ECLI:NL:RBROT:2022:3833

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
C/10/635671 / JE RK 22-707
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen zijn onder toezicht gesteld en verblijven in pleeggezinnen. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 25 maart 2022 een verzoek ingediend om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van vier maanden. De moeder van de kinderen heeft positieve stappen gezet in haar opvoedvaardigheden en is het eens met de voorgestelde terugplaatsing van de kinderen in de zomer. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 15 september 2022. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 16 mei 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/635671 / JE RK 22-707
datum uitspraak: 9 mei 2022

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2013 te [geboorteplaats kind 1],

hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2016 te [geboorteplaats kind 2],
hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats moeder].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 25 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 25 maart 2022.
Op 9 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, te weten [naam 1] en [naam 2].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven in pleeggezinnen.
Bij beschikking van 15 november 2021 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld met ingang van 15 november 2021 tot 15 november 2022 en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een (netwerk)voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 15 november 2021 tot 15 mei 2022.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van vier maanden.

De standpunten

De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
De moeder doet het erg goed en pakt de adviezen op die zij van de opvoedondersteuning krijgt als [naam kind 1] en [naam kind 2] bij haar zijn. Ook komt de moeder alle afspraken na. [naam kind 1] bezoekt de moeder op woensdag en vrijdag en [naam kind 1] bezoekt haar op vrijdag. Om de week logeren zij een nacht bij hun moeder. De komende periode zullen de bezoeken verder worden uitgebreid. De GI is dan ook positief over een terugplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de moeder de komende zomer.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij het eens is met het verzoek en de wijze waarop de terugplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] de komende periode zal plaatsvinden.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] vanwege eerdere zorgen in de opvoedsituatie bij de moeder in het kader van een ondertoezichtstelling met een machtiging uithuisplaatsing in pleeggezinnen zijn geplaatst.
In de afgelopen periode heeft de moeder positieve stappen gezet. Zo heeft zij de opvoedondersteuning opgepakt om haar opvoedvaardigheden te vergroten en lijkt zij al een langere periode haar verslavingsproblematiek onder controle te hebben. Door deze ontwikkelingen konden de bezoekmomenten met [naam kind 1] en [naam kind 2] in de afgelopen periode worden opgebouwd. Dit is een positieve ontwikkeling, waarvoor de moeder een compliment verdient. Het is dan ook de bedoeling dat de komende periode de opvoedondersteuning wordt voortgezet en de bezoekmomenten met [naam kind 1] en [naam kind 2] verder worden opgebouwd zodat zij in de zomervakantie weer bij de moeder worden teruggeplaatst.
Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter dan ook van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Nu de terugplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] zorgvuldig dient te verlopen en de moeder het eens is met het verzoek, zal de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] voor de door de GI verzochte periode verlengen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 15 september 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2022 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 mei 2022
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.