ECLI:NL:RBROT:2022:386

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
ROT 21/2348
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht door Drechtstedenbestuur

Op 12 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 22 juni 2021, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het Drechtstedenbestuur van 9 november 2021. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de opposant in verzuim was, omdat hij het griffierecht van € 49,00 niet had voldaan. De opposant stelde echter in verzet dat hij nooit de nota griffierecht had ontvangen en dat, mocht deze wel verzonden zijn, er een gebruikelijke termijn van vier weken zou moeten zijn gesteld voor betaling.

De rechtbank heeft in de verzetprocedure de Track & Trace-informatie van PostNL geraadpleegd, waaruit bleek dat de aangetekende brief van 1 mei 2021, waarin de opposant op de verschuldigdheid van het griffierecht werd gewezen, niet was bezorgd. Hierdoor kon niet met zekerheid worden vastgesteld of de opposant op de hoogte was gesteld van de verschuldigdheid van het griffierecht. De rechtbank oordeelde dat het verzet gegrond was, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek werd voortgezet. De opposant werd in de gelegenheid gesteld om alsnog het griffierecht te voldoen.

Daarnaast heeft de rechtbank het Drechtstedenbestuur veroordeeld in de proceskosten van de opposant, vastgesteld op € 759,-. De uitspraak werd gedaan door rechter F.P.J. Schoonen in aanwezigheid van griffier B. Tijssen en werd openbaar uitgesproken op 12 januari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/2348

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2022 op het verzet van

[naam opposant], te [woonplaats opposant], opposant

(gemachtigde: mr. drs. F. Elidrissi).

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van het Drechtstedenbestuur van 9 november 2021 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 22 juni 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 18 november 2021 op zitting behandeld. Opposant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder is verschenen mr. M. Rombouts.

Overwegingen

1. In deze verzetprocedure moet de rechtbank de vraag beantwoorden of zij bij de uitspraak van 22 juni 2021 het beroep van opposant terecht zonder zitting heeft afgedaan, omdat zij tot het oordeel kwam dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in deze verzetprocedure beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden voordat op het beroep werd beslist, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over die beslissing. Zo ja, dan is het verzet gegrond en komt de uitspraak waartegen het verzet is gericht te vervallen en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
2. In de uitspraak waartegen verzet is gedaan is overwogen dat bij aangetekend verzonden brief van 1 mei 2021 heeft de griffier opposant erop gewezen dat hij een griffierecht van € 49,00 verschuldigd is en hem aangemaand dit bedrag binnen twee weken te voldoen. Het vermelde bedrag is niet binnen de gestelde termijn bijgeschreven of ter griffie gestort. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat redelijkerwijs geoordeeld kan worden dat opposant in verzuim is geweest. Op grond daarvan is het beroep niet-ontvankelijk.
3. Opposant voert in verzet aan dat hij nooit de nota griffierecht van 1 mei 2021 heeft ontvangen. Daarnaast stelt hij zich op het standpunt dat, mocht de nota wel verzonden zijn, het gebruikelijk is dat er een termijn van vier weken wordt gesteld om het griffierecht te voldoen. Indien het griffierecht dan niet is betaald, wordt er bovendien een herinnering verzonden en een nog een termijn van vier weken gesteld om het griffierecht alsnog te voldoen. De rechtbank heeft gelet op het voorgaande het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
4. De verzetrechter oordeelt als volgt.
5. Naar aanleiding van het verzet is de Track & Trace-informatie van PostNL geraadpleegd. Hieruit is gebleken dat de aangetekende brief van 1 mei 2021 onder nummer [nummer], waarin opposant wordt gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en hem wordt medegedeeld dat het beroep in beginsel niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het recht niet binnen twee weken is gestort, niet is gevonden. Daarom kan niet met zekerheid worden vastgesteld of voornoemde brief bezorgd is bij opposant. Dit betoog slaagt.
6. Het verzet is gegrond, zodat de uitspraak waartegen verzet was gedaan vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Opposant dient alsnog in de gelegenheid te worden gesteld het griffierecht te voldoen. De verzetrechter laat hetgeen opposant verder heeft aangevoerd verder buiten bespreking.
7. De rechtbank veroordeelt het Drechtstedenbestuur in de door opposant gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift en 0,5 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt het Drechtstedenbestuur in de proceskosten van opposant tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2022.
De griffier en de rechter zijn verhinderd te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.