ECLI:NL:RBROT:2022:3896

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
C/10/623791 HA ZA 21-737
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom van honden na overlijden van erflater en afstand van rechten door erfgenaam

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de eigendom van twee honden centraal na het overlijden van de erflater op 23 augustus 2020. De erfgenaam, [naam eiseres 1], stelde dat zij de honden van de erflater erfde, terwijl [naam gedaagde 1] zich als eigenaar had geregistreerd en betwistte dat [naam eiseres 1] recht had op de honden. De rechtbank moest beoordelen of [naam eiseres 1] afstand had gedaan van haar rechten op de honden en of [naam gedaagde 1] rechtmatig eigenaar was geworden. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij [naam gedaagde 1] lag om aan te tonen dat [naam eiseres 1] het bezit van de honden had prijsgegeven met de intentie om zich van de eigendom te ontdoen, zoals bepaald in artikel 5:18 BW. De rechtbank liet [naam gedaagde 1] toe tot het bewijs van haar stelling en bepaalde dat de zaak op 1 juni 2022 opnieuw op de rol zou komen voor verdere uitlating.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer/rolnummer: C/10/623791 HA ZA 21-737
Vonnis van 4 mei 2022
in de zaak van
[naam eiseres 1],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. P.M. Boiten, Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen:

1..[naam gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 1] (tot 1 maart 2022 wonende te [plaatsnaam] ),
gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. N. Vis, Alphen aan den Rijn.
2. [naam gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. W.J.G. Schröder, Rotterdam.
Eiseres in conventie wordt hierna aangeduid als ‘ [naam eiseres 1] ’ en gedaagde sub 1 in conventie als ‘ [naam gedaagde 1] ’. Gedaagde sub 2 wordt hierna aangeduid als ‘ [naam gedaagde 2] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 augustus 2021;
  • de conclusie van antwoord van de zijde van [naam gedaagde 2] van 29 september 2021;
  • de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie van de zijde van [naam gedaagde 1] van 10 november 2021 ;
  • het B16-formulier van de zijde van [naam eiseres 1] van 10 maart 2022 waarbij de vordering ten aanzien van [naam gedaagde 2] is ingetrokken;
  • het e-mailbericht van de zijde van [naam gedaagde 2] van 14 maart 2022;
  • de aantekening dat de mondelinge behandeling is gehouden op 15 maart 2022;
  • de door partijen overgelegde producties.
1.2
De uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2..De feiten

