In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser een kort geding aangespannen tegen gedaagde met als doel rectificatie van beschuldigingen die gedaagde in een e-mail aan de woningstichting heeft geuit. De beschuldigingen betroffen seksuele intimidaties door eiser. De voorzieningenrechter heeft op 12 mei 2022 geoordeeld dat de vordering van eiser tot rectificatie moet worden afgewezen. De rechter oordeelde dat niet kan worden uitgesloten dat de uitlatingen van gedaagde voldoende steun vinden in de op dat moment bekende feiten, waardoor gedaagde niet onrechtmatig heeft gehandeld. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van de vrijheid van meningsuiting en concludeerde dat dit in dit geval zwaarder weegt dan het recht van eiser op bescherming van zijn eer en goede naam. Eiser werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 1.330,00.