ECLI:NL:RBROT:2022:3909

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
C/10/636472 / JE RK 22-830 en C/10/636987 / JE RK 22-909
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2022 uitspraak gedaan in een jeugdzorgzaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van één jaar, en een verzoek van de vader om een schriftelijke aanwijzing van de GI te vervallen te verklaren. De ouders van de kinderen zijn gescheiden en hebben moeite om afspraken te maken over de zorg en opvoeding van hun kinderen, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en dat de kinderen hier de dupe van zijn. De schriftelijke aanwijzing die aan de vader was gegeven, werd onterecht geacht, omdat de vader zich aan zijn afspraken hield, terwijl de moeder dit niet deed. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing ten aanzien van de vader vervallen verklaard, maar heeft tegelijkertijd de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd, omdat begeleiding van de GI noodzakelijk is om de ouders te helpen bij het maken van duidelijke afspraken. De kinderrechter heeft benadrukt dat beide ouders compromissen moeten sluiten en open moeten staan voor alternatieven om de situatie te verbeteren.

De beslissing van de kinderrechter houdt in dat de ondertoezichtstelling van de kinderen is verlengd tot 28 juni 2023, en dat de kosten van het geding worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/636472 / JE RK 22-830 en C/10/636987 / JE RK 22-909
datum uitspraak:
25 april 2022 (waar het betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling)
9 mei 2022 (waar het betreft de vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing)
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
en

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat mr. S. van Reeven-Özer,
tegen

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats moeder] ,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de vader van 8 april 2022 met zaaknummer C/10/636472, bij de griffie ingekomen op datum onbekend;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 12 april 2022 met zaaknummer C/10/636987, ingekomen bij de griffie op 19 april 2022;
- het verweerschrift van de GI van 21 april 2022, ingekomen bij de griffie op 22 april 2022;
Op 25 april 2022 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. S. van Reeven-Özer,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .
[voornaam minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 22 juni 2021 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 28 juni 2022.
De GI heeft op 25 maart 2022 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Hierin is het volgende opgenomen:
‘Vanaf dagtekening van de aanwijzing wordt de bezoekregeling uitgevoerd zoals dit in het
ouderschapsplan wordt beschreven. Dit luidt als volgt: “artikel 3.4 Vader haalt de kinderen bij moeder, moeder haalt de kinderen op bij vader. Als een van de twee niet kan zal er onderling geruild worden of zal er een vergoeding gegeven worden.”. De GI interpreteert dit als volgt:
vader haalt [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] op vrijdagmiddag op bij moeder. Moeder haalt [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] op
zondagmiddag op bij vader. Wanneer de verantwoordelijke ouder hiermee instemt kan het
vervoer door de andere ouder worden gedaan. Hierbij wordt er een vergoeding betaald aan de andere ouder. Indien de andere ouder niet akkoord gaat met de vergoeding kan het
vervoer niet door deze ouder worden uitgevoerd. De verantwoordelijkheid van het vervoer
ligt dan bij de ouder zoals hierboven beschreven. Op de woensdag voor het bezoek dient
overeen te zijn gekomen hoe het vervoer zal worden geregeld.’

Het verzoek

Het verzoek met zaaknummer C/10/636472 / JE RK 22-830:
De vader heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing van 25 maart 2022 vervallen te verklaren.
Tevens heeft de vader verzocht de moeder te veroordelen om de regeling ter zake het vervoer van de kinderen in het kader van de zorgregeling, zoals opgenomen onder artikel 3.4 van het
ouderschapsplan dat door ouders is getekend en welke is bekrachtigd in de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda d.d. 5 oktober 2021, na te komen, in die zin dat de moeder de kinderen na afloop van de contactregeling bij de vader dient op te halen, op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat de vrouw weigerachtig blijft om deze regeling uit te voeren, althans een zodanige regeling te geven die Uw rechtbank in goede justitie oordelend redelijk en juist acht.
De vader heeft eveneens verzocht de GI te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
Het verzoek met zaaknummer C/10/636987 / JE RK 22-909:
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van één jaar.

