ECLI:NL:RBROT:2022:3898

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
ROT 22/1972
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake inbeslagname van een hond en risico-assessment

Op 19 april 2022 gaf de burgemeester van Capelle aan den IJssel het bevel om de hond van verzoeker in beslag te nemen en te laten testen, omdat er een (dreigende) verstoring van de openbare orde zou zijn. Dit besluit werd op 20 april 2022 schriftelijk bevestigd. Verzoeker, die de hond gebruikt voor zijn werk als bewaker, maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter behandelde het verzoek op 11 mei 2022, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder door zijn gemachtigde en een kynologisch deskundige. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een ernstig bijtincident en dat de inbeslagname van de hond niet in verhouding stond tot de situatie. De voorzieningenrechter schorste het besluit van de burgemeester en droeg hem op de hond terug te geven aan verzoeker, met de bepaling dat het aanlijn- en muilkorfgebod na teruggave onverkort blijft gelden. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1972
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 mei 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. W.L. Bouritius),
en

de burgemeester van Capelle aan den IJssel, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J. van der Geer).

Procesverloop

Op 19 april 2022 heeft verweerder op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet het bevel gegeven om de hond ‘ [naam hond] ’ (hierna: de hond) in beslag te laten nemen en te laten testen (risico-assessment) in verband met een (dreigende) verstoring van de openbare orde. Dat besluit heeft verweerder op 20 april 2022 op schrift gesteld en bekend gemaakt.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verzoeker heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 mei 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [persoon A] en mr. C. Haak.

