ECLI:NL:RBROT:2022:3847

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
ROT 21/3820
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een Ziektewet (ZW) uitkering die door het UWV was beëindigd op 4 mei 2020, omdat zij meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Eiseres was sinds 10 december 2018 ziek door mentale klachten en had recht op een ZW-uitkering vanaf 1 januari 2019. Het UWV baseerde zijn beslissing op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, die de medische situatie van eiseres beoordeelden en concludeerden dat zij in staat was om te werken.

Eiseres voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische klachten en dat het UWV niet voldoende had gemotiveerd waarom er geen urenbeperking was aangenomen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres op 4 mei 2020 meer dan 65% kon verdienen van haar eerdere loon. De rechtbank stelde vast dat de medische rapporten zorgvuldig waren opgesteld en voldeden aan de vereisten van zorgvuldigheid en begrijpelijkheid. Eiseres had niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om haar claims te ondersteunen.

De rechtbank concludeerde dat het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht had beëindigd en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk kreeg in haar verzoek om de beëindiging van de uitkering ongedaan te maken. De proceskosten van eiseres werden niet vergoed, omdat zij in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3820

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 3 april 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Met het besluit van 28 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben niet binnen de daarvoor gestelde termijn aangegeven een zitting te willen. De rechtbank is er daardoor van uitgegaan dat partijen (stilzwijgende) toestemming hebben gegeven een zitting achterwege te laten en heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als administratief ondersteuner voor gemiddeld 37,93 uur per week. Zij heeft zich op 10 december 2018 wegens mentale klachten ziekgemeld voor dit werk. Tot 1 januari 2019 was eiseres in dienst bij haar (ex-)werkgever. Vanaf 1 januari 2019 heeft eiseres recht op een ZW-uitkering.
2. Een arts [1] van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 4 mei 2020. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 75,82% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Omdat dit meer dan 65% is wordt de ZW-uitkering van eiseres beëindigd.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

4. Eiseres verzoekt om al haar verweren welke zij in de bezwaarprocedure alsmede tijdens de hoorzitting naar voren heeft gebracht, in de beroepsprocedure als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiseres meent dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische klachten. Het UWV heeft verder onvoldoende gemotiveerd waarom er geen urenbeperking is aangenomen. Ook stelt eiseres dat zij de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres op 4 mei 2020 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd en dus geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 4 mei 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

6
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 4 mei 2020 meer dan 65% kan verdienen van het inkomen dat zij verdiende voordat zij ziek werd en dus geen recht heeft op een ZW-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. De arts heeft geen informatie opgevraagd bij de behandelaars, aangezien op grond van de beschikbare medische gegevens voldoende informatie aanwezig was om tot een besluit te komen. De arts beschrijft onder andere de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose. In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport heroverwogen. Hij heeft het dossier en de informatie van de behandelaars bestudeerd. Tijdens de bezwaarprocedure werd informatie verkregen van de huisarts en psychologen. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts.
10. De (verzekerings-)artsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings-)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
11. De arts gaat uit van de diagnose depressieve episode. Op basis van het Schattingsbesluit Arbeidsongeschiktheidswetten is er geen sprake van een situatie van “geen benutbare mogelijkheden”. De arts benoemt dat de grondslag van de arbeidsbeperkingen wordt gevormd door psychische klachten bestaande uit depressieve klachten in combinatie met psycho-traumatische klachten. Het beloop van met name de depressieve klachten laat een verbetering zien ten opzichte van een eerdere beoordeling. Eiseres durft onder andere weer de straat op, haar eetlust is normaal en het slapen is verbeterd. Eiseres heeft echter nog wel slechte dagen. De psycho-traumatische klachten staan nog op de voorgrond. Er is sprake van huilbuien, herbelevingen en nachtmerries. Eiseres geeft aan niet om te kunnen gaan met spanning, stress en conflicten. Zij is snel prikkelbaar. In haar werk maakte zij veel fouten bij makkelijke taken, omdat ze in gedachten veel bezig was met haar trauma’s. Op grond hiervan vindt de arts het aannemelijk dat eiseres nog beperkingen heeft op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren. Dit maakt dat eiseres niet geschikt is voor haar maatgevende arbeid. Eiseres wordt beperkt geacht voor deadlines en productiepieken en zij kan niet inspelen op sterk wisselende taakinhoud. Ook is eiseres beperkt voor het omgaan met conflicten en aangewezen op werk waarin meestal weinig of geen contact met klanten en hulpbehoevenden is vereist. Eiseres staat onder behandeling van de GGZ Delfland, waarbij de focus ligt op haar psycho-traumatische klachten. Eiseres heeft één keer per twee weken psychotherapie en per december 2019 is zij gestart met EMDR. Doordat de intensiteit van de behandelsessies toeneemt ervaart eiseres een verergerging van de pyscho-traumatische klachten, vooral op de dagen dat deze behandelsessies plaatsvinden. Uitgaande van de verzekeringsgeneeskundige standaard “Duurbelastbaarheid in arbeid” is volgens de arts dan ook een medische indicatie om een urenbeperking aan te brengen in passende arbeid. De behandelingen zijn dermate intensief dat er sprake is van een recuperatie noodzaak. De arts acht eiseres daarom op de dagen dat zij behandelsessies heeft niet belastbaar met arbeid.
12
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Hij stelt dat eiseres geen informatie van medische aard heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de gezondheidstoestand en de daaruit voor het verrichten van arbeid voortvloeiende beperkingen op de datum in geding anders waren dan door de arts is aangegeven. Uit de informatie van de behandelaars volgt dat eiseres na de laatste sessie EMDR niet meer is komen opdagen. Op de hoorzitting heeft eiseres aangegeven dat zij sinds oktober 2020 niet meer onder behandeling is. Gezien het functioneren beschreven in het rapport van de arts en dat eiseres sinds oktober 2020 geen behandeling meer krijgt, maakt dat er geen gronden zijn om aan te nemen dat rond de datum in geding sprake was van een dermate ernstige aandoening dat een urenbeperking op grond van de standaard “Duurbelastbaarheid in arbeid” van toepassing zou kunnen zijn. Dit maakt dat er geen medische indicatie is voor een verdere urenbeperking. Het onderzoek geeft geen aanleiding om uit te gaan van een structureel verminderde beschikbaarheid door het moeten ondergaan van voorgeschreven behandeling bij bijvoorbeeld een dagbehandeling van meerdere dagen in de week voor langere tijd. Het is daarom te volgen dat de arts een eventuele beperking voor het ondergaan van een behandeling één dag per twee weken meeneemt in de FML onder “overige beperkingen ten aanzien van werktijden”. Er is medisch gezien geen sprake van een zodanig te verwachten hoog ziekteverzuim (>25%) dat dit niet aanvaardbaar is voor een werkgever. Dat eiseres in bezwaar heeft geclaimd twee dagen recuperatie tijd nodig te hebben is gezien de onderzoeksbevindingen van de arts geen objectief gegeven dat zonder meer meegenomen kan worden in het onderzoek.
13. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
14 Eiseres stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische klachten en dat het UWV niet voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen urenbeperking is aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Dat de gegeven urenbeperking niet ver genoeg gaat heeft eiseres niet met medische stukken onderbouwd. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 4 mei 2020.
De arbeidskundige beoordeling
15. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
16. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 4 mei 2020 met de middelste van deze functies 75,82% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.

De conclusie van de rechtbank

17. Het UWV heeft de ZW‑uitkering van eiseres per 4 mei 2020 terecht beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 mei 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 28 februari 2020 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.