ECLI:NL:RBROT:2022:3968

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
9598265
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de redelijkheid van annuleringskosten bij pakketreis en de gevolgen van wanbetaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen De Jong Intra Vakanties B.V. en een gedaagde partij over de annulering van een pakketreis. De Jong Intra, een reisorganisatie, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die een reis had geboekt maar deze had geannuleerd. De vordering bestond uit een hoofdsom van € 528,00, rente en buitengerechtelijke kosten, in totaal € 628,97. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat zij zich niet bewust was van de boeking, omdat zij het venster van de website had gesloten voordat de betaling was afgerond.

De kantonrechter heeft allereerst vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, omdat de gedaagde het boekingsproces had doorlopen en op de knop 'definitief boeken' had gedrukt. De annulering door de gedaagde werd door De Jong Intra terecht als zodanig aangemerkt. Vervolgens heeft de rechter de redelijkheid van de door De Jong Intra gevorderde annuleringskosten beoordeeld. De kantonrechter oordeelde dat de annuleringskosten, die afhankelijk zijn van het tijdstip van annulering, in dit geval niet volledig gerechtvaardigd waren. De rechter heeft geoordeeld dat een beëindigingsvergoeding van 35% van de hoofdsom passend en redelijk was, wat resulteerde in een toewijzing van € 256,80 aan annuleringskosten.

Daarnaast heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, die in totaal € 595,60 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van zowel de reisorganisatie als de reiziger in het kader van de annulering van een pakketreis en de redelijkheid van de in rekening gebrachte kosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9598265 CV EXPL 21-42306
datum uitspraak: 20 mei 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Jong Intra Vakanties B.V.,
vestigingsplaats: Ridderkerk,
eiseres,
gemachtigde: DRA Debt Recovery Agency B.V. h.o.d.n. EDR Incasso,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.E. Borgman te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘De Jong Intra’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 december 2021, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • het vonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van de gemachtigde van De Jong Intra d.d. 8 maart 2022, met bijlagen.
1.2.
Op 13 april 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
De Jong Intra betreft een reisorganisatie. Op haar producten en diensten zijn de ANVR Reizigersvoorwaarden van toepassing. In deze voorwaarden staat – voor zover thans van belang – vermeld:
Artikel 9 Als je wilt opzeggen
9.1.
je kunt de reisovereenkomst voor het begin van de pakketreis opzeggen. Doe
je dit, dan ben je verplicht om aan de organisator de schade te vergoeden
die hij ten gevolge van de opzegging lijdt. Deze schade bedraagt maximaal
eenmaal de reissom.
9.2.
Tenzij de organisator afwijkende bepalingen met jou overeenkomt, gelden
de hieronder afgesproken percentages (gefixeerde schade) die gebaseerd
zijn op het tijdstip van opzegging, de eventueel te verwachten kostenbesparingen
en inkomsten die de organisator verkrijgt uit het alsnog verkopen van
de door jou geannuleerde reis, naast de eventueel verschuldigde reserveringskosten:
 (…)
(…)Bij annulering vanaf de 14e kalenderdag (inclusief) tot de 5e kalenderdag
(exclusief) vóór de vertrekdag: 75% van de reissom;

Bij annulering vanaf de 5e kalenderdag (inclusief) tot de vertrekdag: 90%
van de reissom;

Bij annulering op de vertrekdag of later: de volledige reissom.
Onder reissom wordt in dit kader verstaan de door of namens de organisator
gepubliceerde prijs, exclusief reserveringskosten, verzekeringspremies en
bijdrage Calamiteitenfonds.
9.3.
Als je de reisovereenkomst opzegt, moet je deze annuleringskosten voldoen.
Als geen vaste annuleringskosten zijn overeengekomen, verstrekt de organisator
op verzoek van de reiziger een verantwoording van de in rekening
gebrachte annuleringskosten:

