ECLI:NL:RBROT:2022:3956

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
ROT 21/3915
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en beoordeling arbeidsongeschiktheid door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de afwijzing van haar WIA-aanvraag. Eiseres, die als verkoopmedewerkster werkte, had zich op 7 november 2016 ziekgemeld na een verkeersongeval. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 18 maart 2019, heeft het UWV op 3 september 2020 de aanvraag afgewezen, met als argument dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 7 juni 2021. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 mei 2022, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoorplicht niet is geschonden, ondanks de claim van eiseres dat zij niet gehoord was. De rechtbank oordeelde dat het UWV op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen mocht besluiten over de arbeidsongeschiktheid van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-aanvraag door het UWV standhoudt. Eiseres krijgt geen proceskosten vergoed, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3915

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Procesverloop

Met het besluit van 3 september 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 7 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teams-zitting van 4 mei 2022. Eiseres was niet aanwezig maar heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als verkoopmedewerkster bij een dierenwinkel. Zij heeft zich op
7 november 2016 wegens fysieke klachten als gevolg van een verkeersongeval ziekgemeld voor dit werk.
2. Op 18 maart 2019 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV. Met de brief van 15 april 2019 heeft het UWV eiseres laten weten dat de werkgever zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. Het UWV heeft in deze brief ook vermeld dat de periode dat eiseres recht heeft op loon daarom wordt verlengd tot 2 juni 2020.
3. Met de brief van 29 april 2020 heeft het UWV aan eiseres laten weten de aanvraag voor de WIA-uitkering in behandeling te nemen. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
4. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 3 juni 2020 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 0%.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

6. Eiseres is het niet met het UWV eens. Eiseres voert aan dat de hoorplicht is geschonden. In het bezwaarschrift van 28 september 2020 heeft zij uitdrukkelijk aangegeven gebruik te willen maken van haar recht om gehoord te worden. Eiseres stelt verder dat het UWV onzorgvuldig en nalatig heeft gehandeld. Haar medische situatie is slechter en zij heeft meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Eiseres verwijst ter onderbouwing van haar stellingen naar een e-mail van de bedrijfsarts van 24 maart 2021. De bedrijfsarts stelt dat de geduide functies ongeschikt zijn gelet op de beperkingen van eiseres. Zij vindt dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is als gevolg van ernstige beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren. Verder stelt eiseres dat haar aanvraag voor een WIA-uitkering gehonoreerd dient te worden omdat haar klachten recent zijn toegenomen en zij gerichte behandelingen ondergaat. Eiseres verzoekt de rechtbank om deze zaak terug te verwijzen naar het UWV gelet op de schending van de hoorplicht. Eiseres geeft aan dat er nog een poging wordt ondernomen om met het UWV tot geschilbeslechting te geraken. Eiseres verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren met veroordeling van het UWV in de kosten.

Waarover het gaat in deze zaak

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op
3 juni 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

8. In het bezwaarschrift van 28 september 2020 heeft eiseres uitdrukkelijk aangegeven gebruik te willen maken van haar recht op een hoorzitting. Het UWV stelt zich op het standpunt dat de gemachtigde van eiseres in een telefoongesprek van 1 april 2021 heeft afgezien van het recht om te worden gehoord. Ter onderbouwing heeft het UWV de telefoonnotitie van dat gesprek in beroep overgelegd. De inhoud van deze telefoonnotitie wordt door eiseres betwist in het aanvullend beroepschrift van 29 oktober 2021. Zij voert aan dat tijdens dit telefoongesprek alleen is besproken dat haar werkgever zich terugtrekt uit de procedure. Naar het oordeel van de rechtbank geeft dit geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de telefoonnotitie. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat geen voldoende verklaring is te geven - ook niet na de zitting - voor het feit dat een gesprek dat alleen zou zijn gegaan over de deelname van de werkgever zou hebben kunnen leiden tot de conclusie dat eiseres afziet van een hoorzitting. Dat betekent dat de rechtbank op grond van de telefoonnotitie aanneemt dat eiseres toestemming heeft verleend om af te zien van de hoorzitting. Er is dus geen sprake van schending van de hoorplicht.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij heeft beschreven dat eiseres vanwege fibromyalgie, syndroom van Tietze (pijn op de borst) en handartrose beperkingen heeft. Eiseres is beperkt op het gebied van langdurige eenzijdige repeterende belasting van spiergroepen, bovenmatige fysieke inspanning en bovengemiddeld stresserende omstandigheden. Daarnaast heeft de verzekeringsarts eiseres beperkt geacht voor onverwachte en abrupte bewegingen met haar bovenlichaam en zware handfuncties.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 4 juni 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de bedrijfsarts bestudeerd. Er heeft geen hoorzitting dan wel spreekuurcontact plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
12. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres vanwege fibromyalgie, syndroom van Tietze en handartrose beperkingen heeft. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 4 juni 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat eiseres uitgebreid lichamelijk en psychisch is onderzocht door een geregistreerd verzekeringsarts. Hij stelt vast dat er daarbij geen diagnoses zijn gemist en dat er passende beperkingen zijn aangenomen voor hetgeen medisch is geobjectiveerd. Vervolgens stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er niet nieuws is aangevoerd en dat er geen nieuwe medische informatie is ingebracht die volgens hem tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Verder voert hij aan dat de subjectieve beleving van eiseres niet leidend is. Hij benoemt dat er geen cognitieve stoornissen zijn geobjectiveerd, dat whiplash WAD1 geen beperkingen rechtvaardigt, dat er met fibromyalgie al in hoge mate rekening is gehouden en dat ook het syndroom van Tietze geen extra beperkingen rechtvaardigt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep voert tevens aan dat er geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden, omdat geen van de uitzonderingsgevallen voor volledige arbeidsongeschiktheid van artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit van toepassing is. Ten slotte benadrukt hij dat bezwaar geen second opinion procedure is. Hij is van mening dat gezien het bovenstaande er geen reden is voor een spreekuurcontact.
15. Eiseres voert aan dat zij vanuit medisch perspectief niet in staat is om arbeid te verrichten. De door eiseres ingeschakelde bedrijfsarts stelt dat eiseres als gevolg van ernstige beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren als volledig arbeidsongeschikt moet worden aangemerkt.
16. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Een eventuele toename van de klachten van eiseres, leidt niet tot een ander oordeel nu die gestelde toename niet de situatie van rond de datum in geding weerspiegelt. Wat betreft de informatie van de bedrijfsarts blijkt uit het rapport van 4 juni 2021 dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze informatie heeft betrokken in zijn onderzoek. Hij stelt hierover terecht dat de bedrijfsarts haar stellingen niet heeft onderbouwd. Gelet hierop vindt de rechtbank het ook niet onbegrijpelijk dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nadere informatie heeft opgevraagd bij de door eiseres ingeschakelde bedrijfsarts. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiseres heeft dit niet gedaan. De rechtbank ziet gelet hierop geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling.
De arbeidskundige beoordeling
17. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

De conclusie van de rechtbank

18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 mei 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.