ECLI:NL:RBROT:2022:3936

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
71/022604-21/ 71/022699-21/ 71/022716-21 71/022721-21/ 71/297759-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake Encrochat-onderzoek en onderzoekswensen in strafzaken

Op 17 mei 2022 heeft de rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in de strafzaken tegen vijf verdachten, waarbij de onderzoekswensen van de verdediging zijn besproken. Deze beslissing is genomen naar aanleiding van een regiezitting op 21 april 2022, waarin de verdediging verzoeken indiende met betrekking tot het Encrochat-onderzoek. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de verkregen Encrochat-data beoordeeld, die zijn verkregen in het kader van het onderzoek 26Lemont. De rechtbank concludeert dat de verkregen data rechtmatig zijn en dat er geen aanwijzingen zijn voor onrechtmatigheden in het Franse opsporingsonderzoek. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de verdediging om getuigen te horen en om bepaalde processtukken te verstrekken beoordeeld. De verzoeken tot het horen van getuigen zijn deels toegewezen, terwijl andere verzoeken zijn afgewezen. De rechtbank heeft besloten om de witwasverdenking in de zaken tegen enkele verdachten af te splitsen van de overige ten laste gelegde feiten, om zo de voortgang van het onderzoek te waarborgen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is op dezelfde dag per e-mail aan de betrokken partijen verzonden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Mega 26Ringwood
Parketnummer [naam verdachte 1] : 71/022604-21
Parketnummer [naam verdachte 2] : 71/022699-21
Parketnummer [naam verdachte 3] : 71/022716-21
Parketnummer [naam verdachte 4] : 71/022721-21
Parketnummer [naam verdachte 5] : 71/297759-21
Datum beslissing: 17 mei 2022
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Tussenbeslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachten:
[naam verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats verdachte 1] op [geboortedatum verdachte 1],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 1],
raadsvrouw mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam,
[naam verdachte 2],
geboren te [geboorteplaats verdachte 2] op [geboortedatum verdachte 2],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 2],
raadsman mr. T. den Haan, advocaat te Amsterdam,
[naam verdachte 3],
geboren te [geboorteplaats verdachte 3] op [geboortedatum verdachte 3],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 3],
raadsman mr. J.E. Kötter, advocaat te Amsterdam,
[naam verdachte 4],
geboren te [geboorteplaats verdachte 4] op [geboortedatum verdachte 4],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 4],
raadsvrouw mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam,
[naam verdachte 5],
geboren te [geboorteplaats verdachte 5] op [geboortedatum verdachte 5],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 5],
raadsvrouw mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam.

1..Algemeen

Deze tussenbeslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2022. Op deze regiezitting in de mega 26Ringwood zijn de door de verdediging vooraf ingediende en de op de zitting kenbaar gemaakte onderzoekswensen besproken.
De overwegingen die hierna volgen en alle beslissingen die daaruit voortvloeien zijn, gelet op de functie binnen deze strafzaak en het moment waarop ze zijn genomen, in deze tussenbeslissing voorlopig van aard. Daar komt nog bij dat het voorbereidend onderzoek nog niet geheel is afgerond. Tijdens de inhoudelijke behandeling kunnen alle aspecten die dan nog relevant worden geacht door zowel de officier van justitie als de raadslieden opnieuw worden voorgelegd aan de rechtbank. Daarbij dienen ook dan standpunten en verzoeken duidelijk onderbouwd en gemotiveerd te zijn. De rechtbank zal die dan beoordelen in het kader van de beantwoording van de vragen uit de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De hierna vermelde beslissingen gelden, tenzij anders is vermeld, ten aanzien van alle verdachten.

2..Beslissingen ten aanzien van de onderzoekswensen

2.1.
Encrochat-gerelateerde verzoeken
2.1.1.