3..Het geschil

3.1.
De Jong Intra eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 628,97 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 528,00, rente van € 20,18 (berekend tot en met 20 december 2021) en buitengerechtelijke kosten van € 80,79.
3.2.
De Jong Intra baseert de eis op het volgende. Uit hoofde van een op 18 december 2019 geboekte reis door [gedaagde] heeft De Jong Intra een bedrag van [gedaagde] te vorderen van € 528,00. De reis is namelijk op verzoek van [gedaagde] geannuleerd. Op grond van artikel 9 van de ANVR Reizigersvoorwaarden is [gedaagde] verplicht om de schade die De Jong Intra lijdt door de annulering, te vergoeden. Ondanks herhaalde aanmaning is [gedaagde] niet overgegaan tot betaling van het door haar verschuldigde bedrag. Door de wanbetaling heeft De Jong Intra haar vordering uit handen moeten geven en hiervoor kosten moeten maken. Deze kosten komen voor rekening van [gedaagde] . Door het uitblijven van de betaling door [gedaagde] lijdt De Jong Intra bovendien vermogensschade in de vorm van wettelijke rente, die ook door [gedaagde] aan De Jong Intra dient te worden vergoed.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Zij heeft geen vakantie geboekt bij De Jong Intra, althans zij is zich hier in elk geval niet bewust van geweest. Weliswaar heeft [gedaagde] op de knop “bestellen” gedrukt, maar zij heeft daarna het venster van de website weggedrukt. Bovendien heeft [gedaagde] de boeking nooit afgerond met een betaling.