2.1
Op 23 augustus 2020 is te Rotterdam overleden [naam erflater] , geboren te [geboorteplaats erflater] op [geboortedatum erflater] (hierna: erflater).
2.2
Erflater was ten tijde van zijn overlijden ongehuwd en niet geregistreerd als partner. Erflater heeft naar bekend geen andere kinderen dan [naam eiseres 1] achtergelaten.
2.3
Uit het uittreksel uit het Centraal Testamentenregister blijkt dat erflater geen testament heeft opgesteld, zodat op grond van het versterferfrecht [naam eiseres 1] zijn wettelijke erfgenaam is.
2.4
Ten tijde van zijn overlijden was erflater eigenaar van twee honden, [naam hond 1] en [naam hond 2] .
2.5
De honden verbleven vanaf begin september 2020 bij [naam gedaagde 1] , die zich als eigenaar heeft laten registreren. Begin december 2020 is [naam hond 1] overleden, waarna zij op 3 december 2020 is gecremeerd.
2.6
Bij brief van 21 januari 2021 heeft mr. Boiten aan [naam gedaagde 1] het volgende bericht:
(…) Mij is gebleken dat u de twee honden van erflater in bezit hebt genomen. Deze dieren behoren tot de nalatenschap van erflater en zijn thans eigendom van cliënte. Graag treed ik met u in overleg op de wijze waarop deze honden ter beschikking van cliënte gesteld kunnen worden. (…)
2.7
Op 19 februari 2021 heeft mr. Vis aan mr. Boiten bericht dat de hond [naam hond 1] eind 2020 is gestorven en dat [naam gedaagde 1] betwist dat [naam eiseres 1] eigenaar is van de hond [naam hond 2] . Ook bericht zij dat [naam gedaagde 1] niet voornemens is [naam hond 2] af te geven aan [naam eiseres 1] .
2.8
Bij brief van 25 februari 2021 heeft mr. Boiten aan mr. Vis het volgende bericht:
(…) Cliënte beschikt over gegevens van de verzekeringen ten aanzien van [naam hond 2] . Verder kan cliënte nota’s van de hondenbelasting aanleveren. Ook is zij in het bezit van foto’s, zelfs over de periode dat [naam hond 2] nog een pup was. Tot slot beschikt cliënte over meerdere getuigen die kunnen getuigen dat beide honden het eigendom waren van erflater.(…)
2.9
Vervolgens heeft mr. Vis bij e-mailbericht van 4 maart 2021 onder meer als volgt gereageerd:
(…) Mijn cliënte (…) is niet voornemens [naam hond 2] ter beschikking te stellen aan [naam eiseres 1] . [naam gedaagde 1] stelt zich op het standpunt dat zij de rechtmatige eigenaar is van [naam hond 2] en is bovendien emotioneel gehecht aan [naam hond 2] . Overleg zal daarom zinloos zijn als [naam eiseres 1] uitsluitend openstaat voor afspraken waarbij zij [naam hond 2] in haar bezit kan krijgen.
Ook [naam gedaagde 1] beschikt overigens over diverse middelen waarmee zij kan bewijzen eigenaar te zijn van [naam hond 2] , zoals het hondenpaspoort. Daarnaast is de chip van [naam hond 2] geregistreerd op naam van [naam gedaagde 1] . Ten slotte kan [naam gedaagde 1] nota’s overleggen van de dierenarts.(…)
2.1
[naam eiseres 1] heeft de nalatenschap van erflater op 5 maart 2021 beneficiair aanvaard.

3..Het geschil

De vordering ten aanzien van [naam gedaagde 1] en het verweer in conventie.

3.1
[naam eiseres 1] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[naam gedaagde 1] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de hond, genaamd [naam hond 2] , aan [naam eiseres 1] af te geven met alle bijbehorende goederen en bescheiden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 10.000,- voor iedere dag of dagdeel dat [naam gedaagde 1] hiermee in gebreke is en met veroordeling van [naam gedaagde 1] in de proceskosten.
3.2
[naam eiseres 1] baseert haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de stelling dat zij erflater van rechtswege opvolgt in zijn voor overgang vatbare rechten en in zijn bezit en houderschap (artikel 4:182 BW). Op grond van artikel 4:183 BW kan zij als erfgenaam de goederen opvorderen van iedere derde die deze goederen zonder recht houdt of zich als bezitter gedraagt.
3.3
[naam gedaagde 1] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [naam eiseres 1] .
3.4
Op de stellingen van [naam eiseres 1] en op het verweer van [naam gedaagde 1] gaat de rechtbank hierna, waar nodig, in.
De vordering en het verweer in voorwaardelijke reconventie.
3.5
[naam eiseres 2] vordert – voor zover en uitsluitend onder voorwaarde dat de rechtbank tot de conclusie zou komen dat de vordering van [naam verweerster] tot afgifte dient te worden toegewezen – [naam verweerster] te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres 2] van een bedrag van € 1.312,23, en met veroordeling van [naam verweerster] in de proceskosten.
3.6
[naam eiseres 2] stelt dat, voor zover de rechtbank zou oordelen dat [naam eiseres 2] de honden zonder recht heeft gehouden, geldt dat zij als zaakwaarnemer voor de honden heeft gezorgd en [naam verweerster] om die reden verplicht is de schade te vergoeden die [naam eiseres 2] als gevolg van die waarneming heeft geleden. Naast dierenartskosten en crematiekosten heeft zij kosten gemaakt voor het voeden en de verzorging van de honden.
3.7
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam verweerster] verklaard bereid te zijn de facturen van de dierenarts (€ 40,-, € 45,- en € 94,73) en de factuur voor de crematie van [naam hond 1] (€ 238,-) te betalen. Voor een verdere (schade-) vergoeding is volgens [naam verweerster] geen ruimte omdat [naam eiseres 2] het [naam verweerster] onmogelijk heeft gemaakt haar eigen belangen te behartigen. Daarnaast voert zij het verweer dat [naam eiseres 2] plezier van de honden heeft gehad.