Inleiding
Hierna zal de rechtbank allereerst de voorlopige kaders schetsen die zij - op basis van het huidige dossier en de bespreking ter zitting tot nu toe - zal hanteren bij de beoordeling van onderzoekswensen ten aanzien van, kort gezegd, de rechtmatigheid van de verkrijging van de Encrochat-data in de zaak 26Ringwood.
In haar (huidige) toetsingskader met betrekking tot de onderzoekswensen betrekt de rechtbank ook het navolgende. De laatste jaren bleek in veel onderzoeken naar zwaardere vormen van criminaliteit, al dan niet in een georganiseerd verband, dat verdachten gebruikmaakten van zogenaamde PGP-toestellen. Encrochat was een van de aanbieders die diensten aanbood op het gebied van PGP-(tele)communicatie. Bij Encrochat lag het accent voor de gebruikers op beveiliging, inclusief het (kunnen) wissen van gegevens die, vanuit het perspectief van de gebruiker, niet in handen van derden - waaronder politie en justitie - mochten vallen. Het is in Nederland als zodanig toegestaan om PGP-apparatuur zoals een Encrochat-toestel te gebruiken voor datacommunicatie. Daar tegenover staat - zeker in algemene zin - dat, zodra passende rechterlijke machtigingen worden verleend, de opsporingsinstanties gerechtigd zijn om, met inachtneming van de voorwaarden die worden gesteld in/aan een dergelijke machtiging, de betreffende communicatie op te nemen/vast te leggen, te ontcijferen/ontsleutelen en vervolgens te gebruiken als bewijsmiddel in een strafrechtelijk onderzoek. Dergelijke inspanningen zijn - onder die condities - rechtmatig, en vormen pas aanleiding tot nader onderzoek door de rechter indien er (tenminste) een begin van aannemelijkheid aanwezig is dat er op concrete punten mogelijk sprake is geweest van handelen in strijd met die machtiging en/of van ander onrechtmatig handelen.
Toegespitst op dit onderzoek betekent dit het volgende. De in 26Ringwood gebruikte data zijn verkregen binnen het onderzoek 26Lemont (hierna: 26Lemont). In 26Lemont zijn deze data fysiek onder bereik van politie en justitie gekomen door de inzet in Frankrijk van onder Frans staatsgeheim vallend apparatuur, op basis van Franse rechterlijke machtigingen.
Deze machtigingen komen, zo begrijpt de rechtbank, in essentie neer op de bevoegdheden hacken/ontcijferen/ontsleutelen en het (daarbij) tappen/onderscheppen/vastleggen van telecommunicatiegegevens.
2.1.2.
De inzet van bevoegdheden in 26Lemont
Aan de rechtbank en de verdediging zijn inmiddels stukken uit 26Lemont beschikbaar gesteld. Deze beogen afdoende inzicht te verschaffen in de verkrijging van de Encrochat-data in het onderzoek 26Lemont. Ook wordt hierin uiteengezet op welke wijze de verdere verstrekking van deze (Encrochat)gegevens vanuit 26Lemont is verlopen aan (o.a.) 26Ringwood, en de voorwaarden die daarbij van kracht waren. Een van deze stukken is het proces-verbaal van 20 september 2020, waarin de rechter-commissaris - zo leidt de rechtbank binnen het huidige kader af - een uitgebreide en nadere toelichting geeft bij het verlenen van een machtiging in 26Lemont als bedoeld in art. 126uba Sv, in combinatie met een (machtiging tot het geven van een) bevel tot het opnemen van (tele)communicatie als bedoeld in art. 126t Sv. Deze machtigingen zijn door de rechter-commissaris verlengd op 28 april 2020, 21 mei 2020 en 18 juni 2020, telkens onder de voorwaarden die door de rechter-commissaris eerder waren verbonden aan de initiële machtiging. Ook heeft de rechter-commissaris in hetzelfde proces-verbaal uiteengezet op welke wijze en onder welke voorwaarden de in 26Lemont verkregen data door die zaaksofficieren mochten worden verstrekt aan (officieren van justitie van) andere strafrechtelijke onderzoeken.