4..De beoordeling

4.1.
Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, en zo ja, of de reis vervolgens door [gedaagde] is geannuleerd. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
Op 18 december 2019 heeft [gedaagde] op de website van De Jong Intra het boekingsproces doorlopen voor een pakketreis naar Disneyland Parijs voor 3 personen. Zoals door De Jong Intra gesteld en door de gemachtigde van [gedaagde] erkend, is in dit boekingsproces door [gedaagde] , nadat zij alle voor de boeking benodigde gegevens had ingevuld, op de knop “definitief boeken” gedrukt. [gedaagde] heeft hierna het venster van de website gesloten. Vervolgens is op diezelfde dag de boeking door De Jong Intra aan [gedaagde] per e-mail bevestigd middels een factuur. In deze bevestiging staat vermeld dat de reissom van € 700,00 per omgaande door [gedaagde] dient te worden voldaan. Het verweer van [gedaagde] dat door het niet verrichten van een betaling er geen overeenkomst zou zijn, slaagt naar het oordeel van de kantonrechter niet. [gedaagde] heeft willens en wetens het gehele boekingsproces doorlopen, en de knop “bestellen” of “definitief boeken” ingedrukt. Dat [gedaagde] zich niet bewust was van waar zij zich in het boekingsproces bevond, komt voor risico en rekening van [gedaagde] . De conclusie is dan ook dat er een overeenkomst tot stand is gekomen. De omstandigheid dat [gedaagde] niet betaalde en dat zij bij navraag door De Jong Intra aangaf dat zij de betreffende reis niet meer kon en ging maken, is naar het oordeel van de kantonrechter door De Jong Intra terecht als annulering aangemerkt.
4.2.
Uit de overgelegde stukken valt af te leiden dat de overeenkomst tussen partijen een pakketreis betreft, zodat de Richtlijn (EU) 2015/2302 van 25 november 2015 van het Europees Parlement en de Raad (hierna de Richtlijn Pakketreizen) en de bepalingen van artikel 7:500 e.v. BW van toepassing zijn. Hierin zijn onder meer de informatieverplichtingen waaraan De Jong Intra dient te voldoen, opgenomen. De Jong Intra heeft aanvullende stukken in het geding gebracht waarin het boekingsproces wordt uiteengezet. Op grond van artikel 7:503 BW jo. artikel 7:504 BW dient de bevestiging van de overeenkomst, die op een duurzame drager moet worden verstrekt, bovendien alle verplichte precontractuele informatie te bevatten. Uit de door De Jong Intra ingediende stukken blijkt dat de onder artikel 7:502 sub a tot en met h en 7:504 lid 3 BW genoemde informatie grotendeels, maar niet volledig aan [gedaagde] is bevestigd.
4.3.
Hoewel niet gebleken is dat alle in artikel 7:502 e.v. BW voorgeschreven informatie (op een duurzame gegevensdrager) is verstrekt en in zoverre niet volledig voldaan is aan deze artikelen, ziet de kantonrechter op dit moment onvoldoende grond voor het ambtshalve verbinden van een sanctie aan deze schending in die zin dat [gedaagde] de annuleringskosten voor de overeenkomst op die grond niet verschuldigd is. De kantonrechter neemt daarbij in overweging dat in het door [gedaagde] zelf doorlopen boekingsproces op duidelijke en begrijpelijke wijze informatie wordt verstrekt over de mogelijkheid en de (hoogte van de) kosten van annulering.
4.4.
Op grond van artikel 7:509 lid 1 BW en artikel 12 van de Richtlijn Pakketreizen kan de reiziger de pakketreis te allen tijde beëindigen vóór het begin van de pakketreis. De reiziger kan bij beëindiging van de pakketreis worden verplicht tot betaling van een passende en gerechtvaardigde beëindigingsvergoeding aan de organisator. De door De Jong Intra in rekening gebrachte annuleringskosten kunnen onder een dergelijke beëindigingsvergoeding worden verstaan. De vraag die voorts dient te worden beantwoord is of de door De Jong Intra in rekening gebrachte annuleringskosten als “passend en gerechtvaardigd” kunnen worden beoordeeld. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
4.5.
De Jong Intra heeft gesteld dat de annuleringskosten redelijk zijn. De Jong Intra lijdt ten gevolge van deze annulering schade, omdat zij ten gevolge van het niet doorgaan van de overeenkomst in een nadeligere positie verkeert dan zij zou komen te verkeren indien de overeenkomst wel doorgang zou hebben gevonden. Gelet op het korte tijdsbestek tussen de annulering en de vetrekdatum, kon De Jong Intra die pakketreis niet meer verkopen terwijl wel door haar de nodige betalingen en werkzaamheden waren verricht. Dit leverde daarom voor De Jong Intra mede de gevorderde schade op. De annuleringskosten zijn een forfaitaire schadevergoeding die afhankelijk is gesteld van de hoogte van de reissom in verhouding tot het moment van annuleren. Hoe korter voor de aanvang van de reis er geannuleerd wordt, hoe hoger de annuleringskosten worden alsmede dat de schadevergoeding hoger uitvalt naar mate de reissom hoger is. Hiertegenover staat echter dat [gedaagde] de reis twee dagen na de boeking heeft geannuleerd. Dit had dus ook niet veel eerder gekund. Hier wordt door De Jong Intra echter geen rekening mee gehouden. Ook heeft De Jong Intra niet of onvoldoende onderbouwd welke kosten al zouden zijn gemaakt voor de reis van [gedaagde] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter nog meermaals aan de gemachtigde van De Jong Intra de gelegenheid gegeven tot een nadere onderbouwing van de passendheid en redelijkheid van een beëindigingsvergoeding van 75% van de hoofdsom. Deze onderbouwing bleef echter uit. Rekening houdend met de hiervoor besproken omstandigheden komt de kantonrechter tot het oordeel dat een beëindigingsvergoeding van 35% van de hoofdsom hier als passend en redelijk en daarmee als gerechtvaardigd kan worden beschouwd. De vordering van De Jong Intra zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 256,80 (zijnde 35% van de oorspronkelijke reissom van € 678,00 = € 237,30 + € 19,50 reserveringskosten).
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.6.
De Jong Intra maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aanspraak kan worden gemaakt zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. De Jong Intra heeft op 30 januari 2020 aan [gedaagde] een aanmaning verzonden, die voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. [gedaagde] heeft niet weersproken dat zij deze aanmaning heeft ontvangen, waardoor van de ontvangst van deze aanmaning door [gedaagde] wordt uitgegaan. Voorts staat vast dat [gedaagde] niet is overgegaan tot betaling van enig bedrag aan De Jong Intra. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 48,40 (inclusief btw).
4.7.
De gevorderde rente zal als onweersproken en op de wet gegrond worden toegewezen zoals hierna vermeld.
proceskosten
4.8.
[gedaagde] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van De Jong Intra tot vandaag vast op € 123,60 aan dagvaardingskosten, € 322,00 aan griffierecht en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 75,00 tarief). Dit is totaal € 595,60.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan de Jong Intra te betalen € 256,80 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 20 december 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van De Jong Intra tot vandaag vastgesteld op € 595,60;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
50725