4..De beoordeling

In conventie ten aanzien van [naam gedaagde 2]

4.1
De bij dagvaarding van 3 augustus 2021 tegen [naam gedaagde 2] ingestelde vordering is op 10 maart 2022 ingetrokken. [naam gedaagde 2] heeft in reactie daarop het verzoek gedaan tot veroordeling van [naam eiseres 1] in de kosten van de procedure voor zover aan de zijde van [naam gedaagde 2] gevallen.
4.2
De rechtbank is met betrekking tot de proceskostenveroordeling van oordeel dat gelet op de familierechtelijke verhouding van partijen de proceskosten gecompenseerd moeten worden, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In conventie ten aanzien van [naam gedaagde 1] en in voorwaardelijke reconventie
4.3
Vast staat dat erflater ten tijde van zijn overlijden eigenaar was van de honden en dat [naam eiseres 1] , als zijn wettelijke erfgenaam, erflater van rechtswege opvolgt in zijn voor overgang vatbare rechten en in zijn bezit en houderschap (artikel 4:182 BW). Vast staat ook dat [naam hond 1] in december 2020 is overleden en dat [naam hond 2] bij [naam gedaagde 1] woont en door haar wordt verzorgd.
4.4
De vraag is of [naam eiseres 1] na het overlijden van erflater afstand heeft gedaan van haar rechten ter zake de honden en dat zij niet de wens had de verzorging op zich te nemen.
[naam gedaagde 1] voert aan dat ene [naam 1] in overleg met [naam 2] (beiden vrienden van erflater) na het overlijden van erflater de honden mee naar huis heeft genomen, omdat [naam eiseres 1] en [naam gedaagde 2] de honden moederziel alleen in de woning van erflater hadden achtergelaten. [naam eiseres 1] had er volgens [naam gedaagde 1] geen enkel bezwaar tegen dat [naam 1] en [naam 2] zich over de honden zouden ontfermen. Hieruit volgt volgens [naam gedaagde 1] dat de honden aan [naam 1] zijn geschonken, althans - nadat [naam eiseres 1] de eigendom had prijsgegeven - door [naam 1] in bezit zijn genomen. [naam 1] heeft de honden na ongeveer een week aan [naam gedaagde 1] geschonken, met als gevolg dat zij daardoor rechtmatig eigenaar is geworden. Nadat [naam gedaagde 1] de familie van erflater van die schenking op de hoogte had gebracht, heeft de familie haar via [naam gedaagde 2] laten weten dat zij zich als eigenaar van de honden moest laten registreren, aldus [naam gedaagde 1] . Ter onderbouwing van haar verweer heeft [naam gedaagde 1] een kopie van een aantal pagina’s van het paspoort van [naam hond 1] , de registraties van de chips van de honden en een niet-gedateerde verklaring van [naam gedaagde 2] overgelegd. Daarnaast heeft zij bewijs door middel van het horen van getuigen aangeboden.
[naam eiseres 1] stelt daarentegen dat zij nooit de kans heeft gehad zich te ontfermen over de honden, omdat andere personen hadden besloten dat zij de honden zouden houden. Ze verwijst daarbij naar een Whatsappbericht d.d. 27 augustus 2020 van [naam 2] aan [naam 3] (naar de rechtbank begrijpt: [naam 3] , vriendin van erflater) waarin onder meer het volgende wordt gemeld:
(...) Wij houden de honden hier en we zorgen goed voor ze (…)
Ook verwijst [naam eiseres 1] naar een Whatsappbericht van [naam gedaagde 2] waarin hij haar meldt:
(…) Die jongebs hebbe tegen miranda gezegd dar ze die honde niet gaan geven en zelf houden(…)