De aanvullende voorwaarden die de rechter-commissaris stelde aan het mogen toepassen van deze bevoegdheid lijken te laten zien dat aan de zijde van de rechter-commissaris nadrukkelijk oog bestond voor de mogelijke (neven)effecten voor derden bij verstrekking van gegevens uit 26Lemont aan andere strafrechtelijke onderzoeken. Ook volgt uit deze stukken dat door de officieren van justitie van 26Lemont pas informatie is verstrekt aan de officier van justitie in het onderzoek 26Ringwood, nadat de rechter-commissaris daartoe uitdrukkelijk afzonderlijk toestemming had verleend.
De rechtbank stelt vast dat in 26Lemont machtigingen tot inzet van BOB-bevoegdheden zijn gebruikt uit titel V van het eerste boek van het Wetboek van Strafvordering. Titel V draagt als aanhef: bijzondere bevoegdheden tot opsporing voor het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband. Dit maakt dat er binnen 26Lemont onderzoek moest worden gedaan naar de verdenking dat een aantal personen in onderlinge samenhang strafbare feiten pleegden. Onderzoek 26Lemont ziet op de verdenking dat de verdachten in 26Lemont medeplichtig zijn geweest aan de strafbare gedragingen van (andere) personen tegen wie de verdenking luidt dat zij, op hun beurt, deelnemen aan een veelheid van
anderecriminele samenwerkingsverbanden waarvan de verdenking bestond dat zij delicten pleegden of voorbereidden als bedoeld in titel V
.Ook blijkt uit de aanvraag en verstrekking van de machtigingen in 26Lemont dat voor zowel officieren van justitie als voor de rechter-commissaris duidelijk was dat de informatie die zou worden verkregen door de inzet van de BOB-bevoegdheden in de zaak tegen Encrochat ook in strafrechtelijke zin van waarde zou kunnen blijken te zijn in andere strafrechtelijke onderzoeken. Een aantal andere strafrechtelijke onderzoeken is immers meteen al beschreven en meegenomen in de vorderingen en de daarbij behorende (aanvraag)processen-verbaal. Deze andere strafrechtelijke onderzoeken zijn ook meegenomen door de rechter-commissaris in de daarop verleende machtigingen. Hieruit blijkt al dat vanaf het begin ook is gedacht aan de mogelijkheden die de inzet van de bevoegdheden tegen Encrochat zou kunnen betekenen voor andere strafrechtelijke onderzoeken. Dat staat echter los van het zelfstandig strafrechtelijk onderzoek dat werd ingesteld naar de verdachten binnen het onderzoek tegen Encrochat, en dat steeds sprake is geweest van duidelijk te onderscheiden strafrechtelijke onderzoeken.
2.1.3.
Andere onderzoeken en vervolgtoetsing
Voor het onderzoek 26Ringwood heeft de rechter-commissaris op uitdrukkelijk verzoek van het openbaar ministerie op een later moment beoordeeld of de aard en omvang van de verdenking tegen het criminele samenwerkingsverband waar het onderzoek 26Ringwood op zag, het verstrekken van de in 26Lemont verkregen gegevens kon rechtvaardigen. Pas nadat de rechter-commissaris deze vraag bevestigend had beantwoord, werden de concrete onderzoeksresultaten ten aanzien van een beperkt aantal (samenhangende) Encrochat-accounts verstrekt aan het onderzoek 26Ringwood. De rechtbank ziet dat in onderzoek 26Ringwood aldus naast en in aanvulling op het bepaalde in art. 126dd Sv (overdracht informatie uit eerdere opsprongsonderzoeken tussen officieren van justitie onderling) een aanvullende rechterlijke toets is uitgevoerd door de rechter-commissaris, waarbij - in essentie - opnieuw is getoetst aan de vereisten voor het kunnen verlenen van een machtiging ex art. 126uba Sv. Tot op heden is niet gebleken van meer verband tussen de onderzoeken 26Lemont en 26Ringwood dan dat een aantal verdachten in 26Ringwood gedurende enige tijd gebruiker is geweest van een Encrochat-toestel.
