ECLI:NL:RBROT:2022:386
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht door Drechtstedenbestuur
Op 12 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 22 juni 2021, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het Drechtstedenbestuur van 9 november 2021. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de opposant in verzuim was, omdat hij het griffierecht van € 49,00 niet had voldaan. De opposant stelde echter in verzet dat hij nooit de nota griffierecht had ontvangen en dat, mocht deze wel verzonden zijn, er een gebruikelijke termijn van vier weken zou moeten zijn gesteld voor betaling.
De rechtbank heeft in de verzetprocedure de Track & Trace-informatie van PostNL geraadpleegd, waaruit bleek dat de aangetekende brief van 1 mei 2021, waarin de opposant op de verschuldigdheid van het griffierecht werd gewezen, niet was bezorgd. Hierdoor kon niet met zekerheid worden vastgesteld of de opposant op de hoogte was gesteld van de verschuldigdheid van het griffierecht. De rechtbank oordeelde dat het verzet gegrond was, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek werd voortgezet. De opposant werd in de gelegenheid gesteld om alsnog het griffierecht te voldoen.
Daarnaast heeft de rechtbank het Drechtstedenbestuur veroordeeld in de proceskosten van de opposant, vastgesteld op € 759,-. De uitspraak werd gedaan door rechter F.P.J. Schoonen in aanwezigheid van griffier B. Tijssen en werd openbaar uitgesproken op 12 januari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.