ECLI:NL:RBROT:2022:3828

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
FT EA 22/168 en FT EA 22/169
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die onder beschermingsbewind staat. Verzoekster heeft een verzoek ingediend om een dwangakkoord te verkrijgen, omdat één van haar schuldeisers, Essent, weigerde in te stemmen met de aangeboden regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster zeven concurrente schuldeisers heeft, met een totale schuldenlast van € 10.679,08. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 32,77% aan de schuldeisers, en heeft een saneringskrediet aangeboden om dit percentage te verhogen.

Tijdens de zitting op 14 april 2022 is gebleken dat de meerderheid van de schuldeisers, zes van de zeven, akkoord ging met de regeling, terwijl Essent als enige weigerde. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van Essent. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste was wat verzoekster kon bieden, gezien haar medische klachten en het feit dat zij onder beschermingsbewind staat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van Essent.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en Essent bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de aangeboden regeling naar verwachting gunstiger zou zijn voor de schuldeisers. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 25 april 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 17 februari 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • Essent, in behandeling bij Hoist Finance AB (hierna: Essent);
  • Ziggo Services B.V., in behandeling bij Aedizon Gerechtsdeurwaarders (hierna: Ziggo);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Aedizon Gerechtsdeurwaarders heeft namens Ziggo voorafgaande aan de zitting, bij brief van 23 maart 2022, aan de rechtbank te kennen gegeven dat Ziggo alsnog instemt met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 14 april 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer mr. I.P. van Rossen, werkzaam bij Richard Korver Advocaten, advocaat van verzoekster (hierna: advocaat);
  • de heer G.J. van Rossen, werkzaam bij Modus Vivendi (hierna: beschermingsbewindvoerder).
Essent is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift zeven concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 10.679,08 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 2 juni 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 32,77 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Ter zitting heeft de beschermingsbewindvoerder verklaard dat van het huidige saldo op de beheerrekening een extra bedrag van € 1.000,-- zal worden ingelegd voor het saneringskrediet en ten goede zal komen aan de schuldeisers. Het aangeboden percentage zal daarom hoger uitvallen, in het voordeel van de crediteuren.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft medische klachten en is niet in staat om te werken. Zij heeft enige tijd vrijwilligerswerk verricht, maar heeft dit vrijwilligerswerk in verband met haar medische klachten moeten staken. Voor de medische klachten is zij onder behandeling en staat zij op de wachtlijst voor een operatie. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. Verzoekster staat sinds 8 juni 2015 onder beschermingsbewind. Haar vaste lasten worden door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Essent stemt als enige niet met de aangeboden schuldregeling in. Zij heeft een vordering van
€ 2.525,57 op verzoekster, welke 23,65 % van de totale schuldenlast beloopt.
Ter zitting heeft de advocaat verzocht om Essent te veroordelen in de proceskosten.

3..Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Essent geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Essent bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Essent in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Essent een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 23,65 %.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zes van de zeven schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan. De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Modus Vivendi. Op grond van artikel 48, eerste lid, sub c van de Wet op het consumentenkrediet is zij bevoegd om een buitengerechtelijke regeling te beproeven. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster heeft enige tijd vrijwilligerswerk verricht, maar heeft deze werkzaamheden wegens lichamelijke klachten moeten staken. Zij is onder behandeling voor de medische klachten en staat op de wachtlijst voor een operatie. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Essent, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Essent te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
De rechtbank ziet in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om Essent ingevolge art. 287a lid 6 Fw in de proceskosten te veroordelen.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Essent om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- compenseert de proceskosten en wel in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 april 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.