Overwegingen

1. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
Inleiding
2. Verzoeker is van beroep bewaker hondengeleider en maakt bij zijn werkzaamheden gebruik van de hond. Bij besluit van 10 maart 2022 heeft verweerder voor de hond een (kort) aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd omdat er op 26 januari 2022 een incident heeft plaatsgevonden waarbij de hond een andere hond en zijn eigenaar zou hebben gebeten.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. In die bezwaarprocedure heeft verzoeker een verslag van een kynologisch deskundige, [persoon B] , ingebracht. In dit verslag van 13 april 2022 staat onder meer dat de hond geen aanvalsgedrag of agressie vertoont naar andere honden en dat verzoeker de hond goed onder controle heeft en dat de hond goed naar hem luistert. [persoon B] is van mening dat de hond geen hinderlijk of gevaarlijk gedrag vertoont en adviseert om de muilkorfplicht te laten vervallen.
Spoedeisend belang
3.1.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift.
3.2.
De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Verzoeker stelt afhankelijk te zijn van de hond, omdat hij deze gebruikt voor het uitvoeren van zijn dagelijkse werkzaamheden als bewaker. Verzoeker heeft ter zitting toegelicht dat de andere door hem gehouden honden niet inzetbaar zijn bij zijn huidige werkzaamheden. Als gevolg van de inbeslagname van de hond kan verzoeker deze niet inzetten bij zijn werkzaamheden.
Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek inhoudelijk zal beoordelen.
Standpunten van partijen
4.1.
Verweerder heeft op 19 april 2022 het bevel gegeven om de hond in beslag te laten nemen en te laten testen door een kynologisch gedragstherapeut in verband met een (dreigende) verstoring van de openbare orde. Dit besluit is gebaseerd op een rapportage van gemeentelijke toezichthouders waarin is beschreven dat deze toezichthouders op
19 april 2022 hebben geconstateerd dat de hond zich, ondanks het opgelegde (kort) aanlijn- en muilkorfgebod, zich niet aangelijnd en gemuilkorfd op de openbare weg bevond.
4.2.
Verzoeker voert tegen het bestreden besluit aan dat het eerder opgelegde (kort) aanlijn- en muilkorfgebod ten onrechte was opgelegd. Hij wijst in dit verband op de onderzoeksresultaten van de door hem ingeschakelde kynologische gedragstherapeut. Ook bestrijdt hij de inhoud van de rapportage met betrekking tot het bijtincident op
26 januari 2022. Verder voert verzoeker aan dat er geen incident heeft plaatsgevonden op
19 april 2022. De hond heeft mogelijk de tussendeur geopend of deze had verzoeker misschien niet goed afgesloten waardoor de hond via de bergingsdeur buiten op zoek was gegaan naar zijn baasje. De hond is op appel direct naar verzoeker toegekomen en hij heeft de hond gelijk naar binnen gebracht. Er was geen sprake van een verstoring van de openbare orde. Op 19 april 2022 ging van de hond geen enkele dreiging uit. Het ging om een eenmalig incident, voor zover daarvan al kan worden gesproken. Verzoeker wijst er verder nog op dat in het besluit van 10 maart 2022 expliciet is opgenomen dat bij een nieuw bijtincident zal worden overwogen de hond in beslag te nemen. Van een nieuw bijtincident is in dit geval echter geen sprake, dus verweerder had de hond niet in beslag mogen nemen.
De inbeslagname van de hond en het laten testen van dit dier is in dit geval in strijd met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Verweerder had in dit geval kunnen volstaan met het geven van een waarschuwing of van een geldboete.
5. Het juridisch kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling van de gronden
6.1.
Op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet is verweerder bevoegd een hond in beslag te nemen indien deze de openbare orde verstoort of bij ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde door de hond. Dit is volgens artikel 7 van de Beleidsregel bijtincidenten honden (de Beleidsregel) het geval wanneer er sprake is van (zeer ernstige vrees voor het ontstaan van) een zeer ernstig bijtincident.
6.2.
Het bijtincident op 26 januari 2022 was naar het oordeel van verweerder kennelijk geen zeer ernstig bijtincident aangezien verweerder in het licht van zijn Beleidsregel in dat geval direct tot inbeslagname zou zijn overgegaan. Dat roept de vraag op op grond waarvan verweerder naar aanleiding van de gebeurtenis op 19 april 2022 tot het oordeel is gekomen dat het gedrag van de hond aanleiding geeft voor zeer ernstige vrees voor het ontstaan van een zeer ernstig bijtincident.
In de rapportage van toezichthouders over de gebeurtenis op 19 april 2022 staat dat de toezichthouders met verzoeker in de buurt van zijn woning in gesprek waren over zijn motoren. Tijdens dat gesprek maakte een buurtbewoner verzoeker erop attent dat de hond buiten liep. Verzoeker is vervolgens in versnelde pas richting zijn woning gelopen en heeft naar de hond gefloten om zijn aandacht te trekken en heeft de hond vervolgens naar zijn woning gebracht en de deur gesloten. Verzoeker stelt dat de hond waarschijnlijk de tussendeur had geopend of dat verzoeker deze niet goed had afgesloten als gevolg waarvan de hond via de bergingsdeur op zoek was gegaan naar zijn baasje. De hond was op dat moment volgens verzoeker niet aangelijnd en had geen muilkorf om omdat hij uit verzoekers woning kwam waar het gebod niet geldt. De voorzieningenrechter acht deze door verzoeker geschetste en door verweerder niet betwiste gang van zaken aannemelijk.
Uit de rapportage volgt niet dat het gedrag van de hond op 19 april 2022 een concreet aanknopingspunt geeft voor zeer ernstige vrees voor het ontstaan van een zeer ernstig bijtincident. Verweerder had op 19 april 2022 bovendien kennis van het verslag van de door verzoeker ingeschakelde kynologische gedragsdeskundige van 13 april 2022. Hoewel de door deze deskundige verrichte observatie van de hond kennelijk minder omvangrijk is dan het door verweerder beoogde onderzoek door deskundige van de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht, kan aan de observatie van de door eiser ingeschakelde deskundige niet alle betekenis worden ontzegd. Uit het verslag van 13 april 2022 blijkt dat de hond geen buitengewone of abnormale aandacht heeft voor andere honden en dat hij geen aanvalsgedrag of agressie vertoont naar andere honden. Daarnaast heeft verzoeker de hond volgens deze deskundige goed onder controle en luistert de hond goed naar verzoeker. Dit is op 19 april 2022 ook gebleken. Verder heeft verzoeker een verklaring van dierenarts
[persoon C] van Dierenartsenpraktijk Bodegraven ingebracht waarin staat dat de hond geen agressief gedrag vertoont.
Conclusie
7.1.
Concluderend geeft de gebeurtenis op 19 april 2022 geen concreet aanknopingspunt voor zeer ernstige vrees voor het ontstaan van een zeer ernstig bijtincident, terwijl uit het verslag van de door verzoeker ingeschakelde kynologische gedragsdeskundige en de dierenarts volgt dat de hond geen agressief gedrag vertoont. Onder deze omstandigheden betwijfelt de voorzieningenrechter of het standpunt van verweerder dat de gebeurtenis op
19 april 2022 tezamen met het bijtincident op 26 januari 2022 zeer ernstige vrees veroorzaakt voor het ontstaan van een zeer ernstig bijtincident, in bezwaar stand zal houden. Verder heeft verweerder na de zitting schriftelijk laten weten dat de hond pas op 2 juni 2022 - en niet medio mei - zal worden getest en dat de uitkomst van deze test op 6 juni 2022 bekend zal zijn. Gelet op de twijfel aan de rechtmatigheid van het gegeven bevel en gelet op het feit dat de test en de uitslag daarvan nog enige weken op zich laten wachten, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken nadat verweerder een beslissing op bezwaar zal hebben genomen. Dit betekent dat verweerder de hond direct aan verzoeker moet teruggeven. Het verzoek van eiser heeft geen betrekking op het door verweerder opgelegde aanlijn- en muilkorfgebod, dat daarom na teruggave van de hond aan eiser onverkort geldt.
7.2.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt hij dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7.3.
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2022.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage:

