is [eiser] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van twaalf maanden in dienst getreden bij eReM Elektrotechnici B.V. (hierna (ook): eReM) in de functie van [naam functie 4] .
2.9.
Bij aangetekende brief van 8 maart 2022 heeft JLA Loading - voor zover van belang - het volgende aan [eiser] bericht:

(…) Wij hebben geconstateerd dat je in dienst bent getreden bij eReM Elektroctechnici B.V. (zie bijlage 1).
Dit is in strijd met jouw relatiebeding zoals wij die bij de aanvang van jouw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die later is omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, zijn overeengekomen. In artikel 14 (bijlage 2) staat dat het niet is toegestaan om gedurende een periode van één jaar na het einde van het dienstverband op enige wijze direct, dan wel indirect zakelijke betrekkingen aan te gaan met relaties van JLA. Zoals je weet is eRem een leverancier van JLA.
Dat betekent dat jij op dit moment al een boete verbeurt van EUR 10.000 en EUR 1.000 voor elke dag die deze overtreding voortduurt. Uit coulance zullen wij deze boete nog niet innen wanneer je uiterlijkvrijdag 11 maart 2022 voor 13:00 uuraan ons zal bevestigen dat je onmiddellijk uit dienst zal treden bij eReM Elektrotechnici B.V. (…)”.
2.10.
Bij brief van 11 maart 2022 heeft [eiser] - voor zover van belang - het volgende aan JLA Loading bericht:

(…) Hierbij verklaar ik dar ik voornemens ben om per direct mijn ontslag in te dienen bij eReM elektrotechnici B.V.
Echter van de directie van eReM Elektrotechnici b.v. begreep ik dat er contact is geweest tussen u en hen. Er is een voorstel gedaan voor de bescherming van uw bedrijfsdebiet, ondanks mijn dienstverband. U heeft hierop gereageerd dat u in de middag van 11 maart op terugkomt bij de directie van eReM Elektrotechnici B.V.
Graag zou ik op deze reactie willen wachten voordat ik mijn dienstverband opzeg. Hierbij verzoek ik om de deadline van 11 maart 2022, 13:00 uur en de daaraan verbonden coulance uit te willen uitstellen tot maandag einde dag, zodat de uitkomst van het voorstel kan worden afgewacht. (…)
2.11.
In reactie hierop heeft JLA Loading bij e-mail van 11 maart 2022 - voor zover van belang - het volgende aan [eiser] bericht:

(…) We hebben besloten verder te gaan met de procedure en je geen uitstel te verlenen. (…)”.
2.12.
Bij brief van 11 maart 2022 heeft [eiser] vervolgens - voor zover van belang - het volgende aan eReM bericht:

(…) Hierbij wil ik u, na 9 dagen in dienst geweest te zijn bij u, informeren dat ik per 11-03-2022 mijn proeftijd zou willen annuleren en daarmee mijn ontslag aanbied. (…)”.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] vordert:
  • primairde werking van het tussen partijen overeengekomen relatiebeding en ter zake van de daarop verklaarde boete te schorsen, zodat het [eiser] is toegestaan om zijn werkzaamheden voor eReM voort te zetten;
  • subsidiair, voor het geval dat het relatiebeding niet wordt geschorst, te bepalen dat JLA Loading gehouden is om aan [eiser] voor de duur van de looptijd van het relatiebeding, te weten tot 1 januari 2023, maandelijks een vergoeding te voldoen van € 4.644,00, althans een ander in goede justitie te bepalen bedrag, om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien;
  • JLA Loading te veroordelen in de proceskosten en de nakosten;
  • het vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser] baseert de vorderingen op het volgende.
3.2.1.
Primairwordt [eiser] door het door JLA Loading ingeroepen relatiebeding in verhouding tot het door JLA Loading te beschermen belang onbillijk benadeeld, als bedoeld in artikel 7:653 lid 3 sub b BW. Het relatiebeding is niet in gezamenlijk overleg tot stand gekomen, maar eenzijdig door JLA Loading opgesteld. Zonder acceptatie van het relatiebeding zou [eiser] de baan bij JLA Loading niet hebben gekregen. [eiser] heeft het tussen partijen overeengekomen relatiebeding ook niet overtreden door bij eReM in dienst te treden. De reikwijdte van de kring ‘relaties’ in artikel 14 lid 3 van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is naar de mening van [eiser] beperkt tot de klantenkring van JLA Loading. eReM is een leverancier van JLA Loading en daarom kan zij niet als ‘relatie’ in de zin van het relatiebeding worden aangemerkt. eReM is geen concurrent van JLA Loading en [eiser] beschikt niet over concurrentiegevoelige informatie die eReM in haar voordeel zou kunnen gebruiken, waardoor de marktpositie van JLA Loading zou verslechteren. Met de indiensttreding van [eiser] bij eReM is sprake van een positieverbetering in functie, carrièremogelijkheden en in arbeidsvoorwaarden. [eiser] is voor het betalen van zijn hypotheek afhankelijk van het inkomen dat hij bij eReM kan verdienen. JLA Loading heeft niet in de opleiding van [eiser] geïnvesteerd. De bedrijfsactiviteiten van eReM liggen in een andere branche dan die waar JLA Loading actief is.
