ECLI:NL:RBROT:2022:375
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Havensteder en een gedaagde huurder. De eiseres, Havensteder, heeft de gedaagde aangeklaagd wegens een aanzienlijke huurachterstand van € 7.825,88, die was opgebouwd tot en met december 2021. De gedaagde, die in persoon procedeerde, heeft de hoogte van de huurachterstand niet betwist, maar heeft zich beroepen op persoonlijke omstandigheden, waaronder de gevolgen van de toeslagenaffaire, die haar in staat zouden hebben gesteld om de huur niet te betalen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar stellingen te onderbouwen.
De procedure begon met een dagvaarding van 26 augustus 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 16 december 2021. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde sinds februari 2021 geen huur meer heeft betaald en dat er geen eerdere communicatie met de verhuurder heeft plaatsgevonden over haar betalingsproblemen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gedaagde ernstig in gebreke is gebleven met haar verplichtingen als huurder.
De vordering van Havensteder tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde is toegewezen. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op 14 dagen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de buitengerechtelijke kosten en de vervallen rente. Tevens is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Havensteder direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ondanks eventuele hoger beroep mogelijkheden van de gedaagde.