Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het procesverloop
2..Kern van het geschil
3..Wat is er gebeurd?
4..De vordering
(a) € 34.204,55 als bijdrage aan de kosten van de huishouding van 2016 tot einde overeenkomst in 2020;
Bij (a): De man heeft zijn recht op een bijdrage in de kosten van de huishouding verwerkt;
Bij (b): De vordering is, voor zover het de periode voor 8 mei 2015 betreft, verjaard.
5..De beoordeling
€ 170.000,00 van zijn rekening heeft overgemaakt naar online goksites of betaalbedrijven die het on-line gokken faciliteren. De bedragen die de vrouw aan on-line gokken heeft uitgegeven specificeert hij in productie 4, bijlage 2 bij de dagvaarding. Uit die cijfers blijkt dat 900 keer afgeronde bedragen (aanvankelijk € 50,00 tot € 100,00 en later tot € 300,00 en incidenteel
€ 400,=) van zijn rekening zijn afgeschreven. Vaak ging het op één dag om twee of drie of vier overboekingen op verschillende tijdstippen, zodat het op zo’n dag om dagtotalen tot
€ 1000,= ging. Bijvoorbeeld ging het volgens het overzicht op 28 juli 2019 om vier keer € 250,=, namelijk om 00.39 uur, om 08.51 uur, om 13.08 uur en om 19.18 uur. In de periode van 17 maart 2010 tot en met 22 augustus 2010 betreft het overboekingen naar Pay en Play, daarna een hele tijd naar Dazzletag Entertainment Ltd (tot medio 2014). Vanaf 2 juli 2014 tot en met 25 oktober 2016 gaat het om overboekingen naar Envoy Services Limited. Vanaf 30 oktober 2016 tot en met 24 januari 2020 gaat het om overboekingen naar PPRO Financial Ltd.
De vrouw kan de man ook niet tegenwerpen dat hij beter had moeten opletten. Zij heeft onrechtmatig gehandeld en dan past het haar niet de man te verwijten dat hij haar ten onrechte heeft vertrouwd.
bekend verondersteld moet wordenmet alle transacties die via zijn bankrekening zijn verlopen. De vrouw stelt dus niet dat de man daadwerkelijk (veel) eerder bekend was met haar uitgaven voor on-line gokken. En gelet op wat de man ter zitting heeft toegelicht over (het waarom van) zijn onwetendheid en het moment en de wijze waarop hij zijn ontdekking deed, had het op de weg van de vrouw gelegen om deze gang van zaken ter zitting te weerspreken, duidelijk aan te geven vanaf wanneer de man volgens haar dan wèl op de hoogte was, en ter zake een uitdrukkelijk en gespecificeerd bewijsaanbod te doen. Zij heeft dat nagelaten. Haar beroep op verjaring van de vordering is daarom onvoldoende gemotiveerd en wordt verworpen.