ECLI:NL:RBROT:2022:391

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
19.753 FT RK
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzettingsverzoek van faillissement naar wettelijke schuldsaneringsregeling toegewezen

Op 19 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die op 25 februari 2020 failliet was verklaard, een verzoekschrift heeft ingediend tot opheffing van zijn faillissement en gelijktijdig de toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft verzocht. Tijdens de zitting op 17 januari 2022 zijn zowel verzoeker als de curator gehoord. De curator, mr. J.O. Bijloo, heeft in zijn advies en ter zitting positief geadviseerd over het omzettingsverzoek, waarbij hij aangaf dat verzoeker in staat is om zijn verplichtingen vanuit de schuldsaneringsregeling na te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verificatievergadering heeft plaatsgevonden en dat het faillissement niet op eigen aangifte is uitgesproken. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet eerder een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling heeft kunnen indienen door omstandigheden die hem niet te verwijten zijn. De rechtbank concludeert dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek en dat hij de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling goed zal nakomen, mede door de ondersteuning van zijn schuldhulpverlener. De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van het faillissement toegewezen en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Tevens zijn de kosten van de curator vastgesteld en zijn de benoemingen van de rechter-commissaris en bewindvoerder gedaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling na faillissement
insolventienummer: [nummer])
uitspraakdatum: 19 januari 2022
[naam verzoeker],
wonende te [adres 1]
[woonplaats],
verzoeker,
curator: mr. J.O. Bijloo.

1..De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn op 25 februari 2020 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Verzoeker en de curator zijn gehoord ter terechtzitting van 17 januari 2022.
Ter terechtzitting van 17 januari 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • [naam verzoeker], verzoeker;
  • mevrouw H. Atceken, die optreedt als tolk voor verzoeker;
  • de heer mr. J.O. Bijloo, werkzaam bij Windt Le Grand Leeuwenburgh Advocaten, curator;
  • mevrouw T. Sommer, werkzaam bij Windt Le Grand Leeuwenburgh Advocaten;
  • mevrouw L.S.M. Pocorni, werkzaam als maatschappelijk werker bij de gemeente Rotterdam;
  • [naam], ex-echtgenoot van verzoeker.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

Zowel in zijn advies als ter zitting heeft de curator aangegeven positief tegenover het omzettingsverzoek van verzoeker te staan. Voorts heeft de curator aangegeven dat hij verzoeker voldoende in staat acht om zijn verplichtingen vanuit de schuldsaneringsregeling na te kunnen komen.
Ter zitting heeft mevrouw Sommer verklaard dat verzoeker tot op heden zijn inkomsten, boven het vrij te laten bedrag, aan de faillissementsboedel heeft afgedragen. Voorts heeft zij verklaard vanuit de Gemeente Belastingen Rotterdam een beschikking te hebben ontvangen waaruit blijkt dat de vordering die thans op de crediteurenlijst vermeld staat voor een bedrag van € 18.714,30 (uit 2021) op nihil is gesteld.
Mevrouw Pocorni heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat verzoeker voldoende hulp heeft om aan zijn verplichtingen vanuit de schuldsaneringsregeling te kunnen voldoen (ondanks dat hij de Nederlandse taal niet voldoende machtig is), zowel vanuit de gemeente Rotterdam als daarbuiten. Hij zal deze ondersteuning blijven krijgen na toelating.
Voorts heeft mevrouw Pocorini ter zitting bevestigd dat er, ten tijde van de behandeling van het faillissementsrekest, geen ondersteuning vanuit de gemeente Rotterdam beschikbaar was om verzoeker en diens ex-echtgenoot (destijds nog zijn echtgenoot) op korte termijn te helpen met het indienen van een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Mevrouw bevestigt hetgeen naar voren is gebracht in het advies van de curator, waaronder het feit dat verzoeker zou zijn geadviseerd om eerst het faillissement te laten uitspreken en daarin later om omzetting te verzoeken.
Verzoeker heeft aangegeven dat hij in het kader van zijn re-integratieplan eens per twee weken vanuit het UWV een gesprek heeft over de wijze waarop hij zich bij een (potentiële) werkgever dient te gedragen. Voorts heeft hij aangegeven dat hij eens per drie maanden, ter medische controle, een afspraak heeft bij zijn behandelend arts. Verzoeker gebruikt thans medicatie, onder meer voor de klachten die hij ondervindt van zijn posttraumatische stress-stoornis.

3..De beoordeling

Alvorens tot inhoudelijke behandeling van het verzoekschrift over te gaan, dient de vraag te worden beantwoord of verzoeker een beroep op artikel 15b, eerste lid van de Faillissementswet (hierna: Fw) toekomt. De voorwaarde die de wet in artikel 15b, eerste lid, Fw stelt, is dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Fw geen verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend of indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar. Daarnaast stelt de wet als voorwaarde dat geen verificatievergadering is gehouden noch dat de rechter-commissaris een beschikking als bedoeld in artikel 137a, eerste lid, Fw heeft gegeven.
De rechtbank stelt vast dat het faillissement niet op eigen aangifte van schuldenaar is uitgesproken. Voorts stelt de rechtbank vast dat geen verificatievergadering is gehouden noch dat de rechter-commissaris een beschikking als bedoeld in artikel 137a, eerste lid, Fw heeft gegeven. Tot slot stelt de rechtbank vast dat verzoeker voordat hij failliet werd verklaard geen verzoekschrift zoals bedoeld in artikel 284 Fw (hierna: wsnp-verzoek) heeft ingediend.
De stellingen van verzoeker over het niet eerder (kunnen) indien van een verzoekschrift tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, worden ondersteund door de griffiers aantekeningen van de faillissementszitting. Ten tijde van de faillissementszitting heeft de advocaat van verzoeker aangegeven dat de gemeente op dat moment aangaf op korte termijn geen schuldhulpverleningstraject voor verzoeker te kunnen starten en dat eerst maatschappelijke ondersteuning zou moeten worden opgestart. Gelet op het hetgeen verzoeker en curator naar voren hebben gebracht concludeert de rechtbank dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat verzoeker wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Fw geen wsnp-verzoek heeft ingediend. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk weten te maken dat de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat hij, voorafgaand aan de faillissementszitting, geen wsnp-verzoek heeft ingediend, hem niet te verwijten zijn.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek.
Daarnaast acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat verzoeker de gedurende de schuldsaneringsregeling op hem rustende verplichtingen goed zal nakomen, mede door de hulp die hij ontvangt van zijn schuldhulpverlener bij de gemeente Rotterdam.
De rechtbank is voorts van oordeel dat er geen, althans onvoldoende, grond is gebleken voor afwijzing van het verzoek tot opheffing van het op 25 februari 2020 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen en het salaris van de curator en de verschotten vaststellen.

3..De beslissing

De rechtbank:
- heft het faillissement van verzoeker op;
- stelt het totaalsalaris en de verschotten van de curator
definitiefvast op € 17.022,44 (inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van schuldenaar;
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[naam verzoeker],geboren op [geboortedatum verzoeker] te [geboorteplaats verzoeker],
wonende te [adres 1],
[woonplaats];
voorheen handelend onder de naam [naam café],
voorheen zaakdoende aan het [adres 2];
- benoemt in de schuldsaneringsregeling van schuldenaar tot rechter-commissaris
mr. F. Damsteegt-Molier;
- en stelt aan tot bewindvoerder W.P. Groenendijk,
postadres: [postadres]
;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen