ECLI:NL:RBROT:2022:3744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
C/10/635103 / KG ZA 22-202
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van gegevens over debiteurenportefeuilles en pandrecht in kort geding

In deze zaak heeft de coöperatie Rabobank U.A. een kort geding aangespannen tegen verschillende besloten vennootschappen, waaronder Direct Pay Services B.V. en Direct Pay Beheer B.V., met als doel inzage te verkrijgen in de debiteurenportefeuilles van deze vennootschappen. Rabobank stelt dat zij een pandrecht heeft op de vorderingen van Direct Pay c.s. en vordert dat deze vennootschappen de benodigde informatie verstrekken om haar pandrecht te kunnen uitoefenen. De vennootschappen hebben echter betwist dat er een pandrecht op de debiteurenportefeuilles van de Fondsen rust. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Rabobank recht heeft op de gevraagde informatie, maar dat het verzoek om volledige debiteurendossiers te verstrekken voorbarig is, gezien de mogelijkheid van een afkoelingsperiode onder de WHOA. De vordering van Rabobank tot het verbieden van de verkoop van vorderingen door Direct Pay c.s. is toegewezen, tenzij zij binnen zeven dagen een verzoek tot afkoeling indienen. De vordering van de Fondsen om Rabobank te verbieden zich te beroepen op een pandrecht is eveneens toegewezen, omdat Rabobank niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een pandrecht heeft op de debiteurenportefeuilles van de Fondsen. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij Rabobank in de proceskosten van de Fondsen is veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/635103 / KG ZA 22-202
Vonnis in kort geding van 22 april 2022
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaten mr. E.E. Neele, mr. K.W.C. Geurts en mr. R.M. Vermaire te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIRECT PAY SERVICES B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIRECT PAY BEHEER B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEBCASSO B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIRECT PAY CREDIT MANAGEMENT SERVICES B.V.,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MCFACTOR B.V.,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEBTSCAN B.V.,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROYALSOFT B.V.,
alle kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in voorwaardelijke reconventie,
advocaten mr. S.W. van den Berg en mr. J.F. Fliek te Amsterdam,
en
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CE CREDIT MANAGEMENT INVEST FUND 1 B.V.,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CE CREDIT MANAGEMENT III B.V.,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CE CREDIT MANAGEMENT IV B.V.,
alle kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaten mr. J.P.M. Borsboom en mr. G.N. van Kooten te Rotterdam.
Partijen zullen hierna afzonderlijk Rabobank, DP Services, DP Beheer, Webcasso, DP Credit Management, McFactor, Debtscan, RoyalSoft, Fonds I, Fonds III en Fonds IV genoemd worden. Gedaagden 1 t/m 7 worden gezamenlijk aangeduid als Direct Pay c.s.
Gedaagden 8 t/m 10 worden gezamenlijk aangeduid als de Fondsen.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 17 maart 2022, met 48 producties;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van de Fondsen, met 9 producties;
  • de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie van Direct Pay c.s., met 13 producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte houdende aanvulling eis van Rabobank, met productie 49;
  • de producties 10 en 11 van de Fondsen;
  • de mondelinge behandeling op 12 april 2022;
  • de pleitnota van Rabobank, met een aanvullende productie;
  • de pleitnota van Direct Pay c.s.;
  • de pleitnota van de Fondsen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Direct Pay c.s. vormen samen een groep ondernemingen die zich bezig houdt met incasso en factoring, debiteurenbeheer, creditmanagement en vorderingenbeheer. DP Beheer houdt alle aandelen in DP Services, Webcasso, DP Credit Management en RoyalSoft.
[naam 1] is enig bestuurder van voormelde vijf vennootschappen.
DP Services en Webcasso zijn op hun beurt enig aandeelhouder van McFactor respectievelijk Debtscan. [naam 1] is indirect bestuurder van McFactor en Debtscan.
2.2.
Tussen Rabobank en Direct Pay c.s. bestaat in ieder geval sinds september 2009 een financieringsrelatie. De laatste (her)financieringsovereenkomst dateert van 14 oktober 2020, op grond waarvan Rabobank aan Direct Pay c.s. een krediet heeft verstrekt van
€ 20.000.000,-. In artikel 2 van de financieringsovereenkomst is bepaald dat het krediet loopt tot 31 december 2021, op welke datum het krediet volledig moet zijn afgelost.
Artikel 3 luidt, voor zover relevant, als volgt:
Welke zekerheden vragen wij?
U of een ander geeft ons één of meer zekerheden. Geeft een ander zekerheid? Dan zorgt u ervoor dat dit ook gebeurt. Hieronder staat welke zekerheden worden gegeven.
Pandrechten
Een pandrecht op:
- alle huidige en toekomstige bedrijfsmiddelen van u; en
- alle huidige en toekomstige rechten/vorderingen van u met alle rechten en zekerheden die samenhangen met deze rechten/vorderingen, waaronder ook alle rechten uit verzekeringsovereenkomsten.
Het pandrecht is een eerste pandrecht. Dat is anders als hiervoor is vermeld dat op het onderpand al een ouder pandrecht voor een ander rust. Ook eventuele bestaande pandrechten van ons blijven in stand. U verklaart dat op dit onderpand geen andere beperkte rechten, geen gebruiksrechten en geen beslagen rusten dan hiervoor vermeld. U kunt daarbij bijvoorbeeld ook denken aan een vruchtgebruik voor een ander.
De Algemene voorwaarden voor verpanding van de Rabobank voor zakelijke financieringen 2020 zijn van toepassing op het pandrecht.
Wat geldt verder nog?
Vestigen van zekerheden bij deze overeenkomst
U vestigt hierbij de zekerheden die in de algemene voorwaarden en in de Algemene Bankvoorwaarden staan beschreven. Bijvoorbeeld een pandrecht op een vordering, zoals een vergoedingsrecht dat u op elkaar heeft. Wat een 'vergoedingsrecht' is, leest u in de algemene voorwaarden.
Gaat het om een vordering die u op elkaar of op ons heeft? Dan deelt u hierbij het pandrecht aan elkaar en aan ons mee, zodat het een openbaar pandrecht is.
Waarvoor gelden de zekerheden?
Alle zekerheden die u of een ander vestigt, gelden voor alle schulden van ieder van u aan ons. Dit kunnen schulden zijn die u nu al heeft of later kunt hebben. Zowel in verband met deze overeenkomst als uit een andere rechtsverhouding tussen u en ons. Dat is anders als dat hiervoor bij een zekerheid concreet is vermeld.
Wij laten u weten welke documenten u of een ander moet tekenen. En wat u verder nog moet doen voor het vestigen of geven van de zekerheden. U betaalt de kosten voor het vestigen van deze zekerheden.
(…)”
Artikel 4 luidt, voor zover relevant, als volgt:
“(…)
Informatie die u aan ons moet geven
In de algemene voorwaarden leest u in 'Hoofdstuk 6: Welke afspraken gelden voor elke financiering?' in de paragraaf 'Bepalingen over informatie geven en ontvangen' welke afspraken gelden voor de informatie die u aan ons moet geven. Wij spreken verder het volgende met u af.
Financiële informatie
U geeft ons elk jaar de volgende informatie:
- de geconsolideerde jaarrekening en het jaarcertificaat van Direct Pay Beheer BV over het laatste afgesloten boekjaar en uw consolidatiestaat, uiterlijk op 1 september van het lopende boekjaar. De geconsolideerde concept jaarrekening over 2019 ontvangen wij per omgaande, de definitieve geconsolideerde jaarrekening over 2019 ontvangen wij uiterlijk 1 november 2020; en
- een budget- of rentabiliteitsprognose die inzicht geeft in uw verlies & winst, balans en kasstroom voor het komende boekjaar, uiterlijk op 1 december van het lopende boekjaar.
U geeft ons elk kalenderkwartaal de volgende informatie:
- de geconsolideerde kwartaalcijfers en het kwartaalcertificaat van Direct Pay Beheer BV over het laatste kwartaal, inclusief inzicht in de realisatie van de liquiditeitsprognose over de voorgaande periode en inclusief een specificatie van vorderingen op groepsmaatschappijen en overige derden en een specificatie van leningen van derden;
- uw liquiditeitsprognose op 13 weeks rolling basis; en
- een lijst op hoofdlijnen met vorderingen c.q. specificatie van klantportefeuilles die vallen onder het pandrecht, zowel belast als onbelast.
Tenzij u hiervoor iets anders leest, geeft u ons deze informatie uiterlijk op 15 februari, 15 mei,
15 augustus en 15 november van ieder boekjaar.
Daarnaast geeft u ons op ons eerste verzoek een meer gedetailleerd inzicht in de opbouw en samenstelling van de portefeuilles vorderingen en geeft u op eerste verzoek een externe partij opdracht om een audit te doen.
(…)”
2.3.
Op de financieringsovereenkomst van oktober 2020 zijn de Algemene Bankvoorwaarden (hierna: AB) en de Algemene voorwaarden voor bedrijfsfinancieringen van de Rabobank 2018 (hierna: AV bedrijfsfinancieringen) van toepassing.
Artikel 17 AB bepaalt:
“Voor de uitvoering van onze dienstverlening hebben wij informatie van u nodig. Als wij daarom vragen, geeft u die aan ons. Het kan ook zijn dat wij u niet om informatie vragen, maar dat u behoort te begrijpen dat wij die nodig hebben. Ook die informatie geeft u ons dan.”
Hoofdstuk 6, artikel 15 AV bedrijfsfinancieringen bepaalt:
“1 Is er iets veranderd in uw situatie of die van uw zekerheidgevers? Of verwacht u dat er iets gaat veranderen? Dan moet u ons dat meteen laten weten als dit belangrijk voor ons kan zijn. Bijvoorbeeld in verband met de financiering en de zekerheden.
2 Doet zich een gebeurtenis voor waardoor een beëindigingsgrond ontstaat of zou kunnen ontstaan? Dan moet u ons dat meteen laten weten. Ook moet u ons laten weten wat de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis zijn.
3 Vragen wij u om informatie? Dan moet u ons die informatie meteen geven. Op de manier die wij vragen. Dit kan ook inhouden dat u ons documenten moet geven. Wij mogen u die informatie bijvoorbeeld vragen om inzicht te krijgen in de waarde van het onderpand, of om aan wettelijke eisen te kunnen voldoen. Wij mogen deze informatie ook bij anderen opvragen.
4 Als u ons informatie geeft of moet geven, moet u dit tijdig, volledig en naar waarheid doen. U houdt hierbij geen relevante feiten en omstandigheden achter. U moet zorgen dat wij ons een realistisch beeld kunnen vormen over de situatie.”
Hoofdstuk 10, artikel 13 AV bedrijfsfinancieringen bepaalt:
“Uw betalingsverkeer moet lopen via een of meer rekeningen-courant bij ons.”
2.4.
Op 14 oktober 2020 hebben Direct Pay c.s. aan Rabobank een pandrecht verstrekt. Daarin is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
• Alle huidige en toekomstige voorraden;
• Alle huidige en toekomstige inventaris;
• Alle huidige en toekomstige Transportmiddelen.
• Alle ten tijde van registratie van deze akte bestaande rechten/ vorderingen van de pandgever op derden met alle daaraan verbonden rechten en zekerheden en alle rechten/ vorderingen die worden verkregen uit ten tijde van de registratie van deze akte bestaande rechtsverhoudingen tussen de pandgever en derden, zoals deze onder meer blijken uit zijn administratie, correspondentie of andere gegevens van de pandgever, daaronder begrepen intercompanyvorderingen, regresvorderingen, vorderingen in rekening-courant en rechten die de pandgever jegens derden kan uitoefenen krachtens artikel 2:403 BW, met alle daaraan verbonden rechten en zekerheden, en ter zake van alle bedoelde rechten/ vorderingen de rechten uit verzekeringsovereenkomsten.
(…)
Onverminderd het bepaalde in de Algemene voorwaarden van verpanding van de Rabobank 2008 verbindt de pandgever zich terstond van de reeds bestaande rechten/ vorderingen met alle daaraan verbonden rechten en zekerheden en rechten/ vorderingen die (rechtstreeks) zullen worden verkregen uit reeds bestaande rechtsverhoudingen met derden met alle daaraan verbonden rechten en zekerheden op een door de bank aan te geven wijze aan de bank een overzicht te verstrekken, en dit overzicht terstond te zenden of af te geven aan de bank. De bank kan overlegging verlangen van bescheiden, informatiedragers of andere zaken, zoals kopiefacturen, uitvoervergunningen die betrekking hebben op de verpande c.q. middels deze akte te verpanden rechten/ vorderingen, in welk geval de pandgever deze bij zijn overzicht zal voegen.
De pandgever verbindt zich rechten/ vorderingen op derden met alle daaraan verbonden rechten en zekerheden die na registratie van deze akte zullen ontstaan, en rechten/ vorderingen die rechtstreeks zullen worden verkregen uit rechtsverhoudingen die na registratie van deze akte zullen ontstaan, door middel van de door de bank gewenste vervolgpandakten aan de bank te verpanden.
(…)”
Artikel 12 lid 2 AV verpanding bepaalt:
“U moet alles doen of nalaten wat wij nodig vinden als wij het pandrecht uitwinnen of willen uitwinnen. (…)”
2.5.
In eerdere tussen Rabobank en Direct Pay c.s. gesloten financieringsovereen-komsten en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden staan vergelijkbare bepalingen over verpanding en informatieverschaffing.
2.6.
De Fondsen zijn opgericht in 2014 (Fonds III), 2017 (Fonds IV) en 2019 (Fonds I). Fonds IV en I zijn genoteerd aan de Euronext Growth te Brussel. [naam 2], de broer van [naam 1], is indirect bestuurder van de Fondsen.
2.7.
De Fondsen hebben door middel van de uitgifte van obligaties externe gelden ter hoogte van EUR 116 miljoen aangetrokken voor de aankoop van debiteurenportefeuilles. Die portefeuilles hebben zij gekocht van DP Services. De Fondsen hebben een Service Level Agreement (hierna: SLA) gesloten met DP Services, op grond waarvan DP Services debiteurenportefeuilles voor eigen rekening koopt om deze vervolgens door te verkopen aan de Fondsen door middel van een stille cessie. Daarnaast voert DP Services het beheer over de debiteurenportefeuilles. Als vergoeding voor deze diensten ontvangt DP Services de zogenaamde overwinst, zijnde de opbrengst die overblijft nadat de Fondsen alle verplichtingen waaronder de verplichtingen jegens de obligatiehouders hebben voldaan.
2.8.
Eind 2021 hebben de Fondsen DP Services de opdracht gegeven (delen van) hun debiteurenportefeuilles te verkopen. De opbrengst van die verkoop is bedoeld om de obligatieleningen van Fonds IV en Fonds I af te lossen. De aflossing van de door Fonds IV uitgegeven obligatieleningen is gepland op 4 augustus 2022. De aflossing van de door Fonds I uitgegeven obligaties is pas over meerdere jaren na nu aan de orde.
2.9.
Het openstaande krediet van DP bij Rabobank bedroeg op 31 december 2021 bijna € 19 miljoen. Dat krediet had op die datum afgelost dienen te worden, doch dat is niet gebeurd. Direct Pay c.s. ervaren financiële problemen en hebben besloten tot verkoop van hun debiteurenportefeuilles over te gaan.
2.10.
De Fondsen en Direct Pay c.s. hebben deskundige bijstand ingeroepen om tot een gecontroleerde afwikkeling te komen. In dat kader hebben zij hun portefeuilles gebundeld, zodat portefeuilles bestaande uit bundels van gelijksoortige vorderingen (samengesteld uit vorderingen van DP en van de Fondsen) te koop kunnen worden aangeboden.
2.11.
Bij brief van 4 januari 2022 heeft Rabobank aan DP Beheer onder meer medegedeeld dat de financieringsovereenkomst is geëindigd zonder dat het openstaande krediet is afgelost en is DP Beheer gesommeerd uiterlijk op 11 januari 2022 de volledige financiering terug te betalen.
2.12.
De verkoop van de onder 2.10. bedoelde bundels is inmiddels ter hand genomen en geschiedt in tranches. In januari 2022 is een tranche met betrekking tot telecomvorderingen (portefeuille Ennio I) verkocht. In maart 2022 is een tranche met betrekking tot energievorderingen (portefeuille Ennio II) verkocht. Deze verkopen hebben ongeveer € 10 miljoen opgeleverd. Dit bedrag is niet aan Rabobank betaald en ook niet via rekeningen bij haar.
2.13.
Direct Pay c.s. en de Fondsen treffen thans voorbereidingen voor de verkoop van bestaande vorderingen met een vonnis (portefeuille Morricone). De opbrengst van deze bundel wordt geschat op ca. € 25 miljoen.
De informatie
2.14.
Op 20 januari 2022 heeft Rabobank aan de voorzieningenrechter te Rotterdam verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag en gerechtelijke bewaring met de aanstelling van een gerechtelijk bewaarder. Het gaat, samengevat, om onderstaande bescheiden (hierna gezamenlijk: de Bescheiden):
afschrift van alle akten (van cessie) daterende van 17 juli 2006 tot en met het moment van beslaglegging waarbij Direct Pay c.s. vorderingen hebben verkregen;
afschrift van alle akten (van cessie) daterende van 17 juli 2006 tot en met het moment van beslaglegging waarbij Direct Pay c.s. vorderingen hebben vervreemd;
afschrift van alle akten (van verpanding) daterende van 17 juli 2006 tot en met het moment van beslaglegging waarbij Direct Pay c.s. vorderingen hebben verpand, anders dan de akten waarbij Direct Pay c.s. een pandrecht aan Rabobank hebben verstrekt;
opgave van de huidige, dat wil zeggen op of omstreeks het moment van beslaglegging bestaande, debiteuren van Direct Pay c.s., met naam, adres, grondslag en hoogte van de vordering en de bankrekening waarop is of moet worden betaald;
opgave van de huidige, dat wil zeggen op of omstreeks het moment van beslaglegging bestaande, debiteuren van de Fondsen, met naam, adres, grondslag en hoogte van de vordering en de bankrekening waarop is of moet worden betaald;
opgave van de actuele, dat wil zeggen meest recente, debiteurenadministratie, althans administratie omtrent de vorderingen, van Direct Pay c.s.; onder administratie verstaat Rabobank hierbij de volledige administratie;
opgave van de actuele, dat wil zeggen meest recente, debiteurenadministratie, althans administratie omtrent de vorderingen, van de Fondsen; onder administratie verstaat Rabobank hierbij de volledige administratie;
de specificatie, en/of het overzicht en/of de (digitale) bescheiden omtrent de (portefeuilles bestaande uit) vorderingen op consumenten die op of omstreeks het moment van beslaglegging eigendom zijn van Direct Pay c.s.;
de specificatie, en/of het overzicht en/of de (digitale) bescheiden omtrent de (portefeuilles bestaande uit) vorderingen op consumenten die op of omstreeks het moment van beslaglegging eigendom zijn van de Fondsen.
2.15.
Bij beschikking van 24 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter te Rotterdam het verzoek tot het leggen van bewijsbeslag toegewezen, met de aanstelling van DigiJuris B.V. te Amersfoort als gerechtelijk bewaarder.
2.16.
Op 3 februari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder conservatoir bewijsbeslag gelegd op de Bescheiden. De Bescheiden (zowel fysieke documenten als digitale kopieën) bevinden zich thans bij de gerechtelijk bewaarder.
2.17.
Rabobank en Direct Pay c.s. hebben gesprekken en correspondentie gevoerd over een minnelijke oplossing, maar hebben geen overeenstemming kunnen bereiken.

3..De eis in conventie

3.1.
Rabobank vordert in de dagvaarding bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1.
primair: gedaagden hoofdelijk te gelasten aan Rabobank te verstrekken dan wel Rabobank inzage te verschaffen in:
a. primair de Bescheiden zoals beschreven in nr. 8.7 van de dagvaarding (noot vzr: in de dagvaarding is abusievelijk nr. 8.5 vermeld, Rabobank heeft dat ter zitting hersteld);
b. subsidiair een door de voorzieningenrechter bepaald deel van de Bescheiden;
c. meer subsidiair bescheiden die naar het oordeel van de voorzieningenrechter noodzakelijk zijn in het kader van het kunnen uitwinnen van het pandrecht van Rabobank;
ten aanzien van deze Bescheiden die zich ten gevolge van het door Rabobank
gelegde bewijsbeslag reeds bevinden bij de gerechtelijk bewaarder, te bepalen dat de wijze waarop het hiervoor onder 1. bedoelde verstrekken, dan wel
verschaffen van inzage, zal plaatsvinden door afgifte door de gerechtelijk
bewaarder van de door haar bewaarde (elektronische) kopieën van die Bescheiden na betekening van dit vonnis;
2.
subsidiair: te bepalen dat, indien de wijze van het hiervoor onder 1. bedoelde verstrekken, dan wel verschaffen van inzage, niet kan plaatsvinden door afgifte
van door de gerechtelijk bewaarder van de door haar bewaarde (elektronische)
kopieën van de Bescheiden (zoals beschreven in nr. 8.7 van de dagvaarding),
gedaagden te gelasten om binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis aan
Rabobank te verstrekken, dan wel Rabobank inzage te verschaffen in, de Bescheiden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag dat gedaagden hiermee in gebreke zijn, althans op straffe van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
zowel primair als subsidiair:
3. gedaagden te gebieden om medewerking te verlenen aan het inzichtelijk en
beschikbaar maken van de Bescheiden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag waarbij een dagdeel als dag wordt gerekend, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen som per dag of dagdeel dat zij daarmee geheel of ten dele in gebreke blijft na het wijzen van het vonnis;
4. Direct Pay c.s. te gelasten om binnen twee weken na datum vonnis en vervolgens op het eerste verzoek van Rabobank na het verstrijken van telkens minimaal vier weken nadat aan een eerder verzoek is voldaan, tot het moment dat Direct Pay c.s. de vordering van Rabobank uit hoofde van de financieringsovereenkomst in het geheel hebben voldaan, dan wel de vordering op een andere wijze teniet is gegaan, aan Rabobank schriftelijk, nauwkeurig en gespecificeerd een opgave te verstrekken van de huidige debiteuren van Direct Pay c.s., waarin ten minste de naam, het adres, de grondslag van de vordering van Direct Pay c.s. op de debiteur en de betaalrekening waarop is of moet worden betaald aan Direct Pay c.s. door de debiteur zijn opgenomen, alsmede de mutaties in deze gegevens ten opzichte van de voorgaande periode van vier weken, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- voor elke dag of deel daarvan dat Direct Pay c.s. hiermee in gebreke zijn, althans op straffe van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
5. Direct Pay c.s. te veroordelen tot betaling aan Rabobank tegen een behoorlijk bewijs van kwijting van de beslagkosten van € 7.477,78;
6. Direct Pay c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
Bij akte heeft Rabobank haar vorderingen aangevuld, in die zin dat:
primair: het gedaagden verboden wordt om de vorderingen waar Rabobank een pandrecht op claimt te verkopen en/of te leveren, zulks op straffe van verbeurte van een hoofdelijk aan gedaagden op te leggen dwangsom van € 1.000.000,- voor iedere vordering die in weerwil van voornoemd verbod, na het in deze te wijzen vonnis, alsnog wordt verkocht en/of geleverd; althans
subsidiair: het Direct Pay c.s. verboden wordt om de vorderingen van Direct Pay c.s. te verkopen en/of te leveren, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000.000,- voor iedere vordering die in weerwil van voornoemd verbod, na het in deze te wijzen vonnis, door Direct Pay c.s. alsnog wordt verkocht en/of geleverd.
3.3.
Direct Pay c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Rabobank in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
De Fondsen concluderen tot niet-ontvankelijk verklaring van Rabobank in haar vorderingen, althans Rabobank deze te ontzeggen, met veroordeling van Rabobank in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De voorwaardelijke eis in reconventie van Direct Pay c.s.

4.1.
Direct Pay c.s. vorderen in reconventie, voor het geval de voorzieningenrechter zou oordelen dat Rabobank in haar verhouding tot Direct Pay c.s. ook recht heeft op inzage in stukken die haar in staat stellen tot uitwinning van haar pandrecht over te gaan, Rabobank te verbieden om tot uitwinning over te gaan voordat is beslist op het door Direct Pay c.s. in te dienen verzoek tot het gelasten van een afkoelingsperiode op grond van artikel 376 Fw, onder de voorwaarde dat Direct Pay c.s. dit verzoek binnen zeven dagen na het in dit kort geding te wijzen vonnis, of een andere door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, indient, met veroordeling van Rabobank in de proceskosten en uitvoerbaar bij voorraad.
4.2.
Rabobank concludeert tot afwijzing van de voorwaardelijke eis in reconventie, met veroordeling van Direct Pay c.s. in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De eis in reconventie van de Fondsen

5.1.
De Fondsen vorderen in reconventie, uitvoerbaar bij voorraad, Rabobank te veroordelen te gehengen en te gedogen dat de Fondsen overgaan tot verkoop van de debiteurenportefeuilles en (i) zich te onthouden van mededelingen die aan de ongestoorde verkoop door de Fondsen in de weg staan en (ii) jegens de koper(s) van de debiteurenportefeuilles geen beroep te doen op haar gepretendeerde pandrecht, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000.000,- voor iedere overtreding, met veroordeling van Rabobank in de kosten het geding.
5.2.
Rabobank concludeert tot afwijzing van de eis in reconventie, met veroordeling van de Fondsen in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
6. De beoordeling van het geschil in conventie
6.1.
Het spoedeisend belang staat tussen partijen terecht vast.
6.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de in nr. 8.7 van de dagvaarding vermelde Bescheiden identiek zijn aan de in het toegewezen verzoek tot het leggen van bewijsbeslag omschreven bescheiden (zie r.o. 2.14.). Bij de beoordeling van de vraag of en welke bescheiden gedaagden dienen te verstrekken en/of inzage dienen te verlenen aan Rabobank, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de debiteurenportefeuilles van Direct Pay c.s. enerzijds en die van de Fondsen anderzijds. Daarbij verdient opmerking dat Rabobank, wat betreft de portefeuilles van de Fondsen, zowel van haar contractspartij Direct Pay c.s. als van de Fondsen, met wie zij geen contractuele relatie heeft, overlegging van dezelfde documenten vordert, op te onderscheiden gronden.
De debiteurenportefeuilles van Direct Pay c.s.
6.3.
De onder r.o. 2.14. omschreven punten 1. t/m 4., 6. en 8. hebben betrekking op de debiteurenportefeuilles van Direct Pay c.s.
Rabobank stelt primair dat Direct Pay c.s. uit hoofde van de pandakte en de financieringsovereenkomst verplicht zijn om (i) alle informatie te verstrekken die Rabobank nodig heeft in het kader van haar dienstverlening wanneer zij hierom verzoekt, (ii) een lijst op hoofdlijnen te verstrekken met vorderingen die vallen onder het pandrecht en (iii) op eerste verzoek een meer gedetailleerd inzicht in de opbouw en samenstelling van de portefeuilles met vorderingen te verschaffen. Alle bescheiden die in beslag zijn genomen, zijn stukken die Direct Pay c.s. contractueel verplicht zijn om over te leggen.
6.4.
Op 31 december 2021 is de financieringsovereenkomst geëxpireerd. Vanaf dat moment verkeren Direct Pay c.s. in verzuim met de terugbetaling van de schuld van circa
€ 19,5 miljoen. Rabobank is daarom genoodzaakt en gerechtigd haar pandrecht uit te oefenen door haar pandrecht openbaar te maken of het onderpand te verkopen om zich vervolgens op de opbrengst daarvan te kunnen verhalen. Daarom heeft Rabobank ook alle informatie nodig die deze executie mogelijk maakt.
6.5.
Subsidiair doet Rabobank een beroep op artikel 843a Rv tot het verkrijgen van (inzage in) deze bescheiden.
Meer subsidiair geldt dat uit de systematiek van de wet en de jurisprudentie van de Hoge Raad omtrent de aard en strekking van het stil pandrecht op vorderingen op naam volgt dat Rabobank als pandhouder recht heeft op informatie over de aan Rabobank verpande vorderingen.
6.6.
Direct Pay c.s. erkennen dat de portefeuilles die tot haar vermogen behoren aan Rabobank verpand zijn en dat Rabobank recht heeft op informatie aan de hand waarvan zij haar zekerhedenpositie in kaart kan brengen. Die informatie is ten dele reeds bij e-mail van 11 april 2022 (productie 1) aan Rabobank verschaft. In zoverre heeft Rabobank dus geen belang bij toewijzing van haar vordering.
6.7.
Het gaat, wat de eigen portefeuille van Direct Pay c.s. betreft, om de (verdere) informatie die Rabobank nodig heeft om haar pandrecht openbaar te maken en eventueel uit te winnen. Dat zijn met name de NAW-gegevens van de debiteuren.
Direct Pay c.s. verzoeken de vorderingen van Rabobank, voor zover zij zien op informatie die Rabobank in staat zou stellen tot uitwinning van haar pandrecht over te gaan, af te wijzen op grond van een belangenafweging. Direct Pay c.s. en de Fondsen zijn bezig met een gecontroleerde afwikkeling van hun debiteurenportefeuilles. Een gecontroleerde afwikkeling leidt tot de hoogste opbrengst en is daarom in het belang van de gezamenlijke stakeholders bij Direct Pay c.s. en de Fondsen. De Rabobank lijdt hierdoor geen schade. De waarde van haar zekerheden is juist hoger bij een gecontroleerde afwikkeling dan wanneer zij zelf tot uitwinning over zou gaan.
Direct Pay c.s. hebben verder verklaard dat zij voornemens zijn een verzoek tot het gelasten van een afkoelingsperiode in het kader van een onderhands akkoord betreffende de herstructurering van schulden ex artikel 376 Fw in te dienen bij de rechtbank. Een eventuele toewijzing van de vordering betreffende meerbedoelde informatie, en de daarbij behorende individuele executiemaatregelen tegen Direct Pay c.s., zouden een WHOA-traject onmogelijk maken, zodat de beslissing op dat verzoek moet worden afgewacht.
6.8.
De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat op de debiteurenportefeuilles van Direct Pay c.s. een pandrecht ten gunste van Rabobank rust en dat Rabobank in beginsel contractueel recht heeft op alle informatie betreffende die portefeuilles, niet alleen de informatie die nodig is om haar onderpand in kaart te brengen, maar ook de informatie die nodig is om haar rechten als pandhouder uit te kunnen oefenen. Voorts is niet in geschil dat de gevorderde Bescheiden (voor zover die zien op Direct Pay c.s.) onder die informatie vallen.
