ECLI:NL:RBROT:2022:385
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake betalingsonmacht
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, welke op 3 maart 2021 was genomen. De rechtbank had dit beroep op 22 juni 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de opposant niet tijdig het verschuldigde griffierecht had betaald. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend, stellende dat hij een verzoek om betalingsonmacht had ingediend, wat door de rechtbank was miskend.
De rechtbank heeft in deze verzetprocedure beoordeeld of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. De verzetrechter oordeelde dat de opposant inderdaad had verzocht om vrijstelling van het griffierecht en dat dit verzoek ten onrechte niet was behandeld. De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak vervalt en dat het onderzoek in de oorspronkelijke zaak hervat moet worden. De opposant heeft recht op behandeling van zijn beroep op betalingsonmacht.
Daarnaast heeft de rechtbank het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam veroordeeld in de proceskosten van de opposant, vastgesteld op € 759,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.