De standpunten

De GI heeft haar verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is sprake van echtscheidingsproblematiek. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bevinden zich in de strijd die ouders met elkaar voeren. Hierdoor is er sprake van een loyaliteitsconflict. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd, omdat het de ouders niet lukt in het belang van de kinderen te communiceren. In het ouderschapsplan staan zaken waar volgens de ouders onduidelijkheid over bestaat. De onduidelijkheid ziet met name op de vervoersregeling, waarover dan ook de schriftelijke aanwijzing is gegeven. Het is van belang dat er in de komende periode duidelijkheid ontstaat over het ouderschapsplan en dat de ouders leren communiceren in het belang van de kinderen. De ouders mogen de kinderen niet belasten met de conflicten die tussen hen spelen. Om deze reden heeft de GI verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen.
De GI heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader. De GI heeft geconstateerd dat het de ouders niet lukt om tot een overeenkomst te komen voor wat betreft de reiskostenvergoeding. Het conflict hieromtrent heeft ervoor gezorgd dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hun vader al enige tijd niet hebben kunnen zien. Beide ouders hebben het gezag en moeten dus gezamenlijk komen tot een regeling waar zij beiden achter staan. De GI erkent dat het haar verantwoordelijkheid is om, wanneer de ouders er samen niet uitkomen, de ouders te begeleiden tot een oplossing. Voorop hierin staat het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
Door en namens de vader is zijn verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er wordt al een lange tijd tussen de ouders geprocedeerd, omdat het hen niet lukt om gezamenlijk afspraken te maken en overeenstemming te bereiken over allerlei zaken. Uiteindelijk is een ouderschapsplan opgesteld met als doel duidelijkheid voor de ouders en voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De afspraken zijn kort geleden gemaakt, maar deze afspraken worden nu al niet meer nageleefd door de moeder. De vader haalt volgens afspraak de kinderen op bij de moeder. Echter, de moeder zorgt er niet voor dat de kinderen vervolgens weer bij de vader worden opgehaald. Evenmin is de moeder bereid de reiskosten van de vader te vergoeden tegen een bedrag van €35,00. De vader heeft niet voldoende financiële middelen om de kinderen altijd te halen en te brengen. De vader heeft begrip voor de lastige omstandigheden van de moeder. De vader heeft altijd oplossingen aangeboden die de moeder op haar beurt niet heeft geaccepteerd. Hierdoor voelt het voor de vader alsof de problemen van de moeder bij hem worden neergelegd, terwijl het probleem feitelijk bij de moeder ligt. Zij komt immers de afspraken niet na. De vader en de kinderen zijn hier de dupe van. De vader sluit compromissen. Van de moeder mag verwacht worden dat zij dit ook doet. Nu de vader zich wel houdt aan de gemaakte afspraken, is het voor hem onbegrijpelijk waarom de schriftelijk aanwijzing mede aan hem is gericht. Daarbij komt dat de vader, door het niet nakomen van de afspraken aan moederszijde, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] al enkele weken niet heeft gezien. Dit is uiteraard niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
De vader is het eens met het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen. Dit is nodig om gezamenlijk tot afspraken te komen, maar het is wel van belang dat de GI doorpakt in de stappen die gezet zijn. Het afgelopen jaar heeft de vader actieve begeleiding vanuit de GI gemist.
De moeder erkent dat er problemen zijn rondom het vervoer bij de omgang. Echter, bij de moeder spelen meerdere beperkingen waar rekening gehouden mee moet worden. De moeder is blind en kan dus zelf de kinderen niet ophalen bij de vader. Tot voor kort reed de oma mz naar de vader om hen op te halen. De oma mz kampt inmiddels met hartfalen, waardoor zij dit niet meer kan doen. De moeder heeft hiervoor nog geen structurele oplossing gevonden. De buurman kan af en toe voor haar rijden, maar niet structureel. Er is op dit moment geen andere oplossing dan dat de vader de kinderen zowel ophaalt als terugbrengt en dat de moeder de vader deze vervoerskosten vergoedt. In het ouderschapsplan is destijds afgesproken dat de moeder de vader €20,- per keer moet vergoeden. De moeder is al akkoord gegaan met een verhoging en betaalt de vader nu €32,90 per keer. Voor de vader is dit nog steeds niet voldoende. De moeder kan het zich financieel niet veroorloven om nog meer te vergoeden. Dwangsommen zouden dit probleem alleen maar vergroten. De afspraken in het ouderschapsplan zijn onduidelijk. De onduidelijkheid ziet niet alleen op de vervoersregeling. Het probleem is veel groter. De moeder wil daarom dat er aan de hand van een nieuw traject opnieuw naar de afspraken gekeken wordt. De moeder vindt het belangrijk dat de omgang met beide ouders doorgang kan vinden. De moeder zou graag in gesprek gaan middels een nieuw hulpverleningstraject om op deze manier tot structurele afspraken te komen. De moeder is het eens met het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen, omdat veel zaken onduidelijk zijn. De gezinsvoogd moet blijven zodat in gezamenlijk overleg duidelijke afspraken gemaakt kunnen worden.