6.9.
Direct Pay c.s. hebben geen concreet verweer gevoerd tegen afgifte van alle akten van cessie en verpanding vanaf 17 juli 2006 (zijnde de oprichtingsdatum van DP Services en DP Beheer) tot en met het moment van beslaglegging (punten 1. t/m 3. onder r.o. 2.14.). Ter zitting hebben Direct Pay c.s. erkend dat er sprake is van een leningsovereenkomst met een derde, waarbij een pandrecht door die derde is bedongen, en dat die documenten nog niet aan Rabobank zijn verstrekt. Rabobank heeft een reëel belang bij verkrijging van de stukken inzake cessie en verpanding. Direct Pay c.s. dienen deze stukken daarom te verstrekken aan Rabobank.
6.10.
Direct Pay c.s. worden eveneens veroordeeld tot afgifte van de onder punt 4. en 8. omschreven gegevens van hun debiteuren. Duidelijk is dat Rabobank recht en belang heeft bij de NAW-gegevens van de debiteuren en de grondslag van de vorderingen. Zij heeft ter zitting in dat verband toegelicht dat zij met
grondslagbedoelt een nadere aanduiding uit welk type overeenkomst de vordering voortvloeit (bijvoorbeeld een telecom- of energiecontract) en of de vordering valt onder de Wet op het consumentenkrediet. Die gegevens zeggen iets over de verhandelbaarheid en daarmee de waarde van de vorderingen en zijn dus in redelijkheid voor Rabobank van belang.
Het belang van Direct Pay c.s. bij het voorkomen van uitwinning van het pandrecht door Rabobank omdat zij thans bezig zijn met een gecontroleerde afwikkeling van hun portefeuilles, weegt daar niet tegenop. Rabobank heeft ter zitting verklaard dat zij niet van plan is om zelf tot uitwinning over te gaan, maar dat zij, als aflossing op het krediet achterwege blijft en andere oplossingen door Direct Pay c.s. van de hand worden gewezen, een opdracht daartoe aan een professionele partij zal geven, omdat zij anders vreest dat haar aanzienlijke vordering op Direct Pay c.s. onbetaald zal blijven.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door Rabobank genoemde situatie er een is waarvoor bij uitstek dergelijke pandrechten worden bedongen. De vrees van Rabobank is ook reëel, nu ter zitting is bevestigd dat de opbrengsten uit de Ennio-I en Ennio-II verkoop voor wat betreft het deel dat toebehoort aan Direct Pay c.s. niet zijn gestort op de door Direct Pay c.s. bij Rabobank gehouden rekeningen. Daartoe waren en zijn zij wel verplicht op grond van hoofdstuk 10, artikel 13 AV bedrijfsfinancieringen (zie r.o. 2.3.). De redenen die Direct Pay c.s. daarvoor ter zitting hebben gegeven, vormen geen rechtvaardiging. Rabobank hoeft, gelet op de pandrechten, geen genoegen te nemen met het afwachten van de resultaten van de door Direct Pay c.s. uitgestippelde maar door Rabobank niet geaccordeerde strategie.
Het door Direct Pay c.s. op 11 april 2022 verstrekte overzicht van debiteuren is dan ook ontoereikend en bedoeld deel van de vordering is toewijsbaar.
De betreffende gegevens bevinden zich reeds bij de gerechtelijk bewaarder, zodat verstrekking daarvan dient te geschieden door middel van afgifte door de gerechtelijk bewaarder van de door haar bewaarde (elektronische) kopieën van die gegevens.
6.11.
Dat ligt anders met de gevorderde opgave van de actuele debiteurenadministratie (punt 6.). Rabobank heeft toegelicht dat zij daarmee doelt op het volledige debiteurendossier van iedere debiteur, waaronder de onderliggende facturen en gevoerde correspondentie, met het oog op de verkoop van die vorderingen. Naar alle waarschijnlijkheid zijn die stukken niet meegenomen bij het bewijsbeslag en bevinden deze zich niet bij de gerechtelijk bewaarder. Dat betekent dat Direct Pay c.s. deze zelf zullen hebben te verzamelen.
6.12.
De voorzieningenrechter acht op zichzelf voldoende aannemelijk dat een deel van de dossiers relevant is voor het in kaart brengen van de zekerhedenpositie, waaronder de omvang van de nog openstaande vordering en het bekendmaken en uitwinnen van de pandrechten en dat Rabobank daarop, ingevolge haar overeenkomst met Direct Pay c.s., dus recht heeft. Dat geldt voor het deel van het dossier dat betrekking heeft op betalingsregelingen, adreswijzigingen etc. Een deel van de dossiers zal echter uit andere stukken bestaan waarop Rabobank geen recht kan doen gelden uit hoofde van de overeenkomsten en evenmin uit hoofde van artikel 843a Rv dan wel het systeem van de wet. Bij elk dossier dient dus te worden beoordeeld wat de relevante stukken zijn. Dat vergt, gelet op de omstandigheid dat het om (tien)duizenden dossiers gaat, een zeer aanzienlijke inspanning, met de daaraan verbonden kosten.
Daarbij is van belang dat voldoende aannemelijk is dat deze gegevens niet op geautomatiseerde wijze kunnen worden verstrekt aan Rabobank.
6.13.
Verder speelt een rol dat Direct Pay c.s. hebben aangegeven dat zij zullen verzoeken om een afkoelingsperiode in het kader van een aan te vangen WHOA-traject.
(In dat kader hebben zij de voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld, waarover in r.o. 7.2. wordt geoordeeld.)
6.14.
Gelet op het voorgaande en ervan uitgaande dat Direct Pay c.s. daadwerkelijk op korte termijn een verzoek ex artikel 376 Fw zullen indienen, acht de voorzieningenrechter het op dit moment, in het kader van een belangenafweging, voorbarig om van Direct Pay c.s. te verlangen de volledige debiteurendossiers over te leggen. Indien Direct Pay c.s. echter niet binnen zeven dagen na dit vonnis het voormelde verzoek indienen, zullen zij worden veroordeeld om, binnen vier weken na betekening van dit vonnis, de actuele (volledige) debiteurenadministratie te verstrekken aan Rabobank. Aan deze veroordeling zal een dwangsom worden verbonden, zoals in het petitum vermeld. Ter voorkoming van misverstanden wordt opgemerkt dat elk van de vennootschappen van Direct Pay c.s. haar eigen stukken dient te verstrekken, en dat de dwangsom ook slechts door de betreffende vennootschap verbeurd wordt.
6.15.
Rabobank heeft bij de door haar gevorderde medewerking van Direct Pay c.s. aan het inzichtelijk en beschikbaar maken van de betreffende Bescheiden aangevoerd dat die medewerking noodzakelijk kan zijn wanneer bij het openen van bestanden een wachtwoord of licentie nodig is. Geoordeeld wordt dat in de toewijzing van de verstrekking van een deel van de Bescheiden reeds besloten ligt dat Direct Pay c.s. ervoor zorg dienen te dragen dat Rabobank niet alleen die betreffende stukken in handen heeft maar daarin ook inzage verkrijgt. Dat is ook als zodanig erkend door Direct Pay c.s. ter zitting en zij hebben hun medewerking daaraan toegezegd. Dit gedeelte van de vordering wordt daarom bij gebrek aan belang afgewezen.
6.16.
Uit de formulering van de vordering onder 4., om Direct Pay c.s. te veroordelen tot het – op eerste verzoek van Rabobank – periodiek verstrekken aan Rabobank van een gespecificeerde opgave van de actuele debiteuren, begrijpt de voorzieningenrechter dat het gaat om eenzelfde soort overzicht als omschreven onder punt 4. van de Bescheiden (zie r.o. 2.14.). Het gaat dus om de NAW-gegevens van de debiteuren, de grondslag van de vorderingen, de bankrekening waarop moet worden betaald en de mutaties in die gegevens. De debiteurendossiers (met facturen en correspondentie) vallen daar niet onder.
