ECLI:NL:RBROT:2022:398

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
10-188407-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeloverval met mes en afpersing

Op 18 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 13 juli 2021 een winkeloverval heeft gepleegd bij Ici Paris XL in Rotterdam. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, heeft onder bedreiging met een mes de medewerkster gedwongen om 200 euro af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het feit heeft bekend en dat er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholgebruik en instabiliteit op meerdere leefgebieden. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een verbod op alcoholgebruik. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-188407-21
Datum uitspraak: 18 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. C.M. van Ommeren, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapportage van 20 augustus 2021.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 13 juli 2021 te Rotterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 200 euro, toebehorende aan de Ici Paris XL, door die [naam slachtoffer]
- een mes te tonen en
- meermalen dreigend de woorden toe te voegen: "ik wil 200 euro hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
afpersing.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar,

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeloverval. Omdat hij, naar eigen zeggen, geen uitweg meer zag is hij, nadat hij de gehele dag bier had gedronken, tegen sluitingstijd een filiaal van ICI Paris binnengelopen en heeft hij gezegd dat hij 200 euro wilde hebben. De medewerkster begreep de verdachte eerst niet en vroeg of hij een tegoedbon voor dat bedrag wilde kopen. De verdachte heeft daarop zijn rugzak geopend, vervolgens een groot keukenmes dat hij daarin droeg getoond en nogmaals gezegd dat hij 200 euro moest hebben. De winkelmedewerkster heeft daarop een collega erbij geroepen die aangaf dat zij het geldbedrag maar aan verdachte moest geven. Dit heeft de winkelmedewerkster vervolgens gedaan.
Deze overval is in zoverre atypisch, dat de verdachte het keukenmes direct weer heeft opgeborgen nadat hij het had getoond en hij ook tegen de winkelmedewerksters heeft gezegd dat hij hen niets wilde aandoen en dat zij de politie mochten bellen. De impact op hen lijkt daardoor – mede gelet op hetgeen zij daarover zelf hebben verklaard – mee te vallen. Toch kan een dergelijke ervaring traumatisch zijn, temeer nu het incident zich heeft afgespeeld op de (dagelijkse) werkplek van het nog jonge slachtoffer en zij uiteindelijk wel onder bedreiging van het mes geld heeft moeten afstaan aan de verdachte. Dat de verdachte heeft gezegd dat hij haar niets wilde aandoen doet daaraan niet af. Een winkeloverval, zeker indien daarbij gebruik wordt gemaakt van een (steek)wapen, is nooit een oplossing om een hulpvraag kenbaar te maken. De verdachte had daarvoor andere oplossingen kunnen en moeten kiezen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte wel eerder, maar niet in de afgelopen vijf jaar, is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 augustus 2021 en een voortgangsverslag op
30 december 2021. Hieruit blijkt – onder meer en voor zover van belang – het volgende.
De verdachte heeft het strafbare feit gepleegd onder invloed van alcohol, omdat hij in paniek was vanwege het verliezen van zijn werk, zijn woning en daardoor ook zijn recht op een uitkering. De verdachte is op meerdere leefgebieden instabiel. Praktische ondersteuning wordt nodig geacht. De risico’s op recidive, op letselschade en op het zich onttrekken aan de voorwaarden worden ingeschat als gemiddeld. Het wordt noodzakelijk geacht om in kaart te brengen welke specifieke hulp er ingezet kan worden om de risico’s te kunnen beperken en te werken aan gedragsverandering.
Nadat de verdachte voor het onderhavige feit uit de voorlopige hechtenis was geschorst, heeft hij de gestelde bijzondere voorwaarden overtreden, doordat de reclassering niet met hem in contact kon komen. Later heeft verdachte wel weer contact gezocht. Indien de verdachte op zitting zou aangeven mee te willen werken aan reclasseringstoezicht, is het advies om bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om een proeftijd van drie jaar aan het voorwaardelijke strafdeel te verbinden, temeer nu is gebleken dat de verdachte zich eerder niet aan door de Raadkamer opgelegde schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. indien de veroordeelde zelf geen verblijfplaats kan vinden zal de veroordeelde meewerken aan een intake en traject bij de maatschappelijke opvang via het centraal onthaal, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan huisregels en het dagprogramma dat die instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
3. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de proeftijd en zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. de veroordeelde zal zich laten begeleiden door het ambulante team van het Leger des Heils of stichting De Ontmoeting, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. R. Brand en D.A. Alsemgeest, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Rotterdam met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 200 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Ici Paris XL, door die [naam slachtoffer]
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of
- meermalen dreigend de woorden toe te voegen: "ik wil 200 euro hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.