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI een schriftelijke aanwijzing geven ter uitvoering van haar taak betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan voor de ondertoezichtstelling, of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Tegelijkertijd kan een door de wet toegelaten dwangmiddel worden verzocht bij niet-nakoming van deze aanwijzing, tenzij het belang van het kind zich tegen oplegging daarvan verzet. Op grond van artikel 1:264, eerste lid, van het BW kan de met het gezag belaste ouder de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat het de ouders sinds hun scheiding in 2017 niet lukt om gezamenlijk afspraken te maken. De communicatie tussen de ouders verloopt moeizaam. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zitten hier tussenin en zijn hier de dupe van. De strijd tussen de ouders, die zich mede uit door vele juridische procedures, is schadelijk voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Pas recent, te weten in oktober 2021, is het de ouders gelukt een ouderschapsplan op te stellen. Echter, na een vrij korte periode is al gebleken dat er over meerdere punten onduidelijkheid bestaat. Dit heeft tot gevolg dat afspraken niet worden nagekomen. Ook hier zijn de kinderen de dupe van.
De schriftelijke aanwijzing die aan beide ouders door de GI is gegeven ziet op de vervoersregeling met betrekking tot de omgang tussen de kinderen en de vader. In het ouderschapsplan is hierover het volgende opgenomen:
"Vader haalt de kinderen bij moeder, moeder haalt de kinderen op bij vader. Als een
van de twee niet kan, zal er onderling worden geruild of zal er een vergoeding worden
gegeven".
Door de moeder en de GI wordt niet betwist dat de vader zich aan zijn deel van de afspraak houdt. Immers, de vader haalt de kinderen zoals afgesproken op bij de moeder. Het is de moeder die zich niet aan haar deel van de afspraak houdt waardoor er discussie is ontstaan tussen de ouders. Vanwege de visuele beperking van de moeder is het begrijpelijk dat zij niet zelf de kinderen ophaalt bij de vader. Echter, het is wel haar verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de kinderen op een andere wijze (door iemand anders) bij de vader worden opgehaald en thuis worden gebracht. De oma mz heeft deze rol een tijd lang vervuld. Vanwege hartproblemen is zij hiertoe niet meer in staat. Hoewel de moeder hier uiteraard niets aan kan doen, ligt het wel op haar weg om iemand anders beschikbaar te vinden die de kinderen op kan halen. Dit is tot op heden nog niet gelukt. De tweede afspraak omtrent het vervoer ziet op de vergoeding van de ene ouder aan de andere ouder wanneer het hem of haar niet lukt om de kinderen op te halen. Nu de moeder nog niemand bereid heeft gevonden om de kinderen voor haar op te halen, is het aan de moeder om de vader te vergoeden voor de extra gemaakte reiskosten. Het is namelijk momenteel de vader die de kinderen zowel ophaalt als weer thuisbrengt. Voor de vader is dit geen structurele oplossing. De afstand is te groot en de kosten te hoog. Het lukt de ouders niet om overeenstemming te bereiken over het te betalen bedrag van de moeder aan de vader. Nu de schriftelijke aanwijzing niet ziet op het vaststellen van het te betalen bedrag, ligt het niet op de weg van de kinderrechter om een bedrag vast te stellen. Het is aan de ouders om hier samen, met begeleiding van de jeugdbeschermer, uit te komen. De jeugdbeschermer is geen mediator, maar heeft wel als taak en bevoegdheid om knopen door te hakken in het belang van de kinderen als dit de ouders niet lukt. Eveneens heeft de jeugdbeschermer de taak om de ouders te begeleiden en nader tot elkaar te laten komen om zo juridische procedures zoveel mogelijk te voorkomen.
Geconcludeerd kan worden dat de vader zijn deel van de afspraak omtrent het vervoer nakomt. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing door de GI onterecht aan de vader is gegeven. De kinderrechter zal dan ook de schriftelijke aanwijzing ten aanzien van de vader vervallen verklaren. Dit lost echter de problematiek tussen de ouders, het groter geheel, niet op. De kinderrechter is daarom tevens van oordeel dat een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De komende periode zullen de ouders met elkaar om tafel moeten om de reeds gemaakte afspraken te verduidelijken. Begeleiding van de jeugdbeschermer is hierbij noodzakelijk. De ouders zullen beiden compromissen moeten sluiten en open moeten staan voor alternatieven. Te denken valt bijvoorbeeld aan een wijziging van de zorgregeling om kosten uit te sparen, het betrekken van de gemeente of de mogelijkheden van het Openbaar Vervoer nader te bekijken. Hoe dan ook zal de moeder actiever haar best moeten doen om haar deel van de afspraken na te komen. Het kan en mag niet zo zijn dat de omgang tussen de vader en de kinderen niet plaatsvindt, omdat de moeder zich niet aan de afspraken houdt.
De kinderrechter ziet geen aanleiding om dwangsommen aan de moeder op te leggen, nu dit de belangen van de kinderen verder zal schaden.
De kinderrechter ziet eveneens geen aanleiding om de GI te veroordelen in de proceskosten van de vader nu door de vader en zijn advocaat geen onderbouwing is gegeven aan dit verzoek. De door de vader gemaakte kosten zijn niet gepreciseerd, noch zijn deze toegelicht. Nu het in deze zaak gaat om de belangen van minderjarige kinderen, de ouders met het gezag zijn belast en de GI met het toezicht is belast, ziet de kinderrechter geen aanleiding om af te wijken van hetgeen gebruikelijk is in procedures als de onderhavige en zal bepalen dat de kosten van het geding zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 28 juni 2023;
verklaart de schriftelijk aanwijzing d.d. 25 maart 2022 ten aanzien van de vader geheel vervallen;
wijst het resterende deel van het verzoek van de vader af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 april en 9 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking, waar het de verlenging van de ondertoezichtstelling betreft, kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.