Gemeentewet

Artikel 172
1. De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde.
2. De burgemeester is bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen. Hij bedient zich daarbij van de onder zijn gezag staande politie.
3. De burgemeester is bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.
4. De commissaris van de Koning geeft, indien een ordeverstoring van meer dan plaatselijke betekenis dan wel ernstige vrees voor het ontstaan van zodanige ordeverstoring zulks noodzakelijk maakt, de burgemeesters in de provincie zoveel mogelijk na overleg met hen, de nodige aanwijzingen met betrekking tot het door hen ter handhaving van de openbare orde te voeren beleid. De aanwijzingen worden zo enigszins mogelijk schriftelijk gegeven.

De Beleidsregel bijtincidenten honden

Artikel 3 Gevaarlijke hond
1. De burgemeester acht een hond gevaarlijk, in de zin van artikel 2:59 APV, als er
sprake is van een ernstig bijtincident. Afhankelijk van de ernst van het incident kan
worden overgegaan tot inbeslagname van de hond, kan worden besloten tot het
opleggen van een aanlijn- en/of muilkorfgebod en/of andere passende maatregelen
genomen worden.
2. Het aanlijn- en muilkorfgebod geldt zolang de hond in leven is, met uitzondering van
artikel 5 derde lid.
Artikel 6 Inbeslagname door middel van (spoedeisende) bestuursdwang
1. Als de eigenaar/houder van een hond, welke op grond van artikel 3 van deze
beleidsregels door de burgemeester is aangemerkt als gevaarlijk, in strijd met het
aanlijn en/of muilkorfgebod handelt en de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt,
wordt de eigenaar/houder gevraagd om vrijwillig afstand te doen van de hond.
2. Wanneer de eigenaar niet vrijwillig afstand doet van zijn hond, kan de burgemeester
besluiten tot onvrijwillige inbeslagname van een hond op grond van artikel 5:31,
tweede lid Awb als de in het eerste lid genoemde situatie zich heeft voorgedaan. Er is
dan sprake van spoedeisende bestuursdwang.
3. De burgemeester kan overgaan tot inbeslagname van de hond wanneer herhaaldelijk
het aanlijn- en/of muilkorfgebod niet wordt nageleefd, en er sprake is van zeer
ernstige vrees voor het ontstaan van een zeer ernstig bijtincident. Er is dan sprake
van bestuursdwang.
4. Bij het in het tweede en derde lid omschreven onvrijwillig in beslag nemen van de
hond geeft de burgemeester opdracht de hond te laten onderwerpen aan een
gedragstest uitgevoerd door een gedragskliniek van de faculteit diergeneeskunde van
de Universiteit Utrecht, of een andere erkende onderzoeker of faculteit.
5. Wanneer uit de gedragstest, als bedoeld in het vierde lid, blijkt dat de hond niet kan
worden herplaatst bij de oorspronkelijke eigenaar, een andere eigenaar of anderszins
het risico op bijtincidenten kan worden voorkomen, wordt door de burgemeester
besloten deze hond te laten inslapen. Dit wordt uitsluitend gedaan door een daartoe
bevoegde dierenarts.
6. De kosten van vervoer, opvang/verblijf, (medische) verzorging, gedragstest,
eventuele overige noodzakelijke kosten na inbeslagname en eventueel de kosten
voor het laten inslapen komen volledig voor rekening van de eigenaar/houder van de
hond en worden op hem/haar verhaald.
Artikel 7 Inbeslagname bij verstoring openbare orde
De burgemeester is op grond van artikel 172, derde lid Gemeentewet bevoegd om
een hond is beslag te nemen bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees
voor het ontstaan daarvan. Dit is het geval wanneer er sprake is van (zeer ernstige
vrees voor het ontstaan van) een zeer ernstig bijtincident.