Gebruik van moderne communicatiemiddelen verloopt complex, zoals ook in 26Lemont. Terwijl de server van Encrochat zich bevond in Frankrijk, was dat niet het geval voor de gebruikers van de betreffende Encrochat-toestellen. Zij bevonden zich hoogstwaarschijnlijk in Nederland. Deze omstandigheid is echter een gevolg van de keuze van de verdachten voor Encrochat-toestellen, niet een bewuste keuze of bedoeling van de Franse (of Nederlandse) justitiële autoriteiten en/of politie. De rechtbank ziet om die reden voorshands in de wijze van handelen door de Franse justitiële autoriteiten geen bewuste inbreuk op de Nederlandse soevereiniteit of andere inbreuk op de Nederlandse rechtsorde. Nederland was bekend met de voorgenomen werkwijze, doordat (in elk geval) Nederlandse officieren en Nederlandse politieambtenaren kennis droegen van de voorgenomen werkwijze door de Franse justitiële autoriteiten. Daar komt nog bij dat de Nederlandse rechter-commissaris voorafgaand aan de inzet van de Franse bevoegdheden/machtigingen in 26Lemont, machtigingen als bedoeld in de artt. 126t Sv en 126uba Sv heeft verleend en verlengd gedurende de gehele periode dat - op basis van de Franse machtigingen - de Encrochat-data werden verkregen. De omstandigheid dat deze machtigingen uiteindelijk
niet behoefden te worden gebruiktvanwege de feitelijke uitvoering van de hack en tap in Frankrijk, lijkt dat niet anders te maken.
2.1.4.
Inbreuken in onderzoek 26Ringwood
Het hoeft geen betoog dat de vastlegging, de decryptie, de nadere analyse van de Encrochat-data en het verdere gebruik daarvan in een concreet opsporingsonderzoek inbreuken op konden leveren op het (grond)recht om vertrouwelijk te kunnen communiceren, maar ook in meer algemene zin inbreuken kunnen opleveren van art. 8 EVRM bij de gebruikers van dergelijke toestellen. De aard en omvang van de Franse en Nederlandse rechterlijke machtigingen lijken, mede gelet op de inhoud van de daaraan voorafgaande rechterlijke toetsingen, voorshands in alle opzichten een afdoende juridische basis voor deze inbreuken. Dat geldt ook voor de (latere) overdracht van de data van een aantal Encrochat-accounts vanuit 26Lemont naar het onderzoeksteam 26Ringwood. Die gegevens zijn immers pas verstrekt en gebruikt nadat de rechter-commissaris aanvullend en gericht had getoetst. Aldus zijn de rechten van (overigens op dat moment nog
anonieme) gebruikers van deze Encrochat-accounts aanvullend en zeer wezenlijk beschermd: de rechter-commissaris toetste voorafgaand aan de verstrekking van dergelijke data of dergelijke informatie zou worden gebruikt in een onderzoek naar strafbare feiten die vallen binnen voorwaarde 7 van de machtiging (voor zover in 26Ringwood van belang): “De vergaarde informatie/telecommunicatie zal slechts ter beschikking worden gesteld voor onderzoeken naar strafbare feiten die naar hun aard, in georganiseerd verband gepleegd of beraamd, een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken, (…)”. Aldus kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van een disproportioneel opsporingsmiddel.
De rechtbank leidt uit het bovenstaande af dat er tot op heden niets op wijst dat de via het JIT ontvangen Encrochat-data onrechtmatig zouden zijn verkregen. Tot een verdere toetsing acht de rechtbank zich tegen die achtergrond niet gehouden.
2.1.5.
