In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [naam eiser] en Lethe Nieuwburg B.V., IHC Holland B.V. en Allianz Global Corporate & Specialty SE. De eiser, [naam eiser], heeft een bedrijfsongeval meegemaakt op 14 februari 2011, waarbij hij letsel heeft opgelopen tijdens werkzaamheden aan boord van een schip. Hij vordert een voorschot van € 250.000,00 op de schadevergoeding, omdat hij sinds het ongeval volledig arbeidsongeschikt is en een WIA-uitkering ontvangt. De gedaagden, Lethe en IHC, hebben de aansprakelijkheid betwist en stellen dat de klachten van [naam eiser] niet volledig aan het ongeval zijn toe te schrijven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn voor een causaal verband tussen het ongeval en de klachten van [naam eiser]. De rechter oordeelt dat Lethe en IHC hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die [naam eiser] heeft geleden en nog zal lijden. De kantonrechter heeft de vordering van [naam eiser] tot betaling van een voorschot van € 50.000,00 toegewezen, omdat er een spoedeisend belang is bij de betaling van dit voorschot. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. In reconventie is [naam verweerder] veroordeeld om binnen twee weken de gevraagde gegevens ter beschikking te stellen aan IHC en Allianz.