In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de afwijzing van haar WIA-aanvraag. Eiseres, die als verkoopmedewerkster werkte, had zich op 7 november 2016 ziekgemeld na een verkeersongeval. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 18 maart 2019, heeft het UWV op 3 september 2020 de aanvraag afgewezen, met als argument dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 7 juni 2021. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 mei 2022, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoorplicht niet is geschonden, ondanks de claim van eiseres dat zij niet gehoord was. De rechtbank oordeelde dat het UWV op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen mocht besluiten over de arbeidsongeschiktheid van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-aanvraag door het UWV standhoudt. Eiseres krijgt geen proceskosten vergoed, omdat zij in het ongelijk is gesteld.