Vertrouwensbeginsel en (door)werking art. 149b Sv
De rechtbank kent, in lijn met de vaste rechtspraak van de Hoge Raad, grote betekenis toe aan het vertrouwensbeginsel dat van toepassing is bij het vragen en verlenen van rechtshulp op basis van een verdrag. Dat geldt eens te meer indien het land waar de opsporingshandelingen zijn verricht partij is bij het EVRM, zoals in deze zaak: Frankrijk. De rechtbank mag, behoudens serieus te nemen aanwijzingen voor het tegendeel, ervan uitgaan dat de bevoegde Franse justitiële autoriteit, de onderzoeksrechter, de bij Franse wet toegekende bevoegdheden op een adequate, juridisch juiste en verdragsconforme wijze heeft toegepast. Uit het vertrouwensbeginsel vloeit verder voort dat de inhoud van stukken die zien op de (in Frankrijk) toegepaste opsporingsmethoden/-bevoegdheden, naar waarheid zijn opgesteld. Daardoor kunnen de (vertaalde) stukken die dienaangaande door het Openbaar Ministerie zijn overgelegd, dienen als afdoende basis voor de verdere beoordeling van de rechtmatigheid van de in Frankrijk ingezette opsporingsmiddelen/-methodieken. Er is geen begin van aannemelijkheid dat sprake is geweest van onrechtmatigheden bij het Franse opsporingsonderzoek. De verdediging heeft daartoe geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd en ook anderszins is van dergelijke feiten en omstandigheden niet gebleken. Het voorafgaande overleg en afstemming tussen Franse en Nederlandse Openbaar Ministerie en politie maken dit niet anders. De Nederlandse deelnemers aan dergelijke overleggen wisten immers dat de verleende (Nederlandse) machtigingen niet konden worden geëffectueerd bij gebrek aan technische (hulp)middelen om de hack/decryptie en tap te kunnen uitvoeren; evenzeer was in Nederland bekend dat die in Frankrijk wel aanwezig waren. Voor misbruik van bevoegdheden bij het opsporingsonderzoek vanuit Nederland ziet de rechtbank, anders dan de verdediging, geen enkele aanwijzing.
2.1.6.
Toevoegen overeenkomst Joint Investigation Team en stellen van prejudiciële vragen?
De rechtbank ziet op basis van het bovenstaande geen verdedigingsbelang voor het toevoegen van de JIT-overeenkomst aan de dossierstukken. Het JIT is een bijzondere regeling van internationale rechtshulp, waarbij verkregen informatie meteen kan worden gedeeld. Dit gegeven raakt niet aan de rechtmatigheid van de verkrijging van de data in het onderzoek 26Lemont. Hetgeen hierboven is overwogen t.a.v. art. 8 EVRM maakt dat evenmin een verdedigingsbelang aanwezig is ter zake het stellen van prejudiciële vragen.
Beide verzoeken zullen daarom worden afgewezen.
2.1.7.
Aanvullende mogelijkheid voor toetsing van de rechtmatigheid en volledigheid van het dossier?
Bij dit alles geldt uiteraard wel dat de verdediging niet alleen in afdoende mate de rechtmatigheid van de verkrijging van de Encrochat-data moet kunnen toetsen, maar ook of de op dit punt in het dossier opgenomen stukken een volledig en evenwichtig beeld bieden van de vastgelegde datacommunicatie tussen bepaalde Encrochat-accounts.
In deze zaak zijn aan de verdediging inmiddels de initiële Nederlandse machtigingen en onderliggende vorderingen uit 26Lemont, na een rechterlijke toets ex 149b Sv, toegevoegd aan het strafdossier en zijn daarmee beschikbaar gekomen voor de raadslieden. Ook zijn o.a. vertalingen van Franse bevelen/machtigingen toegevoegd.