Rabobank heeft, in lijn met hetgeen hiervoor werd overwogen, recht op en belang bij de gevraagde gegevens. De vordering wordt toegewezen, tenzij Direct Pay c.s. binnen zeven dagen na dit vonnis een verzoek ex artikel 376 Fw indienen bij de rechtbank. In dat geval zal er een afwikkeling van de schulden plaatsvinden in het kader van de homologatie van een onderhands akkoord. In de situatie die dan ontstaat, komt het aan op de belangen van alle schuldeisers. Rabobank heeft dan, tegen die achtergrond, voorshands onvoldoende belang bij dit gedeelte van de vordering.
Voor het geval dat verzoek niet tijdig wordt ingediend wordt aan de veroordeling, wederom per vennootschap voor de tot haar gerichte veroordeling, een dwangsom verbonden. De gevorderde dwangsom wordt beperkt en gemaximeerd.
6.17.
Voor het gevorderde verbod op Direct Pay c.s. om de vorderingen c.q. debiteurenportefeuilles van Direct Pay c.s. te verkopen en/of te leveren, geldt hetzelfde. Ook deze vordering wordt toegewezen, tenzij Direct Pay c.s. binnen zeven dagen na dit vonnis een verzoek ex artikel 376 Fw indienen bij de rechtbank. De medegevorderde dwangsom wordt beperkt en gemaximeerd.
Aan de Fondsen gecedeerde vorderingen
6.18.
De vordering jegens Direct Pay c.s. heeft ook betrekking op informatie met betrekking tot de vorderingen die zich in het vermogen van Direct Pay c.s. hebben bevonden en vervolgens zijn gecedeerd (verkocht) aan de Fondsen, voor zover de Fondsen niet worden veroordeeld om die informatie te verstrekken aan de Rabobank. Op dit onderdeel van de vordering komt de voorzieningenrechter hieronder, bij de beoordeling van de vordering jegens de Fondsen, terug.
De debiteurenportefeuilles van de Fondsen
6.19.
De onder r.o. 2.14. omschreven punten 5., 7. en 9. hebben betrekking op de debiteurenportefeuilles van de Fondsen.
6.20.
Ten aanzien van de Fondsen legt Rabobank aan de door haar gevorderde informatie over de debiteurenportefeuilles van de Fondsen primair artikel 843a Rv ten grondslag en subsidiair de voormelde systematiek van de wet en de jurisprudentie van de Hoge Raad over het stil pandrecht.
6.21.
Rabobank meent dat zowel de Fondsen als Direct Pay c.s. informatie over de debiteurenportefeuilles van de Fondsen aan Rabobank moeten verschaffen. Zij wijst op de met Direct Pay c.s. gesloten pandakte en artikel 3 van de financieringsovereenkomst, waarin is bepaald dat Rabobank een eerste pandrecht heeft op alle huidige en toekomstige rechten/vorderingen van Direct Pay c.s. met alle rechten en zekerheden die daarmee samenhangen. Omdat de portefeuilles zich in het vermogen van DP Services hebben bevonden (ook als dat maar voor even is geweest), is er een pandrecht op gevestigd. Het stil pandrecht op vorderingen op naam is een goederenrechtelijk recht dat ingevolge de pandakte tussen Rabobank en Direct Pay c.s. is komen te rusten op alle vorderingen die Direct Pay c.s. hebben verworven en dat van rechtswege op de vordering is blijven rusten, ook na de cessie aan de Fondsen. Daarom kan zij, op basis van haar contractuele verhouding met Direct Pay c.s. en de bij het pandrecht behorende informatierechten, artikel 843a Rv dan wel het systeem van de wet deze informatie ook van Direct Pay c.s. vorderen. Direct Pay c.s., in ieder geval DP Services, hebben die informatie ook daadwerkelijk, uit hoofde van het beheer van de portefeuilles voor de Fondsen, aldus Rabobank.
6.22.
Gedaagden betwisten dat er op de debiteurenportefeuilles van de Fondsen een pandrecht van Rabobank rust. De pandakte moet zo niet worden uitgelegd. Dat is nooit de bedoeling geweest en uit de historie van de financiering door Rabobank en het handelen van partijen blijkt dat Rabobank ermee heeft ingestemd dat deze portefeuilles niet aan haar zijn verpand. Subsidiair geldt dat Rabobank zich op grond van artikel 3:36 BW jegens de Fondsen niet kan beroepen op het door haar geclaimde pandrecht. Ten slotte is er niet voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv, aldus gedaagden.
6.23.
Het verweer van gedaagden treft doel.
6.24.
De financieringsovereenkomst en de pandakte tussen Rabobank en Direct Pay c.s. voorzien in verpanding van
alle vorderingenvan Direct Pay c.s. (zie r.o. 2.2. t/m 2.4.).
Anders dan Rabobank stelt, betreft het hier niet een tekst die zo glashelder is dat slechts de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis in aanmerking kan worden genomen. Deze tekst moet uitgelegd worden aan de hand van de Haviltex-maatstaf, waarbij meegewogen wordt dat de bank de pandakte heeft opgesteld en dat partijen professionele partijen zijn, maar ook dat Rabobank wist welk bedrijfsmodel Direct Pay c.s. hanteerden, en wist dat en waarom de Fondsen werden opgericht, en hoe partijen zich jegens elkaar, zowel ten tijde van de kredietrelatie als na 31 december 2021, hebben gedragen.
6.25.
Tussen partijen staat vast dat Rabobank niet bereid was om aan Direct Pay c.s. een hoger krediet te verschaffen en dat Direct Pay c.s., met medeweten van Rabobank, de Fondsen hebben opgericht teneinde geld uit de markt aan te trekken.
Direct Pay c.s. hebben door de jaren heen regelmatig informatie met betrekking tot de Fondsen gedeeld met Rabobank, zoals het credit rating report en prospectus van Fonds IV (in juli 2017), het prospectus van Fonds V (in oktober 2018) en het informatiememorandum van Fonds I (in september 2019). In die stukken is steeds vermeld dat de Fondsen een eerste pandrecht op de debiteurenportefeuilles verlenen aan de obligatiehouders. Aldus was Rabobank op de hoogte van het aan de obligatiehouders verleende eerste pandrecht. Zij heeft daarover geen vragen gesteld en daartegen geen bezwaar gemaakt.
6.26.
In oktober 2019 heeft Rabobank aan Direct Pay c.s. vragen gesteld over de verhouding tussen de Fondsen en het krediet van Rabobank. Direct Pay c.s. hebben daarop als volgt geantwoord:
“Er is geen interactie tussen het rabobank krediet en de fondsen anders dan dat de servicer activiteiten via de sla uitvoert voor de fondsen. In financiele termen heeft het rabobank krediet niets te maken met het krediet van de fondsen omdat dit andere port zijn die separaat inzichtelijk zijn in onze back office administratie.”
Rabobank heeft kennelijk, door de jaren heen, bij mededelingen aan Direct Pay c.s. over de verhouding tussen de waarde van het onderpand en het krediet bij Rabobank dan wel de dekkingsgraad, nooit gevraagd naar de waarde van de debiteurenportefeuilles die zijn gecedeerd aan de Fondsen en zij heeft ook nooit verklaard dat daarop een pandrecht rust. Integendeel, uit de overgelegde stukken blijkt dat bij de berekening van die waarden steeds werd uitgegaan van enkel de waarde van de debiteurenportefeuilles van Direct Pay c.s.
