ECLI:NL:RBROT:2022:385

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
ROT 21/1288
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake betalingsonmacht

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, welke op 3 maart 2021 was genomen. De rechtbank had dit beroep op 22 juni 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de opposant niet tijdig het verschuldigde griffierecht had betaald. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend, stellende dat hij een verzoek om betalingsonmacht had ingediend, wat door de rechtbank was miskend.

De rechtbank heeft in deze verzetprocedure beoordeeld of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. De verzetrechter oordeelde dat de opposant inderdaad had verzocht om vrijstelling van het griffierecht en dat dit verzoek ten onrechte niet was behandeld. De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak vervalt en dat het onderzoek in de oorspronkelijke zaak hervat moet worden. De opposant heeft recht op behandeling van zijn beroep op betalingsonmacht.

Daarnaast heeft de rechtbank het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam veroordeeld in de proceskosten van de opposant, vastgesteld op € 759,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1288

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2022 op het verzet van

[naam opposant], te [woonplaats opposant], opposant

(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam van 3 maart 2021 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 22 juni 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 18 november 2021 op zitting behandeld. Opposant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In deze verzetprocedure moet de rechtbank de vraag beantwoorden of zij bij de uitspraak van 22 juni 2021 het beroep van opposant terecht zonder zitting heeft afgedaan, omdat zij tot het oordeel kwam dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in deze verzetprocedure beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden voordat op het beroep werd beslist, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over die beslissing. Zo ja, dan is het verzet gegrond en komt de uitspraak waartegen het verzet is gericht te vervallen en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
2. In de uitspraak waartegen verzet is gedaan is overwogen dat bij aangetekend verzonden brief van 7 april 2021 de griffier opposant erop heeft gewezen dat hij een griffierecht van € 181,00 verschuldigd is en hem aangemaand dit bedrag binnen vier weken te voldoen. Het vermelde bedrag is niet binnen de gestelde termijn bijgeschreven of ter griffie gestort. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat redelijkerwijs geoordeeld kan worden dat opposant in verzuim is geweest. Op grond daarvan is het beroep niet-ontvankelijk.
3. In verzet voert opposant aan dat hij al bij de gronden van beroep heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht met een beroep op betalingsonmacht. De rechtbank heeft dit in zijn buiten-zittingsuitspraak miskend.
4. De verzetrechter oordeelt als volgt.
5. De verzetrechter stelt vast dat in de nota griffierecht van 9 maart 2021 en de aangetekende nota griffierecht van 7 april 2021 staat dat een beroep op betalingsonmacht kan worden gedaan. Het verzoek om ontheffing van betaling van griffierecht moet voor het einde van de op de nota gestelde betalingstermijn worden ingediend bij het gerecht waar het beroepschrift is ingediend.
6. Opposant heeft bij de gronden van beroep van 14 april 2021 verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De gestelde betalingstermijn was op dat moment nog niet verstreken. De rechtbank heeft ten onrechte het beroep van opposant op betalingsonmacht niet tijdens de beroepsprocedure in behandeling genomen. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan. De procedure zal worden voorgezet. Het beroep op betalingsonmacht zal in behandeling worden genomen.
7. De verzetrechter veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam in de door opposant gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift en 0,5 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam in de proceskosten van opposant tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2022.
De griffier en de rechter zijn verhinderd te tekenen
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.