Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie, met producties;
- de door de advocaat van Bertens op 15 november 2021 toegestuurde aanvullende producties;
- de door de advocaat van Kropman op 19 november 2021 toegestuurde aanvullende producties;
- de mondelinge behandeling van 29 november 2021, waar spreekaantekeningen van de zijde van Bertens zijn voorgedragen en die behoren tot het procesdossier;
- de voortzetting van de mondelinge behandeling op 20 december 2021;
- de conclusie van repliek in reconventie, met producties;
- de akte wijziging van eis in reconventie;
- de conclusie van dupliek reconventie.
2..De feiten
3..De vordering in reconventie
4..De beoordeling
“Op 12 oktober 2020 heeft oplevering van het werk van Kropman plaatsgevonden.”Deze stelling, die is ingenomen (en zelfs herhaald na de brief van 15 januari 2021, in antwoord op de brief van de advocaat van Kropman van 22 december 2020 (zie rechtsoverweging 2.7)) nadat Kropman in de dagvaarding onder randnummer 21 heeft vermeld dat het werk op 12 oktober 2020 is opgeleverd, heeft te gelden als een gerechtelijke erkentenis in de zin van artikel 154 Rv. Bertens heeft niet gesteld, noch onderbouwd dat deze erkentenis door een dwaling of niet in vrijheid is afgelegd, zodat van herroeping geen sprake kan zijn. Gelet op het voorgaande kan de rechter niet tot een ander oordeel komen dan dat het werk op 12 oktober 2020 is opgeleverd.
“nader overleg voorlopig aanname”. Er kan daarom niet vanuit worden gegaan dat partijen 6 maart 2020 (definitief) als uiterste opleverdatum zijn overeengekomen.