[naam eiseres 1] heeft ook naar voren gebracht dat zij vanaf september 2020 op zoek is geweest naar de honden en juist al die tijd doende is geweest de honden in haar bezit te krijgen. Zij betwist dat [naam gedaagde 2] namens haar heeft verklaard dat de honden op naam van [naam gedaagde 1] geregistreerd moesten worden. Zij stelt daarin nooit gekend te zijn en, als enig erfgenaam, niet op de hoogte van deze verklaring te zijn geweest.
4.5
Omdat [naam eiseres 1] het verweer van [naam gedaagde 1] dat zij afstand heeft gedaan van haar rechten ter zake de honden gemotiveerd heeft weersproken, rust volgens de hoofdregel in artikel 150 Rv op [naam gedaagde 1] de bewijslast van haar stelling dat [naam eiseres 1] het bezit heeft prijsgegeven met het oogmerk om zich van de eigendom van de honden te ontdoen (artikel 5:18 BW). De rechtbank is vooralsnog van oordeel dat uit de door [naam eiseres 1] overgelegde producties 12 en 13 zou kunnen worden afgeleid dat [naam eiseres 1] niet het oogmerk had afstand van de honden te doen.
De rechtbank zal [naam gedaagde 1] dan ook toelaten tot het door haar aangeboden bewijs.
4.6
Indien [naam gedaagde 1] slaagt in het haar opgedragen bewijs zal de rechtbank de vordering van [naam eiseres 1] afwijzen. Indien [naam gedaagde 1] niet slaagt in het haar opgedragen bewijs, komt de rechtbank toe aan haar reconventionele vordering.
Het dispuut over de door [naam gedaagde 1] gevorderde schadevergoeding staat mogelijk aan een minnelijke regeling in de weg. De rechtbank zal daarom uit proceseconomische overwegingen dit punt nu al beoordelen.
[naam gedaagde 1] stelt dat zij als zaakwaarnemer voor de honden heeft gezorgd en dat [naam eiseres 1] daarom verplicht is de schade te vergoeden die [naam gedaagde 1] als gevolg van de waarneming heeft geleden. [naam eiseres 1] heeft verklaard bereid te zijn de dierenartskosten en de kosten voor de crematie van [naam hond 1] te vergoeden. Zij is niet bereid de kosten voor het hondenvoer te vergoeden omdat [naam gedaagde 1] ‘plezier’ van de honden heeft gehad. De rechtbank volgt [naam eiseres 1] op dit punt niet. [naam gedaagde 1] heeft zich over de honden ontfermd en heeft daarvoor noodzakelijke kosten gemaakt. De rechtbank zal dan het totale bedrag aan schadevergoeding in redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 1.000,-.

5..De beslissing

De rechtbank:
In conventie ten aanzien van [naam gedaagde 2]
5.1
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
In conventie ten aanzien van [naam gedaagde 1]
5.2
laat [naam gedaagde 1] toe tot het bewijs van haar stelling dat [naam eiseres 1] het bezit van de honden heeft prijsgegeven met het oogmerk om zich van de eigendom van de honden te ontdoen;
5.3
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 1 juni 2022voor uitlating door [naam gedaagde 1] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
5.4
bepaalt dat [naam gedaagde 1] uiterlijk op 1 juni 2022 schriftelijk aan de rechtbank -
Administratie handel en haven, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam,de namens haar te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden juni 2022 tot en met september 2022 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald; schriftelijke bewijsstukken dienen onmiddellijk te worden overgelegd;
5.5
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. C. van Steenderen-Koornneef in het gerechtsgebouw te Dordrecht, Steegoversloot 36;
In conventie ten aanzien van [naam gedaagde 1] en in voorwaardelijke reconventie
5.6
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
3092