Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam eiser 1],
2. [naam eiser 2],
3. [naam eiser 3],
4. [naam eiser 4],
5. [naam eiser 5],
1..[naam gedaagde 1],
1..[naam eiser 1],
2. [naam eiser 2],
3. [naam eiser 3],
4. [naam eiser 4],
5. [naam eiser 5],
1..[naam gedaagde 1],
2. [naam gedaagde 2],
3. [naam gedaagde 3],
1..Het (verdere) procesverloop
In de zaak met zaaknummer 10/545737 HA ZA 18-219
- het tussenvonnis van 4 december 2019;
- het deskundigenbericht d.d. 8 mei 2020;
- de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van eisers van 5 augustus 2020;
- de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van gedaagden van 2 september 2020;
- de antwoordakte van de zijde van eisers van 30 september 2020;
- de door partijen overgelegde producties.
- het betekeningsexploot van 11 september 2019;
- de conclusie van antwoord van 20 november 2019;
- het proces-verbaal van de zitting van 24 januari 2020;
- de conclusie van repliek van 4 maart 2020;
- de conclusie van dupliek van 10 juni 2020;
- de door partijen overgelegde producties.
- het proces-verbaal van de zitting van 20 september 2021;
- de nadere conclusie tevens overlegging producties, tevens wijziging van eis van de zijde van eisers van 17 november 2021;
- de conclusie van de zijde van gedaagden van 17 november 2021;
- de nadere conclusie van de zijde van eisers van 15 december 2021;
- de antwoordconclusie van de zijde van gedaagden van 15 december 2021;
- de nadere conclusie van de zijde van eisers van 26 januari 2022;
- de door partijen overgelegde producties.
2..De (verdere) beoordeling
De rechtbank volgt in dezen eisers waar zij zich op het standpunt stellen dat de hoogte van de straf die als gevolg van een gepleegd misdrijf kan worden opgelegd (en die kan leiden tot een onwaardigverklaring) dient te worden beoordeeld ten tijde van het overlijden en niet ten tijde van de veroordeling voor het misdrijf.
Op het moment van overlijden van erflaatster kon voor mishandeling van een echtgenoot ten hoogste vier jaar worden opgelegd (art. 300 lid 1 jo art. 304 lid 1 onder 1 Sr) en voor bedreiging ten hoogste twee jaar (art. 285 lid 1 Sr). Gelet op de meerdaadse samenloopregeling kon voor de beide misdrijven gezamenlijk maximaal vijf jaar en vier maanden worden opgelegd (art. 57 lid 2 Sr).
3..De beslissing
woensdag 1 juni 2022voor uitlating door gedaagden of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
Administratie handel en haven, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam,de namens hen te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden juni 2022 tot en met september 2022 moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald; schriftelijke bewijsstukken dienen onmiddellijk te worden overgelegd;