3.2.2.
Subsidiair, in het geval dat het relatiebeding niet wordt geschorst, verzoekt [eiser] om een billijke vergoeding ingevolge artikel 7:653 lid 5 BW ter grootte van het bedrag van € 4.644,00 per maand. Dit is het bedrag dat [eiser] als bruto maandloon inclusief vakantietoeslag gedurende de looptijd van het relatiebeding bij eReM zou kunnen verdienen. Het relatiebeding belemmert [eiser] in belangrijke mate om zich bij eReM op het gebied van elektrotechniek/industriële automatisering verder te ontwikkelen. Daarnaast heeft zijn ontslagname bij eReM tot gevolg dat hij geen inkomen heeft, aangezien hij geen beroep kan doen op de Werkloosheidswet.
3.2.3.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de vorderingen. [eiser] heeft er belang bij dat op een zo kort mogelijke termijn duidelijkheid wordt verkregen dat geen sprake is van een overtreding van het relatiebeding, te meer nu [eiser] bij een overtreding een boete verbeurt van € 10.000,00 per overtreding en € 1.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt. [eiser] heeft de arbeidsovereenkomst met eReM opgezegd en heeft nu geen inkomen, terwijl hij wel hoge vaste lasten heeft. [eiser] is voor zijn levensonderhoud afhankelijk van het inkomen bij eReM, zodat het voor hem van belang is dat hij op de kortst mogelijke termijn weet of hij zijn werkzaamheden bij eReM weer mag continueren.
3.3.
JLA Loading is het niet eens met de vorderingen van [eiser] .
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna - voor zover dat voor de beoordeling van de vorderingen van belang is - (nader) ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat hij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen. Verder moet het belang van [eiser] bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen van toewijzing van de vordering voor JLA Loading als deze uitspraak later wordt teruggedraaid. Als partijen een gewone procedure starten, is de rechter in die procedure niet gebonden aan deze uitspraak.
4.2.
Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen vloeit voort uit de aard van die vorderingen en hetgeen [eiser] daar onweersproken over heeft gesteld.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen het erover eens zijn dat de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst een relatiebeding bevat en dat tussen partijen geen discussie bestaat over de geldigheid van dat relatiebeding. Verder stelt de kantonrechter voorop dat zij in dit kort geding, bij de beoordeling van het geschil tussen partijen, is gebonden aan het kader van het geschil, zoals afgebakend door de formulering van de vorderingen van [eiser] .
De primaire vordering
4.4.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of het overeengekomen relatiebeding, vooruitlopend op een (eventueel) te voeren bodemprocedure, moet worden geschorst. Alvorens aan een beoordeling van deze vraag toe te kunnen komen, moet de reikwijdte van het overeengekomen relatiebeding worden bepaald. Partijen verschillen namelijk van mening over de betekenis die aan het begrip ‘relaties’ in artikel 14 lid 1 van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst moet worden gegeven. Volgens [eiser] vallen leveranciers, zoals eReM, niet onder dat begrip, terwijl JLA Loading zich op het standpunt stelt dat dit wel het geval is.
4.5.
Bij de beantwoording van de vraag wat partijen (in een schriftelijke overeenkomst) hebben afgesproken, komt het ingevolge de Haviltex-maatstaf aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de desbetreffende bepaling(en) mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke juridische kennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Telkens zijn alle concrete omstandigheden van het geval van beslissende betekenis, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
4.6.
Het begrip ‘relaties’ is in de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst nader gedefinieerd in artikel 14 lid 3 van die arbeidsovereenkomst. In dat artikellid zijn drie categorieën ‘relaties’ concreet omschreven die ‘in ieder geval’ onder dat begrip moeten worden geschaard: (1) die bedrijven, ondernemingen en/of instellingen in wier opdracht, al dan niet direct, JLA Loading gedurende het laatste jaar van het dienstverband met [eiser] werkzaamheden heeft verricht, (2) die klanten aan wie JLA Loading gedurende het laatste jaar van het dienstverband een offerte heeft uitgebracht en/of (3) die klanten van wie JLA Loading gedurende bedoelde periode een aanvraag tot het doen van een offerte heeft ontvangen. Deze categorieën hebben - naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter - betrekking op opdrachtgevers, dan wel klanten van JLA Loading.
