ECLI:NL:RBROT:2022:390

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
21-1460
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de schuldsaneringsregeling voor verzoekster met betrekking tot schending van de inlichtingenplicht onder de Participatiewet

Op 17 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor verzoekster, die in het verleden de inlichtingenplicht heeft geschonden die geldt voor het ontvangen van een Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, waarbij zij is gehoord ter terechtzitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster verkeert in een toestand van betalingsonmacht en dat er onvoldoende gronden zijn voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de goede trouw van verzoekster in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. Hoewel verzoekster schulden heeft die zijn ontstaan door het niet naleven van de inlichtingenplicht, heeft zij aangetoond dat zij haar gedrag heeft veranderd en dat de kans op herhaling van de schending nihil is. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster de omstandigheden die hebben geleid tot haar financiële problemen onder controle heeft gekregen. Daarom is de rechtbank bevoegd om de schuldsaneringsregeling toe te passen, nu het centrum van haar voornaamste belangen in Nederland ligt. De rechtbank heeft mr. F. Damsteegt-Molier benoemd tot rechter-commissaris en heeft een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder toegewezen, voor zover de boedel dit toelaat. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 januari 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 17 januari 2022
[naam verzoekster],
[adres] ,
[woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster is gehoord ter terechtzitting van 17 januari 2022.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoekster verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zal kunnen voortgaan met betaling van haar schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de verzoekster dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoekster kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoekster voor wat betreft haar inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In het bijzonder heeft de rechtbank gekeken naar de schulden van verzoekster die zijn ontstaan doordat zij de inlichtingenplicht, die geldt voor de Participatiewet-uitkering, heeft geschonden. Verzoekster heeft nagelaten informatie te verstrekken ten aanzien van op haar rekening gestorte bedragen. Deze bleken te bestaan uit financiële steun die verzoekster ontving van haar moeder en vergaarde inkomsten uit de verkoop van tweedehands spullen via online platformen zoals Facebook en Marktplaats. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw en staan in beginsel aan toelating in de weg.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoekster de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Verzoekster ziet en erkent haar verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de financiële problemen en laat zien dat zij heeft geleerd van haar fouten. Tevens laat verzoekster zien dat zij haar gedrag heeft veranderd. De kans dat een dergelijke schending van de inlichtingenplicht nogmaals zou voorkomen is nihil en daarmee staat toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling voor verzoekster open.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt.

3..De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[naam verzoekster],
geboren op [geboortedatum verzoekster] te [geboorteplaats verzoekster] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. F. Damsteegt-Molier
en tot bewindvoerder [naam],
gevestigd te [postadres]
;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van T.I. van Dongen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2022.