Aldus kunne zowel rechtbank als verdediging de inhoud van die stukken betrekken bij de voorbereiding van de zaak en, in het verlengde daarvan, de verdediging en kan de verdediging de gang van zaken dienaangaande toetsen.
Daarmee is het tweede punt echter nog niet adequaat vorm gegeven. Om die reden zal de rechtbank het volgende bepalen. De verdediging dient de beschikking te krijgen over de complete dataset die vanuit 26Lemont is verstrekt aan het onderzoeksteam 26Ringwood vanuit 26Lemont. De verdediging kan, indien zij dit wenst, met behulp van het door het NFI ontwikkelde bevragingssysteem Hansken de gelegenheid krijgen om deze (complete) dataset te bevragen/onderzoeken. Op die wijze zal de verdediging in de gelegenheid worden gesteld het gevormde dossier te toetsen op, kort gezegd, volledigheid en evenwichtigheid. Hierna zal de rechtbank uiteenzetten op welke wijze zij deze toetsingsmogelijkheid mogelijk wil maken. Van de verdediging wordt verwacht dat zij op korte termijn zelf initiatief ontplooit om - in samenspraak met de zaaksofficier van justitie - die onderzoeksmogelijkheid aan de dataset uit te voeren. De verdediging is uiteraard niet verplicht om hiertoe over te gaan: de rechtbank wil alleen passende kaders creëren om een dergelijk aanvullend onderzoek mogelijk te maken. De rechtbank bepaalt dat de complete dataset die is verstrekt vanuit 26Lemont zal worden verstrekt aan de verdediging. Zij verzoekt de officier van justitie om de voorzitter te informeren zodra de data zijn verstrekt aan de verdediging. De rechtbank ziet vooralsnog geen reden om de dataset toe te voegen aan het dossier. De rechtbank heeft uit andere onderzoeken met een Encrochat-aspect afgeleid dat deze dataset met behulp van het zoeksysteem Hansken op adequate wijze kan worden onderzocht door de verdediging. De rechtbank gaat er van uit dat de officier van justitie en de verdediging in goed onderling overleg tot een passende werkwijze zullen kunnen komen. Indien de verdediging stukken toegevoegd wil zien aan het dossier, geldt de navolgende procedure. De verdediging doet ten aanzien van de toe te voegen data een gemotiveerd en gespecificeerd verzoek aan de officier van justitie. Indien de officier van justitie het verzoek inwilligt, worden de betreffende stukken toegevoegd aan het strafdossier van alle verdachten. Indien de officier van justitie daartoe niet of niet geheel wil overgaan, kan de verdediging zich wenden tot de voorzitter. De rechtbank gaat er vanuit dat de officier van justitie een eventuele afwijzende beslissing zal motiveren. Zo nodig wordt een korte (regie)zitting belegd. Bij dit alles gaat de rechtbank er vanuit dat deze data snel zullen worden verspreid en dat de verdediging binnen 3 weken na het verstrekken van de dataset zullen aangeven dat zij gebruik willen maken van de onderzoeksmogelijkheden die Hansken kan bieden bij de beantwoording van de bewijsvragen in dit dossier.
2.2.
Verzoek opmaken proces-verbaal in beslag genomen pillen
In de zaken tegen de verdachten [naam verdachte 1], [naam verdachte 2] en [naam verdachte 4] verzoekt de verdediging om een proces-verbaal waaruit blijkt welke in beslag genomen pillen waar zijn aangetroffen en of de op een bepaalde locatie aangetroffen pillen qua kleur en vorm overeenkomen met op (een) andere locatie(s) aangetroffen pillen. De verdediging heeft de rechtbank niet duidelijk gemaakt dat - en op welke wijze - dit onderzoek in redelijkheid van belang zou kunnen zijn voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en/of 350 Sv die de rechtbank in deze zaak dient te beantwoorden. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
2.3.
Verzoek data van de server uit Moldavië (in de zaak tegen de verdachte [naam verdachte 1])
De verdediging heeft verzocht om de tabel te ontvangen met logins en de data van de server uit Moldavië waarin de tijdstippen van de handelingen zijn vermeld.