4.7.
JLA Loading heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de woordcombinatie ‘in ieder geval’ in artikel 14 lid 3 van de arbeidsovereenkomst bedoeld is om aan te geven dat niet enkel opdrachtgevers/klanten onder het begrip ‘relaties’ vallen. Ook al wijst de woordcombinatie ‘in ieder geval’ erop dat met de aanduiding van opdrachtgevers/klanten niet een limitatieve opsomming is bedoeld, kan dit - naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter - niet zonder meer tot de conclusie leiden dat ook leveranciers onder het begrip relaties moeten worden geschaard. De arbeidsovereenkomst definieert niet en geeft zelfs geen enkel aanknopingspunt voor het antwoord op de vraag welke concrete categorieën (rechts)personen dan wel met de woordcombinatie ‘in ieder geval’ worden bedoeld. Het standpunt van JLA Loading dat het voor [eiser] “helder” en “zonneklaar” moet zijn geweest dat onder ‘relaties’ ook leveranciers, zoals eReM, vallen, volgt de kantonrechter derhalve niet. Door deze onduidelijkheid wordt [eiser] als het ware “gegijzeld”, aangezien hij geen werkzaamheden voor eReM kan verrichten zonder het risico te lopen door JLA Loading te worden aangesproken wegens overtreding van het relatiebeding. Dit risico heeft zich in de praktijk ook al verwezenlijkt. De onduidelijkheid over wat onder ‘relaties’ als bedoeld in het relatiebeding van artikel 14 van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst moet worden verstaan, komt volgens de contra proferentem-regel voor rekening en risico van JLA Loading als werkgever, waarbij de kantonrechter meeweegt dat [eiser] onweersproken heeft gesteld dat het relatiebeding eenzijdig door JLA Loading is opgelegd.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat onder het begrip ‘relaties’ in artikel 14 lid 1 van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter geen leveranciers, zoals eReM, moeten worden begrepen.
4.9.
De primaire vordering van [eiser] is er in feite op gericht om duidelijkheid te verkrijgen over het antwoord op de vraag of [eiser] het relatiebeding al dan niet schendt op het moment dat hij opnieuw bij eReM in dienst zou treden. Dit volgt uit de wijze waarop die vordering is geformuleerd (“zodat het [eiser] is toegestaan om zijn werkzaamheden voor eReM voort te zetten”) en ook uit hetgeen hij daaraan ten grondslag heeft gelegd. Het belang van [eiser] is er dan ook in gelegen om op dit punt een (voorlopig) oordeel te verkrijgen en daar is met hetgeen in rechtsoverwegingen 4.4. tot en met 4.8. is overwogen in voorzien. [eiser] heeft niet gesteld en het is ook niet gebleken dat hij er belang bij heeft om een voorlopig oordeel te verkrijgen over het antwoord op de vraag of hij - in verhouding tot het te beschermen belang van JLA Loading - door het relatiebeding onbillijk wordt benadeeld in de zin van artikel 7:653 lid 3 sub b BW, in het geval dat onder het begrip ‘relaties’ geen leveranciers, zoals eReM, moeten worden verstaan.
4.10.
Bij deze stand van zaken is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] geen voldoende belang (meer) heeft bij zijn primaire vordering (artikel 3:303 BW). Dit leidt tot de conclusie dat die vordering wordt afgewezen.
De subsidiaire vordering
4.11.
De subsidiaire vordering is declaratoir van aard. [eiser] vordert immers om “te bepalen dat” JLA Loading hem een maandelijkse vergoeding moet betalen. Een declaratoire vordering past echter niet bij het voorlopig karakter van een uitspraak in kort geding en is daarin niet toewijsbaar.
4.12.
De subsidiaire vordering is er bovendien op gericht, dat [eiser] - in het geval dat onder het begrip ‘relaties’ ook leveranciers, zoals eReM, moeten worden verstaan én de primaire vordering niet wordt toegewezen - van JLA Loading een maandelijkse vergoeding ontvangt ter hoogte van het bruto maandloon dat hij bij eReM zou kunnen verdienen. Nu naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter onder het begrip ‘relaties’ echter geen leveranciers, zoals eReM, moeten worden verstaan, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] ook bij deze vordering geen voldoende belang (meer) heeft.
4.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de subsidiaire vordering van [eiser] ook wordt afgewezen.
De proceskosten
4.14.
[eiser] heeft te gelden als de in het ongelijk gestelde partij en daarom moet hij de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van JLA Loading tot vandaag vast op € 498,00 aan salaris voor haar gemachtigden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de kant van JLA Loading tot vandaag vastgesteld op € 498,00 aan salaris voor haar gemachtigden.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
38671