In december 2021 heeft Rabobank met DP Beheer gecorrespondeerd over de voorwaarden waaronder de financiering kon worden verlengd. Uit de brieven van 3 december 2021, 15 december 2021 en 4 januari 2022 van de Rabobank kan worden afgeleid dat zij als voorwaarde voor de verlenging onder meer stelde dat Direct Pay c.s. aan Rabobank een pandrecht tweede in rang (na de obligatiehouders) op de vorderingen van Fonds IV en een pandrecht eerste in rang op de vorderingen van Fonds III zouden verstrekken. In dat kader heeft zij als bijlage daartoe strekkende, door haar opgestelde en door Direct Pay c.s. te tekenen, pandaktes meegestuurd.
6.27.
Uit dit samenstel van gedragingen blijkt dat ook Rabobank ervan uitging, zowel tijdens de kredietrelatie als na afloop daarvan (op 4 januari 2022) dat zij geen pandrecht had op de debiteurenportefeuilles van de Fondsen. Ter zitting is door Rabobank toegegeven dat zij in de veronderstelling was dat er geen sprake was van een pandrecht. Eerst in het voorjaar van 2022 heeft Rabobank zich jegens Direct Pay c.s. op het standpunt gesteld dat zij een pandrecht eerste rang heeft op de portefeuilles van de Fondsen.
6.28.
Rabobank heeft in dit verband nog gesteld dat de portefeuilles van de Fondsen door haar krediet konden worden verworven, dat zij ervan uitging dat Direct Pay c.s., indien daaraan behoefte bestond, zouden vragen om afstand van pandrecht (zoals een keer in 2013 is gebeurd) en dat in de geconsolideerde jaarrekeningen van Direct Pay c.s. en de Fondsen ook pandrechten van Rabobank genoemd worden.
Betwist wordt dat met het krediet van Rabobank ook de portefeuilles van de Fondsen zijn gekocht; Pay Direct c.s. en de Fondsen stellen dat de Fondsen het daarvoor benodigde geld aan DP Services hebben verschaft. Ook overigens zijn dit argumenten die Rabobank niet kunnen baten. Bij de uitleg van de financieringsovereenkomst en de pandakte gaat het erom dat Direct Pay c.s. in dit geval in redelijkheid niet hoefden te begrijpen dat Rabobank ervan uitging dat het pandrecht ook rustte op de vorderingen in de portefeuilles die Direct Pay c.s. kort na verwerving doorverkochten. Rabobank mocht er in redelijkheid ook niet vanuit gaan dat Pay Direct c.s. dat zo hadden begrepen. Voor het geval in 2013 is een andere verklaring gegeven, evenals voor de vermelding in de jaarrekeningen.
In deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, moeten de financieringsovereenkomst en de pandakte voorshands zo worden uitgelegd dat met
alle vorderingenwerd gedoeld op alle vorderingen die Direct Pay c.s. zelf behielden, zodat aan Rabobank louter die vorderingen werden verpand en niet ook de vorderingen die DP Services doorverkocht aan de Fondsen. Dat past bij de gekozen structuur en bij de voor de Fondsen noodzakelijk geachte aan de obligatiehouders te verstrekken zekerheid en is geheel in overeenstemming met de wijze waarop partijen zich naar elkaar gedragen hebben. Daarbij weegt mee dat aannemelijk is dat de waarde van de aldus aan Rabobank verpande vorderingen van Direct Pay c.s. in een reële relatie stond tot de omvang van het verstrekte krediet. Naar voorlopig oordeel is dus onvoldoende aannemelijk geworden dat op de debiteurenportefeuilles van de Fondsen een pandrecht ten behoeve van Rabobank rust.
6.29.
Nu vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat het door Rabobank bedongen pandrecht zich uitstrekt tot de debiteurenportefeuilles van de Fondsen, kan zij aan dit pandrecht noch aan het systeem van de wet inzake het stil pandrecht rechten ontlenen om informatie over de debiteurenportefeuilles van de Fondsen van Direct Pay c.s. te eisen.
6.30.
Het beroep op artikel 843a Rv kan evenmin slagen. Ervan uitgaande dat er geen pandrecht rust op de debiteurenportefeuilles van de Fondsen, ontbreekt het voor dit artikel vereiste rechtmatig belang van Rabobank bij de verkrijging van de betreffende informatie.
6.31.
Gelet op het voorgaande zijn de Fondsen jegens Rabobank evenmin gehouden om de informatie te verstrekken. Waar Rabobank jegens haar contractuele wederpartij Direct Pay c.s. geen grondslag heeft om die informatie te kunnen eisen geldt dat des te meer voor haar vordering jegens de Fondsen, die derden zijn.
6.32.
Rabobank vordert Direct Pay c.s. te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De door Rabobank gemaakte kosten zijn voldoende onderbouwd. Dat betekent dat een bedrag van € 7.477,78 aan beslagkosten wordt toegewezen.
6.33.
Aangezien Rabobank en Direct Pay c.s. in hun verhouding over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de (overige) proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6.34.
Als de, in die relatie, in het ongelijk gestelde partij zal Rabobank worden veroordeeld in de proceskosten van de Fondsen. Deze kosten worden begroot op € 676,- aan griffierecht en € 1.016,- aan salaris advocaat.

7..De beoordeling van de voorwaardelijke eis in reconventie van Direct Pay c.s.

7.1.
De voorwaarde waaronder de eis in reconventie is ingesteld, is vervuld, zodat zal worden beslist op de eis in reconventie.
7.2.
Het gevorderde tijdelijke verbod op uitwinning door de Rabobank van haar pandrechten wordt toegewezen. Uitgaande van de situatie dat Direct Pay c.s. binnen zeven dagen na dit vonnis een verzoek als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw en een verzoek ex artikel 376 Fw zullen indienen, weegt het belang van Direct Pay c.s. dat Rabobank zich onthoudt van het uitwinnen van haar pandrechten zwaarder dan het belang van Rabobank bij uitwinning. Onder uitwinning wordt in dit verband tevens begrepen het openbaar maken van haar pandrechten aan de betrokken debiteuren.
7.3.
In dat verband overweegt de voorzieningenrechter dat Direct Pay c.s. een door hen ingediend verzoek ex artikel 376 Fw op de dag van indiening in kopie aan de raadslieden van Rabobank dienen te zenden. Van Direct Pay c.s. wordt voorts verwacht dat zij bij de WHOA gepaste voortvarendheid zullen betrachten en dat zij, bijvoorbeeld door te verzoeken om een observator (ex artikel 379 jo. 380 Fw), rekening zullen houden met de gerechtvaardigde belangen van Rabobank.
Dit tijdelijke verbod is een ordemaatregel, die naar haar aard komt te vervallen als het door Direct Pay c.s. in te dienen verzoek wordt afgewezen of als de WHOA om wat voor reden ook niet daadwerkelijk wordt ingezet.
7.4.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Rabobank worden veroordeeld in de proceskosten van Direct Pay c.s. Deze kosten worden begroot op € 508,- (factor 0,5 x tarief € 1.016,-) aan salaris advocaat.

8..De beoordeling van de eis in reconventie van de Fondsen

8.1.
De vordering van de Fondsen is toewijsbaar.
Nu Rabobank naar voorshands oordeel geen pandrecht heeft op de debiteurenportefeuilles van de Fondsen, is het Rabobank bij gebreke van een behoorlijke rechtsgrondslag niet toegestaan om de voorgenomen verkoop van die portefeuilles door de Fondsen op enigerlei wijze te frustreren. Zij kan immers geen rechten doen gelden. Ook als ruimte zou bestaan voor toerekening van enige kennis van de bestuurder van Direct Pay c.s. aan de Fondsen is van relevante kennis geen sprake.