Gelet op de e-mail van 25 april 2022 van het openbaar ministerie, waaruit blijkt dat de gevraagde tabel met logins en de data van Moldavië (de tabel maakt daar onderdeel van uit) door mr. Aalmoes opgehaald kan worden bij het onderzoeksteam van de politie te Driebergen, gaat de rechtbank ervan uit dat dit verzoek tussen openbaar ministerie en verdediging onderling en op passende wijze is afgehandeld, zodat de rechtbank geen beslissing meer op dit verzoek hoeft te nemen.
2.4.
Verhoor als verdachte van [naam verdachte 1] en [naam verdachte 5]
De verzoeken tot het horen van [naam verdachte 1] en [naam verdachte 5] als verdachte in hun eigen zaak, worden afgewezen. Dit gelet op het aanwezigheidsrecht van de verdachten ter terechtzitting en het feit dat de verdachten ter terechtzitting gehoord zullen worden. De rechtbank zou een (nader) politieverhoor echter wel op prijs stellen en nodigt zowel de verdediging als de officier van justitie uit daartoe het initiatief te nemen.
2.5.
Verhoor getuigen
Verzoek horen verdachten als getuige in elkaars zaken (in alle zaken, met uitzondering van [naam verdachte 5] in de zaken tegen [naam verdachte 1] en [naam verdachte 4])
De rechtbank ziet een verdedigingsbelang om de verdachten als getuige in elkaars zaken te horen. De verzoeken om de verdachten [naam verdachte 1], [naam verdachte 2], [naam verdachte 3], [naam verdachte 4] en [naam verdachte 5] als getuige in elkaars zaken te horen, worden dan ook toegewezen.
Dit geldt niet voor het horen van [naam verdachte 5] in de zaken van [naam verdachte 1] en [naam verdachte 4], aangezien de raadsvrouw van deze verdachten het verzoek tot het horen van [naam] in voornoemde zaken heeft ingetrokken ter terechtzitting van 21 april 2022.
Verzoek horen getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] (in de zaak tegen de verdachte [naam verdachte 5])
De rechtbank ziet, gelet op de toelichting en de verdere standpunten van zowel de verdediging als de officier van justitie, een verdedigingsbelang bij het horen van beide getuigen. Beide verzoeken zullen daarom worden toegewezen.
Verzoek horen getuige [naam getuige 3] (in de zaken tegen de verdachten [naam verdachte 1], [naam verdachte 3] en [naam verdachte 2])
De rechtbank ziet niet in op welk(e) punt(en) een nadere bevraging van belang zou kunnen zijn voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en/of 350 Sv in de zaken tegen de verdachten. De getuige [naam getuige 3] heeft ook niet belastend verklaard over de verdachten in deze zaak. Bij deze stand van zaken is er in redelijkheid geen verdedigingsbelang gemoeid met het horen van deze getuige, en daarom zal het verzoek worden afgewezen.
Verzoek horen getuige [naam getuige 4] (in de zaak tegen de verdachte [naam verdachte 4])
De verdediging heeft de rechtbank niet duidelijk gemaakt dat - en op welke wijze - het verhoor van deze getuige in redelijkheid van belang zou kunnen zijn voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en/of 350 Sv die de rechtbank in deze zaak dient te beantwoorden. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Verzoek horen getuige [naam getuige 5] (in de zaak tegen de verdachte [naam verdachte 4])
De verdediging heeft de rechtbank niet duidelijk gemaakt dat - en op welke wijze - het verhoor van deze getuige in redelijkheid van belang zou kunnen zijn voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en/of 350 Sv die de rechtbank in deze zaak dient te beantwoorden. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

3..Beslissing op verzoek afsplitsing witwasverdenking

De officier van justitie heeft gevorderd om de witwasverdenking in de zaken tegen de
verdachten [naam verdachte 1], [naam verdachte 3] en [naam verdachte 4] af te splitsen van de overige ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft kenbaar gemaakt dat het onderzoek naar de witwasverdenking nog zeker anderhalf jaar in beslag zal gaan nemen. Het gevolg hiervan is dat de rest van het onderzoek een onnodig lange vertraging op zou lopen.