Uit het voorgaande volgt dat het mededelen aan potentiële kopers dat er wel een pandrecht van Rabobank bestaat onjuist en onrechtmatig jegens de Fondsen is. Voldoende aannemelijk is dat daaruit schade kan voortvloeien, zodat een verbod – mede gelet op de houding van Rabobank tot dusver – op zijn plaats is.
8.2.
Daarbij merkt de voorzieningenrechter op, dat dit verbod uitsluitend geldt voor de portefeuilles van de Fondsen zelf. Kennelijk beogen de Fondsen en Direct Pay c.s. een gebundelde verkoop van hun portefeuilles (zie r.o. 2.10. t/m 2.13.). Ter zitting is toegelicht dat de door Direct Pay c.s. ingeschakelde deskundige dat noodzakelijk acht om de maximale opbrengst te realiseren. Die noodzaak is niet nader onderbouwd en wordt door Rabobank betwist. De voorzieningenrechter acht die noodzaak onvoldoende aannemelijk. Zelfs als die bundeling wel duidelijk betere opbrengsten genereert, is dat geen argument dat voor de beslissing mee kan wegen. De Fondsen hebben jegens Rabobank geen recht om die maximalisatie te bereiken door aan Rabobank verpande vorderingen mee te laten verkopen (door Direct Pay c.s.). Ter zitting bleek dat zij dat ook niet pretenderen en dat zij, zo nodig, de geëigende maatregelen zullen nemen om ontvlechting en separate verkoop mogelijk te maken.
8.3.
De medegevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als volgt. De opstelling van Rabobank is niet zodanig dat er zonder meer op vertrouwd kan worden dat zij dit verbod zal respecteren, hoewel de voorzieningenrechter daarvan wel uitgaat.
8.4.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Rabobank worden veroordeeld in de
proceskosten van de Fondsen. Deze kosten worden begroot op € 508,- (factor 0,5 x tarief
€ 1.016,-) aan salaris advocaat.

9..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
9.1.
veroordeelt DP Services, DP Beheer, Webcasso, DP Credit Management, McFactor, Debtscan en RoyalSoft om aan Rabobank te verstrekken dan wel Rabobank inzage te verschaffen in:
  • een afschrift van alle akten (van cessie) daterende van 17 juli 2006 tot en met het moment van beslaglegging waarbij elk van hen vorderingen hebben verkregen;
  • een afschrift van alle akten (van cessie) daterende van 17 juli 2006 tot en met het moment van beslaglegging waarbij elk van hen vorderingen hebben vervreemd;
  • een afschrift van alle akten (van verpanding) daterende van 17 juli 2006 tot en met het moment van beslaglegging waarbij elk van hen vorderingen hebben verpand, anders dan de akten waarbij Direct Pay c.s. een pandrecht aan Rabobank hebben verstrekt;
  • een opgave van de op het moment van beslaglegging bestaande debiteuren van elk van hen, met naam, adres, grondslag en hoogte van de vordering en de bankrekening waarop is of moet worden betaald;
  • de specificatie of het overzicht of de (digitale) bescheiden omtrent de (portefeuilles bestaande uit) vorderingen op consumenten die op of omstreeks het moment van beslaglegging eigendom zijn van elk van hen;
9.2.
bepaalt dat de wijze waarop het onder 9.1. bedoelde verstrekken of verschaffen van inzage zal plaatsvinden door afgifte door de gerechtelijk bewaarder van de door haar bewaarde (elektronische) kopieën van die bescheiden, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis;
9.3.
veroordeelt DP Services, DP Beheer, Webcasso, DP Credit Management, McFactor, Debtscan en RoyalSoft om, binnen vier weken na betekening van dit vonnis, aan Rabobank te verstrekken dan wel Rabobank inzage te verschaffen in de opgave van de actuele (volledige) debiteurenadministratie omtrent de vorderingen van elk van hen, tenzij Direct Pay c.s. binnen zeven dagen na dit vonnis een verzoek ex artikel 376 Fw indienen bij de rechtbank, met onmiddellijke verstrekking van een kopie van dat verzoek aan de raadslieden van de Rabobank;
9.4.
veroordeelt DP Services, DP Beheer, Webcasso, DP Credit Management, McFactor, Debtscan en RoyalSoft elk om aan Rabobank een dwangsom te betalen van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 9.3. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 250.000,- is bereikt;
9.5.
veroordeelt Direct Pay c.s. om, binnen twee weken na de betekening van dit vonnis en vervolgens op het eerste verzoek van Rabobank na het verstrijken van telkens minimaal vier weken nadat aan een eerder verzoek is voldaan, tot het moment dat Direct Pay c.s. de vordering van Rabobank uit hoofde van de financieringsovereenkomst in het geheel hebben voldaan, dan wel de vordering op een andere wijze teniet is gegaan, aan Rabobank schriftelijk, nauwkeurig en gespecificeerde een opgave te verstrekken van de huidige debiteuren van Direct Pay c.s., waarin de naam, het adres, de grondslag van de vordering van Direct Pay c.s. op de debiteur en de betaalrekening waarop is of moet worden betaald aan Direct Pay c.s. door de debiteur zijn opgenomen, alsmede de mutaties in deze gegevens ten opzichte van de voorgaande periode van vier weken, tenzij Direct Pay c.s. binnen zeven dagen na dit vonnis een verzoek ex artikel 376 Fw indienen bij de rechtbank;
9.6.
veroordeelt Direct Pay c.s. om aan Rabobank een dwangsom te betalen van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 9.5. uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 250.000,- is bereikt;
9.7.
verbiedt Direct Pay c.s. om hun vorderingen te verkopen en/of te leveren, tenzij Direct Pay c.s. binnen zeven dagen na dit vonnis een verzoek ex artikel 376 Fw indienen bij de rechtbank;
9.8.
veroordeelt Direct Pay c.s. om aan Rabobank een dwangsom te betalen van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 9.7. uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 250.000,- is bereikt;
9.9.
veroordeelt Direct Pay c.s. tot betaling aan Rabobank tegen een behoorlijk bewijs van kwijting van de beslagkosten ad € 7.477,78;
9.10.
compenseert de overige kosten van de procedure tussen Rabobank en Direct Pay c.s., in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
9.11.
veroordeelt Rabobank in de proceskosten van de Fondsen, tot op heden begroot op € 1.692,-;
9.12.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
9.13.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie, in de zaak tussen Direct Pay c.s. en Rabobank
9.14.
verbiedt Rabobank om tot uitwinning van haar pandrechten over te gaan voordat is beslist op het door Direct Pay c.s. in te dienen verzoek tot het gelasten van een afkoelingsperiode op grond van artikel 376 Fw, onder de voorwaarde dat Direct Pay c.s. dit verzoek binnen zeven dagen na dit vonnis bij de rechtbank indienen;
9.15.
veroordeelt Rabobank in de proceskosten, aan de zijde van Direct Pay c.s. tot op heden begroot op € 508,-;
9.16.
verklaart dit vonnis in voorwaardelijke reconventie uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie, in de zaak tussen de Fondsen en Rabobank
9.17.
veroordeelt Rabobank (i) te gehengen en te gedogen dat de Fondsen overgaan tot verkoop van hun eigen debiteurenportefeuilles, (ii) zich te onthouden van mededelingen die aan de ongestoorde verkoop door de Fondsen in de weg staan en (iii) jegens de koper(s) van deze debiteurenportefeuilles geen beroep te doen op een door haar gepretendeerd pandrecht;
9.18.
veroordeelt Rabobank om aan de Fondsen een dwangsom te betalen van € 50.000,- voor iedere keer dat zij niet aan de in 9.17. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000.000,- is bereikt;
9.19.
veroordeelt Rabobank in de proceskosten, aan de zijde van Direct Pay c.s. tot op heden begroot op € 508,-;
9.20.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
9.21.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. Th. Veling op 22 april 2022.
2091 / 106