Een beslissing tot afsplitsing of voeging kan door de rechtbank in elke stand van het onderzoek worden genomen en dient in het belang te zijn van het onderzoek. De rechtbank ziet in het bovenstaande een meer dan voldoende reden om over te gaan tot afsplitsing van de witwasverdenking in de zaken tegen de verdachten [naam verdachte 1], [naam verdachte 3] en [naam verdachte 4]. De daartoe strekkende vordering van de officier van justitie zal om die reden worden toegewezen.

4..BESLISSING

Ten aanzien van de Encrochat-gerelateerde verzoeken
De Encrochat-gerelateerde verzoeken worden afgewezen. Voor de onderbouwing van de afwijzing van deze verzoeken wordt verwezen naar hetgeen hiervoor is overwogen.
Ten aanzien van verzoek opmaken proces-verbaal in beslag genomen pillen
Het verzoek wordt afgewezen.
Ten aanzien van de verzoeken horen verdachten [naam verdachte 1] en [naam verdachte 5]
De verzoeken tot het horen van [naam verdachte 1] en [naam verdachte 5] als verdachten in hun eigen zaak, worden afgewezen.
Ten aanzien van de verzoeken tot het horen van getuigen
Het verzoek in de zaak tegen de verdachte [naam verdachte 1] tot het horen van [naam verdachte 2], [naam verdachte 4] en [naam verdachte 3] als getuige, wordt toegewezen.
Het verzoek in de zaak tegen de verdachte [naam verdachte 4] tot het horen van [naam verdachte 1], [naam verdachte 2] en [naam verdachte 3] als getuige, wordt toegewezen.
Het verzoek in de zaak tegen de verdachte [naam verdachte 4] tot het horen van [naam getuige 4] en [naam getuige 5] als getuige, wordt afgewezen.
Het verzoek in de zaak tegen [naam verdachte 5] tot het horen van [naam verdachte 1], [naam verdachte 2], [naam verdachte 3], [naam getuige 1] en [naam getuige 2] als getuige, wordt toegewezen.
Het verzoek in de zaak tegen de verdachte [naam verdachte 3] tot het horen van [naam verdachte 1], [naam verdachte 2], [naam verdachte 4] en [naam verdachte 5] als getuige, wordt toegewezen.
Het verzoek in de zaak tegen de verdachte [naam verdachte 2] tot het horen van [naam verdachte 3] en [naam verdachte 5] als getuige, wordt toegewezen.
Het verzoek in de zaken tegen de verdachten [naam verdachte 1], [naam verdachte 3] en [naam verdachte 2] tot het horen van [naam getuige 3] als getuige, wordt afgewezen.
De zaken
worden verwezen naar de rechter-commissarisbelast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde de hierboven genoemde toegewezen personen als getuige te horen.
Overige verzoeken
De overige verzoeken worden afgewezen.
Ten aanzien van de afsplitsing in de zaak tegen [naam verdachte 1], [naam verdachte 3] en [naam verdachte 4]
De rechtbank gelast de splitsing van feit 2 onder parketnummer 71/022604-21 ([naam verdachte 1]), feit 2 onder parketnummer 71/022716-21 ([naam verdachte 3]) en feit 3 onder parketnummer 71/022721-21 ([naam verdachte 4]) van de overige aan de verdachten ten laste gelegde feiten.
Deze beslissing is op 17 mei 2022 genomen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Deze beslissing zal op 17 mei 2022 via de e-mail worden verstuurd aan de officier van justitie en de raadslieden.